Week 1 Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen curatieve behandeling en adjuvante behandeling?

A

Curatief = Gericht op genezing
Adjuvant = Gericht op het doden van tumorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Lynch?

A

Een erfelijke ziekte waarbij er een verhoogde kans is op het krijgen van een coloncarcinoom. Vaak is de patiënt jonger dan 50.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn 2 erfelijke genen die de kans op mammacarcinoom vergroten?

A

BRCA 1 en BRCA 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat geeft de prognostische waarde van een biomarker aan?

A

Heeft een waarde in het natuurlijk beloop van de ziekte, deze kan zowel positief als negatief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat geeft de predictieve waarde van een biomarker aan?

A

Voorspelt de kans op succes of falen van een behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoeveel % hematopoëtische cellen zijn er normaal en hoeveel bij acute leukemie?

A

Normaal minder dan 5% en bij acute leukemie meer dan 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is pancytopenie?

A

Vermindering in het aantal van alle typen bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke epitheliale cellen kun je vinden in het colon?

A

Slijmbekercellen (Goblet cellen)
Cylindrische cellen (Enterocyten)
Basale cellen
Entero endocriene cellen (Neuroendocriene cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar liggen hematopoietische stamcellen (HSC)?

A

In regulerende niches

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is stamcel homing?

A

Bij een beenmergtransplantatie worden de stamcellen niet teruggezet in het beenmerg, maar in het bloed. De stamcellen zullen zich daarna zelf vestigen in het beenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe vindt differentiatie van stamcellen naar verschillende soorten bloedcellen plaats?

A

Door hematopoëtische groeifactoren. EPO zorgt bijvoorbeeld voor differentiatie naar rode bloedcellen. G-CSF zorgt voor differentiatie naar witte bloedcellen. En trombopoietine (TPO) zorgt voor differentiatie naar bloedplaatjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is er aan de hand bij een myeloproliferatief syndroom?

A

Er is een mutatie in een signaalmolecuul, wat zorgt voor een overmatige activatie van de productie van granulocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen acute leukemie en chronische leukemie?

A

Acute leukemie:
- Acute, vaak levensbedreigende symptomen
- Symptomen veroorzaakt door ophoping van niet-functionele cellen (vaak blasten)
- Normale bloedcelvorming in ernstige mate onderdrukt
- Defect in groeiregulatie en uitrijping

Chronische leukemie:
- Chronische, minder levensbedreigende symptomen
- Symptomen veroorzaakt door ophoping van (deels) uitgerijpte en (deels) functionele leukemiecellen
- Normale bloedcelvorming in mindere mate onderdrukt
- Defect in groeiregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillen tussen myeloïde leukemie en lymfoïde leukemie?

A

Myeloïde leukemie:

Leukemiecellen hebben kenmerken van granulocytaire, monocytaire, erytroïde of megakaryoblastaire cellen. Voorbeelden zijn: Acute myeloïde leukemie (AML), Chronische myeloïde leukemie (CML), Acute promyelocyten leukemie (APL)

Lymfoïde leukemie

Leukemiecellen hebben kenmerken van lymfoïde cellen. Voorbeelden zijn: Acute lymfoblastaire leukemie (ALL), Chronische lymfoblastaire leukemie (CLL), Plasmacel-leukemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel mutaties zijn er ongeveer nodig voor het ontstaan van acute leukemie?

A

4-6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de eerste 6 hallmarks of cancer?

A
  1. Blijven delen: Een cel moet blijven delen om een kankercel te kunnen worden. Normaal heeft een cel groeifactoren nodig die de cel aanzetten tot groei en deling. Dit vindt normaal plaats via een groeifactor in of aan de cel. Een tumor maakt zelf groeifactor of heeft geen groeifactor nodig voor activering, bijvoorbeeld door een mutatie in de receptor, wat leidt tot een constant signaal.
  2. Remming ontwijken: Normale cellen luisteren naar signalen die de groei remmen, maar een tumor schakelt deze groeiremmers uit, waardoor er ongecontroleerde celgroei ontstaat.
  3. Celdood weerstaan: Normale cellen kunnen mechanismen activeren die tot celdood leiden, maar een tumor schakelt dit mechanisme uit of maakt het minder makkelijk mogelijk.
  4. Oneindige deling: Normale cellen kunnen slechts een beperkt aantal delingen doormaken (m.u.v. stamcellen). Dit komt doordat de telomeren (uiteinden van chromosomen) bij elke celdeling korter worden. Een tumor schakelt de verlenging van telomeren weer in. Telomeer verlenging vindt plaats met behulp van het enzym telomerase.
  5. Vorming van nieuwe bloedvaten (angiogenese): De groeiende tumor heeft veel voedingsstoffen nodig en dus zal de vorming van nieuwe bloedvaten worden gestimuleerd.
  6. Invasie en metastase: Er is sprake van invasie wanneer de tumor het omringende weefsel binnendringt met doorbraak van de basaalmembraan. Tumorcellen kunnen over grote afstand worden worden getransporteerd via bloed- en lymfebanen en op nieuwe plekken een tumor geven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het verschil tussen blijven delen (HM1) en oneindige celdeling (HM4)?

