Week 6 Flashcards
Wat houdt voortgezet crimineel handelen in detentie in?
Voortgezet crimineel handelen in detentie (VCHD) houdt in dat gedetineerden, ondanks hun gevangenschap, criminele activiteiten blijven uitvoeren. Dit kan variëren van drugshandel tot het aansturen van criminele organisaties en intimidatie van getuigen. De arrestatie van een advocaat die berichten aannam van een gedetineerde in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) te Vught in 2021 illustreert de ernst van dit probleem.
De oorspronkelijke, primaire doelstelling van de EBI is het voorkomen van ontvluchtingen
van vluchtgevaarlijke gedetineerden en gedetineerden die bij ontvluchting voor
onaanvaardbare maatschappelijke onrust zorgen. Hoe verhoudt deze oorspronkelijk
doelstelling zich met de uitbreiding van de gronden voor plaatsing in de EBI met de invoering
van de zogenoemde d-grond?
De oorspronkelijke doelstelling van de EBI was gericht op het voorkomen van ontvluchtingen van gedetineerden die als extreem vluchtgevaarlijk werden beschouwd, of van wie de ontvluchting onaanvaardbare maatschappelijke onrust zou veroorzaken.
De invoering van de d-grond voor plaatsing in de EBI breidt deze focus uit. De d-grond richt zich op gedetineerden die een algemeen gevaar vormen voor de openbare orde en veiligheid, vanwege hun vermeende betrokkenheid bij ernstige criminaliteit, hun rol binnen een criminele organisatie, of hun persoonlijkheid.
De d-grond verschuift de focus dus van voorkomen van ontvluchting naar het beheersen van de dreiging die uitgaat van de gedetineerde zelf en diens potentieel om vanuit detentie criminele activiteiten te (blijven) sturen.
Soeteman, Van den Bosch en Van der Deijl gaan in het artikel ‘Voorgestelde wijziging van
de Penitentiaire beginselenwet vanuit advocatuurlijk perspectief’ in op drie voorgestelde
maatregelen ten aanzien van het controleren en beperken van het verkeer met
rechtsbijstandverleners.
a) Welke drie maatregelen zijn dit?
b) In welke voorgenomen artikelen van de Penitentiaire beginselenwet zijn deze
maatregelen opgenomen (zie p. 125 e.v. van het document met relevante wetgeving)?
c) Noem per maatregel twee kritiekpunten die de auteurs leveren.
Soeteman, Van den Bosch en Van der Deijl uiten kritiek op drie voorgestelde maatregelen in het wetsvoorstel tot wijziging van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw):
a) De drie voorgestelde maatregelen zijn:
●
Standaard visueel toezicht op alle gesprekken tussen EBI/AIT-gedetineerden en hun advocaten.
●
Een maximum van twee rechtsbijstandsverleners voor EBI/AIT-gedetineerden.
●
Locatie-gebonden bellen voor EBI/AIT-gedetineerden.
b) Helaas bevatten de bronnen geen informatie over de specifieke voorgenomen artikelen in de Pbw waarin deze maatregelen zijn opgenomen.
c) Kritiekpunten per maatregel:
Standaard visueel toezicht:
●
Schending van de vertrouwelijkheid tussen cliënt en advocaat. Het opnemen van gesprekken en de mogelijkheid dat deze beelden door het Openbaar Ministerie kunnen worden gevorderd, ondermijnen het recht op een vrije en vertrouwelijke verdediging.
●
Praktische bezwaren. De eis dat beelden ‘terstond’ na het gesprek worden gewist is vaag en roept vragen op over de daadwerkelijke waarborging van de vertrouwelijkheid.
Maximum van twee rechtsbijstandsverleners:
●
Beperking van het recht op rechtsbijstand. Het beperken van het aantal advocaten dat een gedetineerde mag raadplegen kan de kwaliteit van de verdediging negatief beïnvloeden.
●
Onvoldoende onderbouwing. De auteurs beargumenteren dat de stelling dat deze beperking nodig is om communicatie met criminele organisaties te voorkomen, onvoldoende is onderbouwd.
Locatie-gebonden bellen:
●
Deze maatregel wordt in de bronnen genoemd, maar de specifieke kritiekpunten van de auteurs worden niet expliciet benoemd.
