Week 6 Flashcards

1
Q

Nonet en Selznick

A

In de eerste passage wordt een juridische ontwikkeling besproken. Er wordt besproken dat rechterlijke instanties in de jaren vijftig hervormd werden, naar aanleiding van een tendens dat rechtspraak, wetgeving en beleid te ver verwijderd waren van de realiteit. De hervorming werd gedreven door een academische impuls en de overtuiging dat er iets moest veranderen. Het begon bij professoren, sociologen en ambtenaren van de rechterlijke macht. Snel werd dit groter en werd rechtspraak (justitie) op de politieke agenda geplaatst. Het was een tijd waar grondrechten, armoede, misdaad, protesten, demonstraties en machtsmisbruik urgente sociale problemen waren (post WWII). Hierdoor werd van de rechtspraak meer gevraagd en werd ‘recht en samenleving’ een belangrijk onderwerp. Om dit onderwerp aan te pakken is wetenschappelijke samenhang nodig. Nonet en Selznick proberen met hun stuk hieraan bij te dragen. Ze sturen aan op een herziende blik op de wisselwerking tussen juridische theorie en maatschappelijke werkelijkheid.

Jurisprudentie verkrijgt een diepere waarde wanneer we ons bewust zijn van de gevolgen van rechtspraak op nieuwe bewegingen en op de rechterlijke instanties. Jurisprudentie zal meer betekenis verkrijgen wanneer we juridische, politieke en sociale theorieën met elkaar integreren. Dit vormt het einde van de inleiding van de tekst, waarin de aanleiding en het doel van hun stuk wordt uitgewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • De rol van dwang van recht (in hoeverre het recht hardhandig gewaarborgd moet worden);
  • Het samenspel tussen recht en politiek;
  • De verhouding tussen recht, de staat en moraliteit;
  • De rol die regels spelen bij juridische beslissingen;
  • Civiele participatie;
  • Legitimiteit;
  • De voorwaarden voor gehoorzaamheid.

Er wordt met deze variabelen en de mogelijke combinaties van deze variabelen 3 soorten verschijningsvormen van recht onderscheiden:

A
  1. Repressief recht;
  2. Autonoom recht;
  3. Responsief recht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zie tabel!

A

Een rechtssysteem bevindt zich nooit zuiver in een van drie stadia. Het zal altijd gaan om tussenvormen, waarbij elementen van de drie verschillende soorten terugkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reponsief recht

A

Rechtspraak moet meer bieden dan procedurele rechtvaardigheid. Het zou zich in moeten zetten tot het behalen van substantiële (bredere) rechtvaardigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De verschillende soorten recht komen ook overeen met bepaalde stromingen van rechtsfilosofen.

