Week 6 Flashcards

De invloed van het EU-recht op het Nederlandse belastingrecht (31 cards)

1
Q

Subsidiariteitsbeginsel

A

Hogere instanties voeren geen taken uit die lagere instanties kunnen doen, fiscale maatregelen mogen alleen op EU-niveau indien dit leidt tot een beter resultaat dan indien alle afzonderlijke lidstaten allemaal apart maatregelen nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proportionaliteits-/evenredigheidsbeginsel

A

Maatregelen mogen niet verder gaan dan noodzakelijk om het probleem aan te pakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Soft law

A

Gedragscodes m.b.v. fiscale instrumenten. Het is niet bindend en staat niet vast. (good governance)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hard law (uitleg + 3 vb.)

A

Fiscale instrumenten die wel bindend zijn, bv. EU-richtlijnen, verordeningen en uitspraken van HvJ-EU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hard law (4 begrippen) (UHNC)

A

1) Unificatie
2) Harmonisatie
3) Non-discriminatie
4) Coördinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Autonoom

A

Een vorm van onafhankelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vrij verkeerbepalingen (4)

A

1) Vrij verkeer van werknemers
2) Vrijheid van vestiging
3) Vrij verkeer van diensten
4) Vrij verkeer van kapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verdragsschendingsprocedure (VWEU + 2 fases)

A

Art. 258 VWEU
1) Administratieve fase
2) Gerechtelijke fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Directe werking-beginsel

A

Een bepaling heeft een directe werking indien onderdanen rechten kunnen ontlenen uit de bepaling, je kan je als burger rechtstreeks op het artikel beroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Administratieve fase (3 onderdelen)

A

1) Er wordt aan de lidstaten om uitleg gevraagd.
2) Het onderwerp wordt vastgesteld.
3) Geen resultaat m.b.t. overleg EC en lidstaat > EC stelt een definitief standpunt vast in de vorm van een (niet-bindend) advies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gerechtelijke fase (6x)

A

1) EC kan zaak aanhangig maken bij HvJ-EU
2) Grondslag evt. aansprakelijkheid
3) Evt. uitspraak, lidstaat in verzuim
4) Formele afschaffing gewraakte regeling
5) Evt. 2e rechtsgang verzegeld door boete of dwangsom.
6) Proceskosten, verliezer betaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Discretionaire bevoegdheid EC

A

EC kan de zaak aanhangig maken bij HvJ-EU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer moet een rechter zich wenden tot het HvJ?

A

Als hij niet zeker weet hoe een EU-wet moet worden geïnterpreteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noodzakelijkheidseis

A

De prejudiciële procedure moet noodzakelijk zijn, de rechter moet er echt belang bij hebben. HR is verplicht om een prejudiciële vraag te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(Geen) precedentwerking

A

Een uitspraak waarop men zich kan beroepen en kan eisen in dezelfde omstandigheden dezelfde behandeling te krijgen, procedures bij het HvJ hebben dit niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rechtsvormneutraliteit

A

Ondernemer heeft de vrijheid om z’n onderneming te voeren in de rechtsvorm die het beste bij hem past.

17
Q

Antimisbruikbeginsel, HvJ

A

Een lidstaat is verplicht de voordelen van de M-D-Richtlijn te weigeren indien sprake is van misbruik van recht.

18
Q

Misbruik

A

Een kunstmatige constructie welke is opgezet om belastingvoordelen te behalen.

19
Q

Dispariteit

A

Gekwalificeerde mismatch tussen 2 belastingstelsels.
Is nooit een belemmering o.b.v. EU-recht, omdat die zich nou eenmaal voordoen door 27 EU-lidstaten met eigen systemen.

20
Q

2 voorwaarden voor accepteren rechtvaardigingsgrond

A

1) Geschiktheid van het middel
2) Proportionaliteit

21
Q

Geaccepteerde rechtvaardigingsgronden (4)

A

1) Coherentie
2) Voorkomen van misbruik van recht
3) Doeltreffendheid van fiscale controles
4) Verdeling heffingsbevoegdheden

22
Q

Territorialiteitsbeginsel

A

Land wil heffen over meerwaardes/goodwill die zijn opgebouwd in de periode van activiteiten in dat land.

23
Q

Cohesie

24
Q

Wie geeft normaliter de persoonlijke tegemoetkomingen?

25
Extraterritoriaal
EU-nationaliteit van de persoon/onderneming is het aanknopingspunt voor optreden van EU.
26
Claw back
Eerdere verliezen worden later teruggenomen.
27
Volstrekt kunstmatige constructies
Constructies die geen verband houden met economische realiteit en het wezenlijke (dus niet het enige) doel is belastingontduiking.
28
Wanneer is een regeling belemmerend, maar toch geoorloofd?
Indien sprake van volstrekt kunstmatige constructies.
29
Hoe kan je proportionaliteit dienen?
Door een tegenbewijsregeling in te voeren.
30
Incorporatieleer
In geval van emigratie blijft het recht van oprichting op de vennootschap van toepassing, ondanks het feit dat de werkelijke zetel van de vennootschap in een ander land gevestigd is dan de statutaire zetel.
31
Feitelijke zetelleer
Vaak wordt vennootschap voorafgaand aan emigratie ontbonden en in nieuwe vestigingsland opgericht. Het op de vennootschap toepasselijke recht wordt steeds bepaald door het land waar de feitelijke zetel is gelegen.