Algemene kritiek:
De auteurs benadrukken dat de voorgestelde maatregelen disproportioneel zijn ten opzichte van het doel van het wetsvoorstel, namelijk het voorkomen van voortgezet crimineel handelen in detentie. Ze wijzen op het risico van een glijdende schaal, waarbij steeds meer gedetineerden onderworpen worden aan deze ingrijpende maatregelen.
De Afdeling advisering van de Raad van State (vanaf nu: de Afdeling) heeft in het
voorgeschreven advies onder meer de amendementen van Kamerlid Helder en Ellian over
auditief toezicht op het contact tussen de raadsman en de gedetineerde beoordeeld.
a) In paragraaf 3 gaat de Afdeling in op het constitutioneel kader. Welke rechten volgen uit
art. 6 en 8 EVRM, in het kader van het contact tussen de gedetineerde en diens
raadsman?
a) Rechten uit art. 6 en 8 EVRM
In het kader van het contact tussen een gedetineerde en diens raadsman komen uit artikel 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) en artikel 8 EVRM (recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven) de volgende rechten voort:
●
Recht op vertrouwelijke communicatie met de advocaat. Dit recht is essentieel om een vrije en effectieve verdediging te waarborgen, zonder vrees dat de inhoud van de gesprekken openbaar wordt gemaakt.
●
Recht op toegang tot een advocaat. Dit recht garandeert dat gedetineerden hun recht op rechtsbijstand kunnen uitoefenen.
In paragraaf 4 van het advies gaat de Afdeling onder andere in op één van de door u bij
vraag 3 genoemde maatregelen, voortvloeiend uit het amendement van Kamerlid Helder.
Welke maatregel is dat en hoe oordeelt de Afdeling over deze maatregel? Licht uw
antwoord toe.
Oordeel over Amendement-Helder
Het Amendement-Helder, dat audiovisuele opnames van alle gesprekken tussen gedetineerden in de EBI en op de AIT met hun advocaten beoogt, is volgens de Afdeling onverenigbaar met de Grondwet, het EVRM en het Unierecht.
De Afdeling oordeelt dat dit amendement een ongeoorloofde inmenging vormt in het recht op vertrouwelijke communicatie, omdat het een algemene, preventieve maatregel betreft. Er ontbreekt een individuele afweging en er zijn geen dwingende redenen om de vertrouwelijkheid in alle gevallen te doorbreken.
De Afdeling gaat in paragraaf 4 van het advies ook in op het amendement van Kamerlid
Ellian over de uitbreiding van de bevelsbevoegdheid van de minister.
d) Wat houdt deze maatregel in en in welk voorgesteld artikel van de Penitentiaire
beginselenwet is deze opgenomen?
Het Amendement-Ellian beoogt een uitbreiding van de bevelsbevoegdheid van de minister om auditieve opnames te maken van gesprekken tussen een specifieke gedetineerde en diens advocaat. Deze opnames zouden direct worden beluisterd door een onafhankelijke commissie die de minister adviseert over eventueel nader onderzoek naar de advocaat.
Wat is het oordeel van de Afdeling over de door u onder vraag 3d genoemde maatregel?
Licht uw antwoord toe.
De Afdeling oordeelt dat ook het Amendement-Ellian onverenigbaar is met de Grondwet, het EVRM en het Unierecht. Hoewel deze maatregel gericht is op individuele gevallen, ontbreken dwingende redenen om de inmenging in de vertrouwelijke communicatie te rechtvaardigen. De Afdeling wijst erop dat er reeds strafvorderlijke mogelijkheden bestaan om vertrouwelijke gesprekken af te luisteren in geval van een concreet vermoeden van misbruik.
Hoe reageert de minister op de conclusies van de Afdeling over de maatregelen die
voortvloeien uit de amendementen Helder en Ellian?
De minister onderschrijft de conclusies van de Afdeling en geeft aan dat het kabinet het wetsvoorstel in de huidige vorm niet kan steunen. De minister benadrukt echter het belang van de maatregelen tegen voortgezet crimineel handelen in detentie en kondigt aan met spoed een nieuw wetsvoorstel in te dienen. Dit wetsvoorstel zal de amendementen die zien op auditief toezicht terugdraaien.
