Week 3 Flashcards
Welke 3 subtypes ADHD zijn er?
- aandacht tekort en hyperactiviteit-impulsiviteit
- overwegend aandacht tekort
- overwegend hyperativiteit-impulsiviteit
Wat zijn symptomenvoor aandachtsproblemen bij ADHD?
- onvoldoende aandacht voor details of achteloos fouten maken
- moeite om de aandacht bij taken of spel te houden
- niet lijken te luisteren
- aanwijzingen niet opvolgen of opdrachten niet kunnen afmaken
- moeite met organiseren van taken
- vermijden of afkeer hebben van taken die langdurig geestelijke inspanning vragen
- dingen kwijt raken die nodig zijn voor taken
- gemakkelijk afgeleid worden
- vergeetachtig bij dagelijks bezigheden
Wat zijn symptomen voor hyperactiviteit bij ADHD?
- onrustig bewegen met handen en voeten of draaien op zijn/haar stoel
- opstaan als zittenblijven verwacht wordt
- rondrennen of overal op klimmen als dit ongepast is
- moeilijk rustig kunnen spelen of ontspannen activiteit uitvoeren
- in de weer zijn of maar doordraven
- aan een stuk door praten
Wat zijn symptomen voor impulsiviteit bij ADHD?
- het antwoord eruit gooien voordat de vragen afgemaakt zijn
- moeite hebben met op de beurt wachten
- verstoren van bezigheden van anderen
In hoeveel % van de gevallen komt alleen ADHD voor?
30%
Epidemiologie van ADHD:
- prevalentie:
* basisschool leeftijd
* jeugdigen
* volwassen
- man:vrouw (kinderen)
- prevalentie:
- basisschool leeftijd: 3-5%
- jeugdigen: 1,5%
- volwassen: 1%
- man:vrouw (kinderen) = 3:1
Hoe gaat het beloop van ADHD?
- soms in remissie op volwassen leeftijd
- afname van aandachtsproblemen < afnamen van hyperactiviteit/impulsiviteit
Wat is de etiologie van ADHD?
muticaudale, heterogene stoornis met groot component erfelijke factoren (65-90%)
Welke omgevingsinvloeden kunnen de kans op ADHD vergroten?
- materiaal roken of alcohol
- laag geboortegewicht
- psychosociale risico-omgeving
Wat is de behandeling van ADHD?
- psycho-educatie: kinderen, ouders, school
- medicatie: methylfenidaat, dexamfethamine, atomoxetinem, clodine
Wat zijn determinanten voor kinder- en jeugdpsychiatrie?
- kwetsbaarheid: HPA-as, neurofysiologische, structurele factoren, IQ, geheugen, executieve functies, sociale vaardigheden
- omgevingsfactoren: prentale risico’s, ouder-kind interactie, life-event
- gen-omgeving interactie: bepaalde genetische aanleg in combinatie met omgevingsfactoren leidt tot extra uiting van problemen
Wat betekend developmental programming?
developmental programming = bepaalde vroege ervaring even blijvende structurele en functionele verandering
Wat is de functie van de volgende structuren:
- hersenstam
- limibisch systeem
- cortex
- prefrontale cortex
- hersenstam: basale vitale functies
- limibisch systeem: ‘hot’ emoties systeem (directe bevrediging)
- cortex: motor, sensorisch associatieve gebieden
- prefrontale cortex: ‘cool, calm, collective’: rationale keuzes, doelgericht gedrag
Wat is er anders aan de ontwikkeling van de pre-frontale cortex ivm de rest van de cortex?
Cortex: piek in maturatie in 270 dagen na geboorte
Prefrontale cortex: piek veel later, gemiddeld rond 8-10 jaar
- myelinisatie later dan in andere hersengebieden
Welke structuren behoren tot het limbisch systeem?
- amygdala
- hippocampus
- gryrus cinguli
- orbitale en mediale prefrontale schors
- dorso-mediale thalamus
- ventrale basale ganglia (nucleus accumens)
- insulaire schors
- hypothalamus
Op welke hersenstructuur heeft het limbisch systeem vooral effect?
op de hypothalamus
Wat zijn functies van de hypothalamus?
- endocrien: via hypofyse
- autonoom: via nucleus paraventriculairs, nucleus torso-medialis, lateral hypothalamic area
- algemene functies: slaap-waak, dag/nacht ritme, stress reactie
Wat is de input voor het limbisch systeem?
- direct vanuit ruggenmerg of hersenstam
- deels zonder tussenkomst thalamus (geur) of schors (visueel)
- direct na processing in de schors: complexe informatie
Wat is de output van het limbisch systeem?
- direct via hypothalamus en (autonome) centra in de ruggenmerg en hersenstam
- indirect via beïnvloeding van (sub)corticale systemen
Welke 2 ‘‘stromingen’’ zijn er in het limbisch systeem?