  • Zo komt de strekking van de theorieën Hobbes, Austin en Marx overeen met repressief recht.
  • De theorie van positivisten zoals Kelsen, Hart en Fuller komt dan weer overeen met autonoom recht.
  • Roscoe Pound en de rechtsrealisten kunnen worden verbonden met het responsieve recht.
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zowel vanuit sociologie als vanuit rechtsrealisme werd er ook gevraagd om meer ruimte voor kennis van hoe het recht werkt, met name ook hoe effectief bepaalde regelgeving is. Dit vraagt om een meer instrumentalistische visie op recht. Deze visie kent echter bezwaren. Zo leidt dit tot minder respect voor procedures, waardoor burgers doen waar ze zin in hebben. Hierdoor verliest het recht haar kracht om orde te scheppen. Op het moment dat rechtspraak sociaal wenselijke resultaten nastreeft, kan men de vraag stellen of recht en politiek nog wel gescheiden zijn.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een andere uitdaging voor responsief recht is het spanningsveld tussen enerzijds openheid en anderzijds integriteit. Integriteit kan worden gewaarborgd doordat de rechterlijke instanties trouw zijn aan een bepaalde ‘missie’ of filosofie. Instanties die trouw zijn aan een bepaalde opvatting zijn echter wel kwetsbaar om geen beeld meer te hebben voor wat er om hun heen gebeurt. Ze verliezen hierdoor een benodigde zelfkritische houding.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dit spanningsveld laat zich illustreren door de rechter verantwoordelijk te laten zijn voor zijn uitspraken. Verantwoordelijkheid van de rechter om tot goede oplossingen te komen is het makkelijkst denkbaar als het optreden van rechters aan bepaalde standaarden getoetst kan worden. Dit werkt wel voorzichtigheid in de hand. Openheid brengt ons flexibiliteit en laat rechters zelfcorrigerend zijn. Dit kan echter voortvloeien in opportunisme, aangezien verantwoordelijkheid een minder sterke werking heeft in een open systeem.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De opvatting van autonoom recht heeft als doel de institutionele integriteit waarborgen (wederom: zie tabel). Dit kan niet zonder formalisme. Het responsieve recht houdt oog voor wat noodzakelijk is om integriteit te bewaken, terwijl er ook oog is voor wat er om het recht heen gebeurt. Kritiek uit de maatschappij wordt gezien als een bron van informatie en als mogelijkheid om het systeem te verbeteren. Zo wordt er gebruikgemaakt van het spanningsveld tussen openheid en integriteit. Om dit te laten werken is het belangrijk dat de instanties een bepaald (algemeen) doel hebben. Als er geen doel is, leidt dit tot ofwel opportunisme ofwel stijfheid. Responsief recht gaat ervan uit dat een doel voldoende objectief kan worden geformuleerd, zodat het ook daadwerkelijk bruikbaar is om adaptief recht mogelijk te maken. Tot slot wordt opgemerkt dat het voor instanties lastig kan zijn om een doel vast te stellen. Sommige instanties houden heel sterk vast aan tradities, gebruiken en gewoontes.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nonet en Selznick sluiten af met het geven van een korte samenvatting van waarom het recht meer responsief zou moeten worden. Ze geven hiervoor vier redenen:

A
  1. Door de dynamiek van het ontwikkelen van het recht komt aan het ‘doel’ van het recht meer autoriteit toe.
  2. Een doel maakt een juridische verplichting lastiger, waardoor de nadruk minder komt te liggen op gehoorzaamheid en meer op de hedendaagse opvatting van orde.
  3. Als recht meer open en flexibel wordt krijgt het recht een politieke dimensie. Dit brengt krachten teweeg die de rechterlijke instanties corrigeren en veranderen, maar tegelijkertijd de integriteit van de instanties ondermijnt.
  4. Door sociale druk is er een meer competente rechterlijke instantie nodig om de autoriteit van een juridisch doel en integriteit te waarborgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

‘Empathisch bestuursrecht’ van Koenraad

A

Dit artikel gaat over de toeslagenaffaire. In deze zin beschouwt hij hoe empathisch bestuursrecht kan bijdragen aan een betere band tussen de overheid en haar burgers. De link met de toeslagenaffaire is dat dit een situatie is waarin een breuk is ontstaan in het vertrouwen in de overheid. Bestuursrechters zijn nodig om deze breuk te herstellen. Hoger beroepsrechters kunnen helpen door het bestuursrecht empathischer te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Koenraad constateert dat de overheid vaak neigt naar handelen ten behoeve van controle en repressief optreedt tegen burgers die een ‘fout begaan’. Anderzijds is het gezag van ambtenaren niet meer vanzelfsprekend. Harder optreden wordt dus minder geaccepteerd. Dit komt ook door digitalisering, want burgers zijn meer op de hoogte van (slecht) overheidsoptreden.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tegelijkertijd bestaat er wel een behoefte aan vertrouwen van de overheid in haar burgers. Dit geldt ook andersom. Er is ook behoefte aan meer wederkerigheid en besef dat beide partijen elkaar nodig hebben. We moeten volgens Koenraad van misstanden, zoals de toeslagenaffaire, leren om het beter te doen in de toekomst. Koenraad ziet empathie als sleutelwoord als we streven naar een samenleving die is gestoeld op vertrouwen en waarin oog is voor persoonlijke problemen van burgers.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De wetgever

