Week 7 Flashcards

1
Q

Wat is het doel van screening?

A

Het doel van screenen is het
verhogen van de levensverwachting
en/of de kwaliteit van leven in de
populatie door screening op ziekte
door vroege behandeling en door
screening op erfelijke aanleg en
risicofactoren door verandering van
levensstijl en/of intensievere
screening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen patiëntenzorg en screening met betrekking tot de begrippen sensitiviteit en specificiteit?

A

Klinische praktijk draait om detectie van ziekte (van belang om niets te missen), hierbij is
een hoge sensitiviteit gewenst;

Screening richt zich op gezonde mensen (van belang om de nadelen te beperken),
hiervoor is een hoge specificiteit gewenst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nadat papanicolau in 1940 het uitstrijkje uitvond kwam er veel discussie over screening, daarom ontwikkelde Wilson en Junger in 1968 een aantal criteria voor screening, welke zijn dit?

A
  1. De op te sporen ziekte moet een belangrijk gezondheidsprobleem zijn;
  2. Er moet een algemeen aanvaarde behandelmethode voor de ziekte zijn;
  3. Er moeten voldoende voorzieningen voorhanden zijn voor diagnose en behandeling;
  4. Er moet een herkenbaar latent of vroeg symptomatisch stadium van de ziekte zijn;
  5. Er moet een betrouwbare opsporingsmethode bestaan;
  6. De opsporingsmethode moet aanvaardbaar zijn voor de bevolking;
  7. Het natuurlijke verloop van de op te sporen ziekte moet bekend zijn;
  8. Er moet overeenstemming bestaan over de vraag wie behandeld moet worden;
  9. De kosten van opsporing, diagnostiek en behandeling moeten in een acceptabele
    verhouding staan tot de kosten van de gezondheidszorg als geheel;
  10. Het proces van opsporing moet een continu proces zijn en niet een eenmalig project
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In 2008 paste de WHO de screeningsvoorwaarden aan welke zijn dit?

A
  1. Bewijs voor de effectiviteit van screening;
  2. Voordelen van screening zijn groter dan de nadelen;
  3. Redelijke balans tussen kosten en netto voordelen van screening;
  4. Het screeningsprogramma moet inspelen op een erkende behoefte;
  5. Het doel van de screening moet bij aanvang zijn vastgesteld;
  6. De doelgroep van de screening moet zijn vastgesteld;
  7. De effectiviteit van het screeningsprogramma moet wetenschappelijk bewezen zijn;
  8. Het programma moet een samenhangend geheel zijn van opleiding, scholing,
    testpraktijk, zorg en programmamanagement;
  9. De kwaliteit van het programma moet geborgd zijn om de potentiële risico’s van
    screening te minimaliseren;
  10. Het programma moet garanties bieden voor een geïnformeerde keuze en de privacy en
    de autonomie van het individu respecteren;
  11. De toegankelijkheid van de screening moet gewaarborgd zijn voor de hele doelgroep;
  12. Het programma moet vanaf het begin geëvalueerd worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je kunt bij screening niet als uitgangspunt survival gebruiken, want dan ontstaan er 2 soorten bias, welke zijn dit?

A

● Lead time bias: wanneer het moment van diagnose eerder is door screening, maar de
patiënt op dezelfde leeftijd sterft aan de ziekte (dan bij diagnostiek door klachten)
betekent dit niet dat er winst is in overleving. De tijd dat de patiënt bewust is van zijn
ziekte is langer, maar het moment van sterven blijft gelijk;
● Length bias: screening detecteert vooral langzaam groeiende tumoren met een langere
survival. Screening mist vaker snelgroeiende tumoren dan langzaam groeiende tumoren.
Een langere survival is dus niet genoeg om de effectiviteit van screening vast te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de enige manier om de effectiviteit van screening te bepalen?

A

Gerandomiseerde studies met als uitkomst ziekte-specifieke sterfte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de voor- en nadelen van screening?

A

Voordelen:
- Voorkomen van sterfte
- Voorkomen van morbiditeit van ziekte
- Voorkomen van morbiditeit van de behandeling
- Gerechtvaardigde geruststelling (TN-resultaat)
- Positief beïnvloeden van risicogedrag

Nadelen:
- Belasting/complicaties van screening/diagnostische test
- Overdiagnose/overbehandeling van ziekte
- Vroeg ontdekking zonder gezondheidswinst
- Psychologische belasting/stress
- Onbedoelde nevenbevindingen
- Fout-positieven en fout-negatieven
- Negatief beïnvloeden van risicogedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen georganiseerde screening en opportunistische screening?

A

Georganiseerde screening: Initiatief ligt bij de overheid of zorgverzekeraar en geldt voor iedereen. (externe verantwoordelijkheid)

Opportunistische screening: Initiatief ligt bij het individu, de overheid geeft wel toestemming. (interne verantwoordelijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 screeningsprogramma’s worden er nu in Nederland gebruikt?

