Week 7 Flashcards

1
Q

Wat zijn contra-indicaties voor eletroconvulsietherapie (ECT)?

A
  • recente myocardinfarct of CVA
  • cerebraal RIP
  • feochromocytoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke plekken kunnen elektronen worden geplaatst bij ECT + wat is hun effect?

A
  1. rechts unilateraal: minste cognitieve bijwerkingen
  2. bilateraal: snelst effectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe lang duurt de kuur van ECT?

A

2x per week, gemiddeld 6-8 weken
- tot volledige remissie of plateau in herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt ECT?

A

Opwekken van een gegeneraliseerd insult door toediening elektrische stimulus leidt tot:
- toename neurotransmitters afgifte
- verandering in aantal receptoren
- toename DBNF
- neurogenese in hippocampus en amygdala
- toename metabole activiteit frontale cortex
- toename prikkeldrempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn indicaties voor ECT?

A
  1. Ernstige depressie bij ouderen, zwangeren met:
    - meditatieresistentie
    - levensbedreigende situatie
    - contra-indicatie medicație
    - eerder goed effect
  2. schizofrenie
  3. manie
  4. catatonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn bijwerkingen van ECT?

A

Acuut:
- misselijkheid
- hoofdpijn
- spierpijn
- kortdurende verwardheid

Niet-acuut:
- retrograde amnesie
- anterograde amnesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan je een terugval voorkomen na ECT?

A
  • vervolgbehandeling met medicatie: TCA of TCA+lithium
  • soms: vervolgd ECT als:
  • snel na ECT optreed, ondanks behandeling met medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van polyneuropathie?

A
  • sensibiliteitsstoornissen
  • doof, wattengevoel, tintelingen en/of pijn
  • balansproblemen
  • krachtverlies: klapvoet of erger
  • distaal > proximaal
  • meestal symmetrisch
  • lage- of afwezige reflexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van polyneuropathie?

A
  • metabool: DM, nierinsufficientie, schildklier
  • deficiëntie: B1, B6, B12: alcohol
  • infecties: HIV, Lyme
  • immuun: GBS, CIDP, vasculitis, paraproteins
  • hereditair: HMSN 1 en 2
  • toxische en iatrogeen; cytostatica
  • idiomatisch: CIAP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 2 vormen van polyneuropathie zijn er?

A
  1. demyeliniserende polyneuropathie: geleidingssnelheid vertraagd
  2. atonale polyneuropathie: amplitude verlaagd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van diabetische polyneuropathie

A
  • 50% van DM PT ontwikkeld het
  • langzaam progressief
  • symmetrische diastaal overwegend sensibel
  • gevoelsstoornis: doof, pijn
  • ## autoname neuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling van diabetische polyneuropathie?

A
  • amitriptyline
  • pregabaline
  • andere anti-epileptica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke klachten en afwijkingen in LO kunnen voorkomen bij Guillain-barre syndroom (GBS)?

A

Klachten:
- meestal voorafgaande infectie
- snel progressieve opstijgende verlamming: < 4 weken
- gevoelsstonrissen

LO:
- parese: 25% beademing nodig
- meestal sensibiliteitsstoornissen
- lage of afwezige reflexen
- hersenzenuwuitval soms
- autonome functiestoornissen soms

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kan er gezien worden op EMG bij GBS?

A

vertraagde zenuwgeleiding (demyelinisatie0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de therapie biJ GBS?

A

altijd ziekenhuisopname, soms IC
- IVIG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de oorzaak van GBS?

A

campylobacter heeft moleculen op buitenkant zitten die lijken op neurale membraan –> antilichamen tegen cambylobacter vallen zenuw aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn kenmerken van Chronische inflammatie demyeliniserende polyneuropathie (CIDP)?

A
  • krachtverlies en gevoelsstoornis
  • progressief > 8 weken
  • distaal en proximale spierzwakte
  • lage of afwezige reflexen
18
Q

Wat is de behandeling van CIDP?

A
  • IVIG
  • corticosteroide
  • plasmaferese
19
Q

Wat zijn kenmerken van hereditaire motore en sensibele neuropathie (HMSN)?

A
  • chronische neuropathie
  • begint meestal in de jeugd
  • positieve familiamanese
  • distel zwakte en gevoelsstoornis
  • ereflexie
  • holvoet
20
Q

Welke 2 types HMSN zijn er wat is het verschil?

A

type 1: vertraagde zenuwgeleiding

type 2: atonale afwijkingen

21
Q

Kraamtranen/maternity blues:
- prevalentie
- start moment
- symptomen
- behandeling

A
  • prevalentie: 50-58%
  • start moment: rond dag 3-5 postpartum
  • symptomen:
  • snelle stemmingswisselingen
  • huilbuien en sombere gevoelens, soms kort overdreven vrolijke stemming
  • prikkelbaarheid, geirriteerdeheid
  • slaapproblemen, nachtmerries
  • hoofdpijn
  • concentratieproblemen
  • vergeetachtigheid, lichte verwardheid
  • behandeling: self limiting binnen 2 weken
22
Q

Wat is de prevalentie van niet-psychotische stoornissen in postpartum periode?