A

De wetgever kan een rol vervullen door in wetgeving meer ruimte te laten voor maatwerk. Dat betekent: meer ‘kan-bepalingen’ (discretionaire bevoegdheden), meer ruimte voor uitzonderingen en meer flexibiliteit. Hierdoor krijgt het bestuur ook ruimte om genuanceerd beleid te voeren. Koenraad noemt kort dat de wetgever meer vertrouwen zou kunnen hebben in het bestuur en de rechters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er wordt meer gesproken over meer maatwerk in het bestuursrecht. Maatwerk kost echter ook meer tijd en is vatbaarder voor willekeur en ongelijke behandelingen. We hebben daarom middelen nodig om responsief overheidsoptreden in te kaderen. Besproken wordt welke beginselen hierbij een rol spelen.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Onderscheid tussen besluiten op aanvraag en besluiten die niet op aanvraag worden genomen (ambtshalve genomen besluiten)

A

Een besluit op aanvraag kan tot een geschil leiden als de burger niet krijgt wat hij wil. Hierbij moet het bestuur het verzoek dus aandachtig lezen en zo ruim mogelijk opvatten in lijn met het dienstbaarheidsbeginsel.

Bij een ambtshalve genomen besluit ligt de nadruk meer op het evenredigheidsbeginsel. Een sanctie mag bijvoorbeeld niet zwaarder zijn dan nodig is. Het bestuur kan rekening houden met persoonlijke omstandigheden van de burger. Dit vergt moed van de bestuurder die een beslissing neemt.

17
Q

Bij een besluit op bezwaar ligt de nadruk op het verdedigingsbeginsel. Er moet niet alleen extra kennis worden vergaard om het besluit te kunnen heroverwegen, maar de burger moet ook een podium krijgen om zijn ongenoegen uit te drukken. Het besluit op bezwaar moet daarom ook vanuit de overheid worden gezien als een mogelijkheid op een beter en meer rechtvaardig besluit, niet als een last.

Het zorgvuldigheidsbeginsel ligt meer bij het bestuursorgaan, waardoor dit niet echt strekt tot de burger. Koenraad bespreekt dit beginsel daarom niet uitgebreid.

Het bestuur moet de burger ook altijd serieus nemen. Om dit te bewerkstelligen moet het motiveringsbeginsel extra worden nageleefd.

A
18
Q

De burger hoort de overheid respectvol te bejegenen. Hij hoort behulpzaam te zijn bij het verzamelen van nodige informatie (zorgvuldigheidsbeginsel). Hij hoort helder aan te geven wat hij wil (rechtszekerheidsbeginsel) en waarom hij dat wil (motiveringsbeginsel). Hij hoort eerlijk en duidelijk te zijn (vertrouwensbeginsel). Hij zou routes moeten kiezen die de werkprocessen van het bestuur zo min mogelijk belasten (evenredigheidsbeginsel). Deze uitwerkingen zijn de tegenhangers van eerder aangehaalde beginselen, maar dan aan de kant van de burger.

A
19
Q

De rechter moet bij elk geschil kijken naar specifieke feiten en persoonlijke omstandigheden beschouwen. Om dit goed te doen is een wettelijk kader nodig met voldoende flexibiliteit. De wetgever moet de rechter hierin vertrouwen.

Rechters moeten stoppen met het opbouwen van een uitspraak uit standaardoverwegingen. Hierdoor ontbeert een uitspraak elk persoonlijk karakter. Op het moment dat de feiten van een casus meer wringen, zou de rechter juist een uitspraak van A tot Z zelf moeten schrijven. Daarnaast stelt Koenraad dat volgens hem een (lagere) rechter best eigenwijs, tegendraads en moedig mag zijn.