A

● Baarmoederhalskanker: uitstrijkje bij de leeftijd van 30-60 met een interval van vijf jaar.
Wanneer er tot het veertigste levensjaar geen afwijkingen gevonden zijn, wordt dit
interval verlengd naar tien jaar. Sinds 1985;
● Borstkanker: mammografie bij de leeftijd van 50-75 jaar met een interval van twee jaar.
Sinds 1990;
● Dikke darmkanker: test op bloed in de ontlasting bij de leeftijd van 55-75 met een
interval van twee jaar. Sinds 2014.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aan welke 3 dingen moet een screeningstest sowieso voldoen?

A

Veilig, betaalbaar en acceptabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt sensitiviteit in?

A

Het vermogen van een test om ziektegevallen aan te wijzen;
○ Sensitiviteit = TP/(TP+FN);

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt specificteit in?

A

Het vermogen van een test om gezonde mensen te selecteren;
○ Specificiteit = TN/(TN+FP);

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt positief voorspellende waarde in?

A

De kans dat je ziek bent als je een positieve test
hebt;
○ Positief voorspellende waarde = TP/(TP+FP);

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat houdt negatief voorspellende waarde in?

A

De kans dat je niet ziek bent als je een
negatieve test hebt;
○ Negatief voorspellende waarde = TN/(TN+FN).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 6 determinanten voor de kwaliteit van zorg?

A
  1. Effectief: De juiste behandeling bij de juiste patiënt
  2. Patiëntgericht: Doe wat de patiënt echt nodig heeft
  3. Veiligheid: Zonder schade aan te richten aan de patiënt
  4. Efficiënt: Verspil geen geld
  5. Tijdelijk: Verspil geen tijd
  6. Toegankelijk: Discrimineer niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 3 pathways die leiden tot kwaliteitsverbetering?

A

● Change-pathway: informatie helpt zorgaanbieders te zien waar ruimte tot verbetering
ligt;
● Selection-pathway: patiënten kiezen beter presterende ziekenhuizen;
● Reputation-pathway: zorgaanbieders verbeteren zorg vanwege reputatie.

17
Q

Welke 2 vormen van kwaliteitsverbetering zijn er?

A

● Intern: zorgaanbieders vergelijken met zichzelf (in de tijd);
● Extern: zorgaanbieders vergelijken met elkaar.

18
Q

Wat zijn de 6 oorzaken voor schaarste in de zorg?

A

demografische ontwikkelingen, groeiende medische macht,
groeiend aanzien medische professie, opkomst publieke gezondheidszorg,
gezondheidszorg als recht en secularisering van de samenleving

19
Q

Wat zijn de 6 historische oplossingen voor schaarste in de zorg?

A

marktwerking, selectie op basis van sociale waarde,
rantsoenering, prioritisering, sturing vanuit de overheid en druk op eigen
verantwoordelijkheid

20
Q

Waardoor stijgen de kosten in de gezondheidszorg?

A

● Demografie (vergrijzing)(< 1%);
● Verhoogde kwaliteitseisen (zorg);
● Verbreding van de indicaties;
● Medische technologie (4%).

21
Q

Wat is disconteren?

A

Toekomstige kosten en effecten omrekenen naar de huidige waarde

22
Q

Wat houdt utilisme in?

A

Zet je middelen zo in dat je voor de grootst mogelijke groep mensen de grootst mogelijke winst in gezondheid of welzijn realiseert voor de langst mogelijke tijd. Bijvoorbeeld op de IC geef je mensen het bed die zo kort mogelijk op het bed liggen en de beste mogelijkheid hebben om de IC stabiel te verlaten.

23
Q

Wat houdt egalitarisme in?

A

Iedereen doet er in gelijke mate toe, dus de mensen die de zorg het meest nodig hebben krijgen de meeste zorg aangeboden. Zelfs als dat leidt tot het minder efficiënt omgaan met middelen.

24
Q

Hoe bereken je een QALY?

A

Het aantal jaren dat men leeft X de kwaliteit van leven (tussen 0 en 1)

25
Q

Hoe bereken je ICER?

A

Delta kosten/Delta QALY

26
Q

Wat zijn de 5 grenzen van de gezondheidszorg?

A
  1. De grens tussen wat nog wel en wat niet meer gezondheidszorg kan worden genoemd.
  2. De grens tussen wat ethisch nog wel en wat niet meer toelaatbaar moet worden geacht.
  3. De grens tussen effectieve en niet (meer) effectieve / doelmatige en niet-doelmatige zorg.
  4. De grens tussen financierbare en niet meer financierbare zorg
  5. De grens van de grondwettelijke plicht van de overheid tot bevordering van de volksgezondheid