A

10-15%
- postpartum depressie
- angstoornisse
- OCD
- PTSS

23
Q

Postpartum psychose
- prevalentie
- start moment
- symptomen
- wanneer meestal voorkomen
- herhalingsrisico

A
  • prevalentie: 0,2%
  • start moment: binnen 4 weken postpartum
  • symptomen:
  • verminderd slaapbehoefte
  • wisselde bewustzijn
  • verhoogde energie
  • prikkelbaarheid
  • sterk wisselend stemming: eufoor, somber
  • hallucinaties, wanen
  • suicide, infanticide gedachten
  • wanneer meestal voorkomen
  • herhalingsrisico
24
Q

Wat zijn specifieke peripartum risicofactoren voor depressie?

A
  • VG angst en depressie
  • recent recidief
  • stressvolle gebeurtenis
25
Q

Wat zijn specifieke peripartum risicofactoren voor psychose?

A
  • positieve FA voor BD/PPP
  • primigravia
  • VG met BD/PPP
26
Q

Wat zijn specifieke peripartum risicofactoren voor bipolaire stoornis?

A
  • recent recidief
  • FA positief
  • primafravia
  • onderhoudsbehandeling
27
Q

Wat is de criteria volgens DSM-5 voor catatonie?

A

minimaal 3/meer van volgende symptomen aanwezig:
- stupor
- catalepsie
- wasachtige buigzaamheid
- mutisme
- negativisme
- poseren
- motorische maniërisme
- motorische stereotypieën
- agitatie
- grimasseren
- echolalie
- echografie

28
Q

Welke symptomen komen voor bij limbische encefalitis?

A

subactuut ontstaan van;
- geheugenstoornissen
- epileptische aanvallen
- verwardheid
- psychiatrische symptomen

29
Q

Hoe gaat de behandeling van een auto-immuun limbische encefalitis?

A
  1. behandel onderliggende tumor
  2. onderdruk immuunrespons;
    1e lijn; methyprednisolon en/of IVIG of plasmaferese
    2e lijn; rituximab en/of cyclofosfamide
30
Q

Wat zijn de hoofdkenmerken van Anorexia nervosa?

A
  • aanhoudende te geringe voedselinname
  • intense angst om aan te komen/dik te worden, of gedrag dat gewichtstoename tegen gaat
  • verstoring van lichaamsbeeld
31
Q

Epidemiologie Anorexia nervosa:
- beginleeftijd
- duur
- chronisch beloop
- mortaliteit

A
  • beginleeftijd: 14-16 jaar
  • duur: 4-4.5 jaar
  • chronisch beloop: 20%
  • mortaliteit: 2%, volwassenen 10%
32
Q

Welke 2 type anorexia nervosa zijn er?

A
  1. restrictief type
  2. eetbuien-/purgerende type
33
Q

Wat zijn kenmerken van Anorexia Nervosa?

A
  • angst
  • veel bezig zijn met eten/gewicht
  • controle verlies
  • vergelijkend denken
  • bewegingsonrust: veel bewegen, rusteloosheid
  • geritualiseerd eetschema: onrust bij doorbreken, buitenshuis eten niet meer mogelijk
34
Q

Van welke processen is een verstoorde terugkoppeling bij anorexia nervosa?

A
  • lager gevoel van honger
  • hoger gevoel van volzitten
  • onderschatten van ondergewicht
  • vertekend lichaamsbeeld
  • geen moeheid, nooit ziek
35
Q

Wat zijn gevolgen van fors gewichtsverlies?

A
  • somberheid/depressie
  • rigide/dwangmatige kenmekrne
  • vergeetachtigheid
  • concentratieproblemen
  • sneller geïrriteerd zijn
  • (door)slaapproblemen
  • pijn bij liggen/zitten
  • groeistop
  • menstruatie verdwijnt
36
Q

Wat gebeurt er als het lichaam in spaarstand/energiebehoud gaat?

A
  • stofwisseling omlaag
  • vertraagde bloedsomloop
  • temperatuur omlaag
  • minder zweten/trillen
  • trage darmen: obstipatie/darmklachten
  • haaruitval
  • donshaar
  • droge huid, brekende nagels
  • vertraagde bosrijping, osteoporose
  • lab afwijkingen
37
Q

Wat zijn predisponerende factoren bij anorexia?

A
  • genetische kwetsbaarheid
  • socioculturele eisen
38
Q

Wat zijn laxerende factoren bij anorexia?

A
  • gering zelfgevoel
  • problemen
  • ziekte
  • socioculturele eisen
39
Q

Wat zijn onderhoudende factoren bij anorexia?

A
  • effecten van uithongering
40
Q

Waaruit bestaat de behandeling van anorexia nervosa?

A

altijd 2-sporig multidisciplinair:
1. psychologisch/psychiater:
- psycho-educatie
- motivatiewerking
- toereken naar verandering
- veel met inzet gezin en ervaringsdeskundige

  1. internist/dietiste:
    - somatische controle
    - voedingsadvies
41
Q
A