A

Blijven delen is als het gaspedaal en oneindige celdeling is als de brandstoftank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van stroma bij een tumor?

A

Stroma is de directe omgeving naast de tumor en bestaat uit ondersteunend, niet-neoplastisch bindweefsel, bloedvaten en ontstekingscellen. De stromacellen verzorgen de tumor als het ware. Stroma stimuleert de angiogenese door aanbod van groeifactoren, wat de tumorgroei en verspreiding bevorderd. Als er geen bloedvaten ingegroeid zijn in een tumor dan kan hij niet groot worden (max 1-2 mm), doordat er geen nutriënten meer bij de tumor komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uit welke 6 stappen bestaat invasie en metastase?

A
  1. Invasie: Migratie door de celmembraan (detachment)
  2. Invasie: Verplaatsing door de extracellulaire matrix
  3. Metastase: Intravasatie (binnendringen van een bloedvat) (EMT)
  4. Metastase: Transport in de bloedbaan (als tumor embolus)
  5. Metastase: Extravasatie en metastatic deposit
  6. Metastase: Kolonisatie en uitgroei (MET)
20
Q

Wat is epitheliale mesenchymale transitie (EMT)?

A

Dit is nodig om het stroma af te kunnen breken, zodat de tumor zich kan bewegen naar het bloedvat.

21
Q

Wat is mesenchymale epitheliale transitie (MET)?

A

Dit is nodig voor uitgroei op een plek van de metastase.

22
Q

Wat zijn de later bijgevoegde 4 hallmarks?

A
  1. Genoom instabiliteit en mutaties: In een cel moeten verschillende mutaties ophopen, voordat hij kan gaan uitgroeien tot een tumorcel die uitgroeit tot een probleem voor de patiënt. Het lichaam heeft allerlei DNA-reparatie mechanismen om te voorkomen dat mutaties ontstaan en ophopen. Bij een tumor werken deze reparatiemechanismen niet goed, waardoor er gemakkelijk mutaties ophopen.
  2. Tumor bevorderende ontsteking: Chronische ontstekingen kunnen tumorbevorderend zijn. Tumoren zetten immuuncellen (macrofagen) in om het stroma af te breken. De afvalproducten hiervan dienen als voedingsstoffen voor de tumor. Ook zullen er groeifactoren geproduceerd worden om het stroma weer op te bouwen, waar de tumor ook gebruik van maakt. Macrofagen en granulocyten zijn zowel bevorderend voor de invasie als voor de metastasering.
  3. Deregulatie van energievoorziening: Tumorcellen leven vooral van de glycolyse (afbraak glucose -> pyruvaat). In een normale cel gaat pyruvaat de oxidatieve fosforylering in, maar in een tumorcel wordt pyruvaat voornamelijk omgezet in lactaat. De tumorcel kan zo ook goed overleven in zuurstofarme omstandigheden. Doordat de tumorcel veel glucose opneemt kan deze goed zichtbaar gemaakt worden bij scans.
  4. Ontsnapping aan het immuunsysteem: Een tumorcel heeft meer mutaties t.o.v. een normale cel. Dit zal het immuunsysteem herkennen als lichaamsvreemd, waarna het deze cellen gaat elimineren. Tumorcellen activeren daarom vaak mechanismen die het immuunsysteem minder actief maken, bijvoorbeeld door downregulatie van HLA-eiwitten.
23
Q

Wat betekend pleiomorf?

A

Veelvormig

24
Q

Hoe worden antistoffen genoemd op een leukemiecel waaraan je kunt differentiëren of het een myeolo- of lymfoblast is?

A

CD-markers

25
Q

Wat houden de begrippen incidentie en prevalentie in?

A

Incidentie: Het aantal nieuwe gevallen in een bepaalde periode in een bepaalde bevolkingsgroep.

Prevalentie: Totaal aantal patiënten met de diagnose op een bepaald moment.

26
Q

Uit welke 3 stappen bestaat de diagnostiek van mammacarcinoom?

A
  1. Palpatie
  2. Mammografie (röntgenfoto)
  3. Naaldbiopsie
27
Q

Wat is het verschil tussen prognostisch en predictief?

A

De prognostische waarde van een biomarker heeft een waarde in het natuurlijke beloop van de ziekte. Deze kan zowel positief als negatief zijn.