- stream of feeling: direct vanuit thalamus naar hypothalamus
- stram of thought: vanuit sensorische cortex via gyrus cingulae: leidt tot bepaalde gevoelens
In welke situatie wordt de amygdala geprikkeld?
activiteit bij zien van angst op gezicht
- versterkt door: angstig gezicht + angstige stem
Bij welk proces is de amygdala betrokken?
angst conditionering = door angst krijg je activiteit van amygdala zorgt voor geheugen opbouw
Hoe kan je angst conditionering afzwakken?
extinctie = zo snel mogelijk na bron van angstig gevoel worden blootgesteld aan dezelfde bron en er niks engs gebeurt
Hoeveel % van antidepressiva voorschrijven is werkzaak + hoeveel is placebo-effect?
Werkzaamheid: 55%
placebo-effect: 35%
daadwerkelijke bijdrage aan werkzaamheid bovenop therapie moeilijk in te schatten: <10%
Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van antidepressiva?
- seksuele bijwerkingen
- toename van depressie en angst in vroege periode
Wat is de monoamine theorie?
Monoamine theorie = associatie tussen werking van farmaca op noradrenaline (NA) en serotonine (5-HT) en kenmerken van depressie
Hoe komt het dan noradrenaline en serotonine in de hersenen nauw betrokken zijn?
veel noradrenaline en serotonine zenuwbanen lopen hetzelfde
plek zelfde invloed: amygdala, prefrontale cortex, hippocampus
Op welke structuur is serotonine gebaseerd?
serotonine: tryptofaan gebaseerd
Op welke structuur is noradrenaline gebaseerd?
Noradrenaline: trypsine gebasseerd
Welke serotonine (5-HT) receptoren zijn er?
5-HT 1 ™ HT-7
Door welk enzym wordt serotonine afgebroken?
MOA-A
Wat zijn farmacoligsce interventies gericht op serotonine (5-HT)?
- 5-HT1a receptor agonist:
- 5-HT2 receptor antagonist
- 5-HT3 receptor antagonist
- MAO-A remmers
- re-uptake blokkers
- 5-HT1a receptor agonist: anxialytica
- 5-HT2 receptor antagonist: antipsychotica, antihypertensiva
- 5-HT3 receptor antagonist: anti-braakmiddel
- MAO-A remmers: antidepressiva
- re-uptake blokkers: antidepressiva
Welke type noradrenaline receptoren zijn er?
- Alfa receptor
- beta receptor
Door welke enzymen wordt noradrenaline afgebroken?
MOA-A en COMT
Welke farmacologisch interventies zijn er gericht op noradrenaline?
- receptor antagonist
- re-uptake blokker
- MAO-A
- depletie NA-bevattende granoles
Welke type antidepressiva zijn er?
- klassieke (tricyclische) antidepressiva (TCA)
- selectieve serotonine re-uptake inhibitors (SSRI’s)
- seratonine-noradrenaline re-uptake inhibitors (SNRI’s)
- (presynaptische) alfa-2-receptor antagonisten
- MAO-A remmers
- overige
Wat is de volgende van voorschrijven van antidepressiva?
- SSR’s
- SN’s
- TCA
- MAO-A
- (presynaptische) alfa-2-receptor antagonist en overige antidepressiva vaak als adjudant (bijgevoegde) middelen
Wat is het werkingsmechanisme van antidepressiva?
blokkade van re-uptake, presynaptische receptoren en afbraak treedt acuut op
- gevolg: mono-amine concentratie (serotonine) stijgt meteen
LET OP: medicatie pas effectief na 2-4 weken
Hoe komt het dat antidepressiva pas na 2-4 weken werkzaam is?
Klachten ontstaan niet door serotonine tekort maar door verstoorde receptorbalans
na 2-4 weken beter overdracht door nieuwe evenwicht in adrenaline, noradrenaline en serotonine systeem zelf
Hoe ontstaat er een nieuw evenwicht in receptor balans bij het gebruik van antidepressiva
SSRI’s: opname van serotonine in cel zelf of presynaptisch geremd: concentratie eerst omhoog + remmen van signaal door eigen remming –> SSRI remt eigen werking door projectieneuronen –> klachten omhoog gaan
na 2-4 weken: grote hoeveelheid serotonine op cellichaam wordt gedesensititatie (zichzelf buiten werking zetten) –> geen remming van signaal –> toename van serotonine –> effect van therapie
Hoe is SSRI behandeling indirect betrokken bij klachten van depressie?
SSRI’s induceren neurogenese in hippocampus en prefrontale cortex
- 5-HT helpt mee om positiefte leren reageren op stress door hormoon: BDNF toename –> leerproces + lange termijn gedrag
(BDNF: brain-derives neurotrophic factor)