Lees de samenvatting van het onderzoek naar het Italiaanse 41-bis detentieregime.
a) Welke drie aspecten van het Italiaanse 41-bis-regime zouden volgens de onderzoekers
overgenomen kunnen worden in Nederland?
b) Waarom concluderen de onderzoekers dat “pas op de plaats” moet worden gemaakt?
c) Welke twee suggesties doen de onderzoekers voor de vormgeving van de huidige
wetgeving en het huidige belei
a) Drie aspecten voor overname in Nederland:
De onderzoekers suggereren dat de volgende drie aspecten van het Italiaanse 41-bis regime overwogen kunnen worden voor implementatie in Nederland:
●
De rol van de GOM: De Gruppo Operativo Mobile (GOM) is een gespecialiseerde eenheid binnen de Italiaanse penitentiaire politie die verantwoordelijk is voor de bewaking en controle van 41-bis gedetineerden. De GOM speelt een centrale rol in het verzamelen van inlichtingen, het monitoren van communicatie en het handhaven van de strikte regels van het regime. De onderzoekers zien potentieel in een dergelijke gecentraliseerde aanpak, maar benadrukken wel de noodzaak om rekening te houden met de Nederlandse context van humane detentie en relationele veiligheid.
●
Automatisch gebruik van videoconferenties: In Italië is het standaardpraktijk om videoconferenties te gebruiken voor alle gerechtelijke procedures waarbij 41-bis gedetineerden betrokken zijn. Dit minimaliseert veiligheidsrisico’s en wordt in de praktijk niet gezien als een inbreuk op verdedigingsrechten. De onderzoekers adviseren om deze aanpak te overwegen voor gedetineerden in de EBI, mits de nodige faciliteiten beschikbaar zijn.
●
Versterking van de intelligencefunctie: De onderzoekers benadrukken het belang van investeringen in de intelligencefunctie binnen de gevangenis om VCHD effectief te kunnen bestrijden. Italië heeft hierin geïnvesteerd vanuit de overtuiging dat dit cruciaal is voor de bestrijding van georganiseerde misdaad.
b) Redenen voor “pas op de plaats”:
De onderzoekers pleiten voor een “pas op de plaats” bij de overname van elementen uit het 41-bis regime, omdat:
●
Snelle implementatie zonder evaluatie: Er zijn in Nederland recent veel maatregelen ingevoerd, geïnspireerd door het 41-bis regime, zonder dat de effecten hiervan goed zijn geëvalueerd. Er is onvoldoende kennis over de daadwerkelijke werking van deze maatregelen en over mogelijke ongewenste neveneffecten.
●
Risico op onomkeerbare veranderingen: De onderzoekers waarschuwen dat het implementeren van een strikt regime als het 41-bis kan leiden tot onomkeerbare veranderingen in het Nederlandse penitentiaire systeem. De ervaring in Italië leert dat het later moeilijk is om versoepelingen door te voeren, zelfs als daar goede redenen voor zijn.
●
Contextuele verschillen: De effectiviteit van het 41-bis regime is sterk verbonden met de specifieke context van Italië, zoals de aard van de maffiacriminaliteit, het rechtssysteem en de maatschappelijke opvattingen. Het is de vraag of deze elementen zomaar kunnen worden overgenomen naar de Nederlandse situatie.
c) Suggesties voor wetgeving en beleid:
De onderzoekers doen de volgende suggesties voor de vormgeving van de huidige wetgeving en beleid rondom de EBI:
●
Prioriteit voor maatwerk en flexibiliteit: In tegenstelling tot het rigide 41-bis regime pleiten de onderzoekers voor een aanpak die ruimte biedt voor maatwerk en flexibiliteit in de toepassing van maatregelen. Het uitgangspunt moet zijn om een humane detentie te waarborgen en rekening te houden met de individuele omstandigheden van gedetineerden.
●
Ontwikkelen van een heldere exit-strategie: Een van de grootste kritiekpunten op het 41-bis regime is het gebrek aan een duidelijke exit-strategie. De onderzoekers benadrukken het belang van het creëren van een helder en voorspelbaar traject voor gedetineerden om uit het strenge regime te kunnen komen. Dit bevordert perspectief en re-integratie.
De onderzoekers concluderen dat het van belang is om te leren van de Italiaanse ervaringen met het 41-bis regime en om een weloverwogen besluit te nemen over de implementatie van strengere maatregelen in de EBI. Ze benadrukken de noodzaak van een grondige evaluatie van de bestaande maatregelen en van het ontwikkelen van een aanpak die recht doet aan de Nederlandse context en de fundamentele rechten van gedetineerden.