Art. 10a VPB Flashcards

Winstdrainage, Art. 10a VPB

1
Q

Art. 10a-1 VPB (hoofdregel)

A

Geen renteaftrek over een schuld aan een verbonden partij, voor zover de schuld verband houdt met een besmette rechtshandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zakelijke rechtshandelingen (6) (VS MESI)

A

1) Voeren vaste dividendpolitiek
2) Schuldig gebleven uitkering bij bedrijfsoverdracht of uitkoop mede aandeelhouder
3) Management buy out
4) Externe acquisitie (tenzij onzakelijk)
5) Solvabiliteitsgaranties
6) Investering bij kapitaalstorting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vereisten parallelliteit (5)

A

1) Looptijd
2) Aflossingsschema
3) Rentevergoeding (mag afwijken indien ‘at arms length’)
4) Omvang van de leningen
5) Tijdstip aangaan van de leningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Financiële spilfunctie (SvF definitie + 3 cumulatieve eisen)

A

SVF: Actieve financieringsfunctie binnen de groep.
1) Substance: Voldoende bekwaam personeel aanwezig.
2) Zelfstandige rol binnen concern.
3) Technische infrastructuur ter ondersteuning van de spilfunctie.
Het maakt niet uit of de vennootschap wel/niet in belastingparadijs zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Financiële spilfunctie (HR + 3 vb.)

A

HR: Hoofdzakelijk financiële transacties voor de groep.
Bv. In- en uitlenen van gelden binnen concern.
Bv. Gelden inlenen van derden en uitlenen binnen concern.
Bv. Beheren van overtollige groepsmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formule compenserende heffing zakelijk tegenbewijs Art. 10a-3-b VPB

A

Buitenlandse winstbelasting / Nederlandse winst * 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Valutaverlies

A

Waardedaling van de euro t.o.v. de valuta waarin de schuld luidt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Materiële werkelijkheid (in feite, Art. 10a-1 VPB)

A

Wie treedt als feitelijke financier van de schuld op?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In feite indirect (art. 10a-1 VPB) (2)

A

1) Indien een derde als intermediair optreedt tussen belastingplichtige en verbonden partij die uiteindelijk crediteur is.
2) Een in feite indirect verband is aanwezig wanneer bij het tot stand brengen van de rechtshandeling nog geen voornemen bestond de daarmee verschoven gelden weer terug te lenen maar uiteindelijk wel plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In feite direct (Art. 10a-1 VPB)

A

Een in feite direct verband is aanwezig wanneer bij het tot stand brengen van de rechtshandeling al het voornemen bestond de daarmee verschoven gelden weer terug te lenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

‘rechtens’ verschuldigd (Art. 10a VPB)

A

Indien in civielrechtelijke zin een schuld is aangegaan bij een verbonden partij.
De verbonden partij is dan de formele crediteur van de schuld die de belastingplichtige op zich heeft genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Werkzaam vermogen

A

Vermogen dat kan worden aangewend voor de bedrijfsuitvoering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Storting formeel kapitaal

A

Inbreng van het nominaal gestorte kapitaal en het agio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Storting informeel kapitaal (+ vb.)

A

Indien D buiten storting op aandelen voordeel geniet van M dat D onder zakelijke omstandigheden niet zou hebben verkregen.
Bv. Deelnemerschapslening (verstrekking EV)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onzakelijke kapitaalstorting (uitleg + kenmerk + gevolg Art. 10a-3 VPB)

A

Bevoordeling door M aan D, ingegeven door aandeelhoudersmotieven.
Er wordt vaak niet daadwerkelijk geschoven met gelden.
Maakt zakelijk tegenbewijs onwaarschijnlijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Interne verhanging (VPB)

A

Art. 10a-1-c VPB
Als een reeds met de belastingplichtige verbonden lichaam wordt overgenomen, met geld dat is geleend van een verbonden lichaam.

17
Q

3 situaties ont-/besmetting lening

A

1) Wijziging doel financiering
2) Wijziging crediteur
3) Wijziging verbondenheid

18
Q

Financieringsvrijheid (+ uitzondering)

A

Een concern heeft de vrijheid een in NL gevestigde D met EV dan wel VV te financieren.
Uitzondering: Onzakelijke omleiding

19
Q

Inrichtingsvrijheid (+ uitzondering)

A

Een concern heeft de vrijheid economische belangen en (financiële) middelen onder te brengen in een in NL gevestigde D.
Uitzondering: Onzakelijke omleiding

20
Q

Interne acquisitie (+ gevolg Art. 10a VPB)

A

Concerninterne overdracht van de aandelen in een dochtermaatschappij.
Is behoudens zakelijk tegenbewijs, onzakelijk.

21
Q

Zakelijk tegenbewijs bij externe acquisitie (6, VUSSTS)

A

1) Voeren van vaste dividendpolitiek
2) Uiteindelijk externe financiering (lening uit EV en niet onzakelijk omgeleid)
3) Schuldig gebleven uitkering voorafgaand aan overdracht aandelen (bv. onvoldoende financiële middelen)
4) Schuldig gebleven uitkering voorafgaand aan uitkoop medevennoot
5) Terug lenen dividend dat vervolgens wordt doorgeleend (actieve concernfinancieringsmaatschappij)
6) Solvabiliteitsgaranties

22
Q

Hybride entiteit

A

Lichaam die in NL als niet transparant geldt, maar in land van vestiging wel als transparant wordt aangemerkt.

23
Q

Compenserende heffing

A

Er moet sprake zijn van een redelijke belasting naar de winst/inkomen bij de crediteur (lichaam of np) van de rente.

24
Q

‘besmette’ garanstelling

A

Indien de lening niet wordt verkregen zonder garantstelling van de verbonden partij.
Alsof lening is aangegaan bij verbonden partij, besmette lening.

25
Zakelijk tegenbewijs garantstelling
Indien de lening door belastingplichtige is afgesloten bij een derde namens de gehele groep als geheel, waarbij een verbonden partij garant staat.
26
4 kenmerken samenwerkende groep (VPB) (GGGS)
Art. 10a-6 VPB 1) General partner (kan np of rp zijn). 2) Gezamenlijke afstemming activiteiten. 3) Gelijke mate verstrekken EV en VV. 4) 'Samen uit, samen thuis'-bepaling m.b.t. EV/VV.