De predictieve waarde van een biomarker voorspelt de kans op succes of falen van een behandeling. Ook deze kan zowel positief aks negatief zijn.

28
Q

Uit welke 2 onderdelen bestaat de regulering van onderzoek met mensen in Nederland?

A
  • Wet Medisch-Wetenschappelijk Onderzoek met mensen (WMO)
  • Ethische kern: Dubbele toestemming. Toestemming vanuit de toetsingscommissie voor uitvoering protocol door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) en c.a. 15 Medisch-Ethisch-Toetsingscommissies (METC)
29
Q

Aan de hand van welke 5 punten wordt onderzocht of onderzoek met mensen ethisch verantwoord is?

A
  • Subsidiariteit
  • Proportionaliteit
  • Leidt het onderzoek tot nieuwe inzichten?
  • Juiste methodologie
  • Werving/informed consent procedures
30
Q

Hoeveel euro is een QALY waard in Nederland?

A

80.000

31
Q

Wat zijn toxische stoffen die vrij kunnen komen bij een lysis (kapot gaan) van maligne cellen?

A
  • Urinezuur
  • Kalium
  • Fosfaat
32
Q

Wat is targeted therapy?

A

Dat is therapie die gericht is tegen specifieke mutaties.

33
Q

Wat houdt asymmetrische vermenigvuldiging in bij stamcellen?

A

Dat de ene stamcel hetzelfde blijft en dat de ander zich gaat ontwikkelen.

34
Q

Wat zijn de grootste verschillen tussen hematopoietische stamcellen en voorlopercellen?

A

Hematopoietische stamcel:
- Zelfvermeerdering
- Pluripotent
- Lage delingsfrequentie (weinig dochtercellen)
- Hoge delingspotentie
- Relatief ongevoelig voor genotoxische invloeden als bestraling of chemo
- Verantwoordelijk voor het lange termijn herstel van beenmerg en bloedcelvorming bij stamceltransplantatie

Voorlopercel:
- Geen zelfvermeerdering
- Unipotent of multipotent
- Hoge delingsfrequentie
- Beperkte delingspotentie
- Gevoelig voor genotoxische invloeden als bestraling of chemo
-Verantwoordelijk voor het korte termijn herstel van bloedcelvorming bij stamceltransplantatie

35
Q

Uit welke 2 basiscomponenten bestaan alle tumoren?

A
  • Parenchym: De neoplastische cellen
  • Stroma: Bindweefsel, bloedvaten en immuncellen
36
Q

Wat is een seminoom?

A

Een tumor aan de testes

37
Q

Wat is een papilloom?

A

Een gesteeld neoplasme

38
Q

Wat is een fibroom?

A

Een neoplasme uitgaande van fibroblasten.

39
Q

Noem de eerste 6 hallmarks of cancer op

A
  1. Blijven delen
  2. Remming ontwijken
  3. Celdood weerstaan
  4. Oneindige celdeling
  5. Vorming van nieuwe bloedvaten
  6. Invasie en metastase
40
Q

Wat zijn vasculaire endotheliale groeifactoren (VEGF)?

A

Het zijn angiogene groeifactoren welke een direct effect hebben op het endotheel door binding aan de VEGF-receptor. Remmers tegen VEGF worden als geneesmiddelen toegepast (bijv. bevacizumab bij colonkanker).

41
Q

Wat komt eerst EMT of MET?

A

EMT

42
Q

Noem een manier waarop tumorcellen ontsnappen aan het immuunsysteem?

A

Door downregulatie van HLA-eiwitten

43
Q

Noem hallmarks of cancer 7-10

A
  1. Genoom instabiliteit en mutaties
  2. Tumor bevorderende ontsteking
  3. Deregulatie van energievoorziening
  4. Ontsnapping aan het immuunsysteem
44
Q

Wat zijn sarcomen?

A

Tumoren die afkomstig zijn van steunweefsel, zoals bot, kraakbeen, bindweefsel en spiercellen.

45
Q

Met wat voor kleuring is slijm aan te kleuren?

A

Met een PAS-kleuring

46
Q

Aan de hand van welke 6 morfologische kenmerken kun je rijpe en onrijpe bloedcellen uit elkaar houden?

A
  • Grootte: Hoe kleiner hoe rijper
  • Nucleoli: Het bezit van nucleoli, ook wel kernlichaampjes genoemd, is kenmerkend voor vroege voorlopercellen
  • Granula: In vroegere stadia van de myeloïde lijn zijn er eerst azurofiele granula aanwezig en later zijn er neutrofiele, eosinofiele en basofiele granula aanwezig
  • Vorm van de kern
  • Kleur cytoplasma
  • Verhouding kern:cytoplasma