A
20
Q

Koenraad erkent dat er te veel (bestuurs)zaken zijn, en dat het lastig is om binnen redelijke termijn kwaliteit te leveren. Hij gaat dan weer in op standaardoverwegingen in de rechtspraak. Voorspelbaarheid van uitspraken zal dalen als er minder standaardoverwegingen zijn. Standaardoverwegingen bij rechters leiden tot het kopiëren van standaardoverwegingen door bestuurders. Hierdoor vergeten we dat achter elk dossier een mens schuilgaat, die boosheid en onmacht ervaart.

A
21
Q

Koenraad roept de rechter op om intensiever te toetsen of een besluit zich verdraagt met het evenredigheidsbeginsel en of het deugt gelet op voorbereiding en motivering. Koenraad voegt nog toe dat hij wel degelijk vertrouwen heeft in rechters. Beschikkingen zijn inhoudelijk wel juist, maar wat betreft motivering vaak zwak. Als een rechter zijn beoogde eindresultaat niet kan uitleggen aan een niet-jurist dan is er iets mis met: (1) zijn didactische vaardigheden, (2) de kwaliteit van het bestreden besluit of (3) de deugdelijkheid van de wetgeving waarop dit besluit is gebaseerd. Koenraad voegt ook nog toe dat alle hogere bestuursrechters feitenrechters zijn die besluiten opnieuw tegen het licht houden. Het is dus ook belangrijk dat ze de zaak opnieuw beschouwen.

A
22
Q

Volgens het opgestelde rapport (naar aanleiding van de toeslagenaffaire) dragen alle betrokken schakels schuld; politici, ambtenaren, bestuurders en rechters. De regelgeving zorgde voor ingrijpende gevolgen. Rechters verwezen naar de bedoeling van de wetgever, waardoor hij dit gebruikte als onderbouwing dat de wetgeving niet veranderd hoeft te worden. Zo werd het systeem in stand gehouden.

Koenraad wijst in zijn slot over wie anders had moeten handelen in de toeslagenaffaire vooral naar de rechters. Rechters kregen beroepen binnen waarop binnen een redelijke termijn beslissingen moesten volgen. De rechters hadden met een zorgvuldige (of zelfs: dappere) uitspraak een groot verschil kunnen maken voor een betrokken individu.

A
23
Q

Er wordt afgesloten met een opmerking over Empirical Legal Studies (ELS). Dit is relevante stof voor deze week. ELS is een veld van studies waarmee met behulp van empirisch onderzoek wordt gedaan naar het recht (in brede zin). ELS kent drie pijlers:

A
  1. Onderzoek naar assumpties waarop het recht is gebaseerd;
  2. Onderzoek naar het functioneren van het recht in de praktijk;
  3. Onderzoek naar de effecten van het recht.
24
Q

Daarnaast heeft ELS nog drie kenmerken:

A
  1. ELS stelt vragen over het recht;
  2. ELS gebruikt empirische gegevens voor de beantwoording;
  3. ELS levert antwoorden die juridisch relevant zijn.
25
Q

ELS is onderscheidend omdat met ELS vragen worden gesteld over het recht, empirie wordt gebruikt om deze te beantwoorden en omdat er antwoorden worden gegeven die juridisch relevant zijn. In die zin is ELS toegepast wetenschappelijk onderzoek, met als onderwerp het recht.

A

ELS zou daarom een objectwetenschap kunnen zijn, maar zo ziet ELS zichzelf niet. ELS leunt op bestaande sociaalwetenschappelijke disciplines, die gebruikmaken van empirie in combinatie met verschillende theoretische kaders. ELS ontbreekt volgens Thomas nog aan theoretisch kader, waardoor de empirische onderzoeksgegevens van ELS meer ‘weetjes’ zijn. Deze resultaten moeten nog geïnterpreteerd worden vanuit een theoretisch kader.

26
Q

Er bestaat een wederkerigheid tussen de samenleving en het recht. Hieruit kunnen we twee begrippen destilleren.

Als we het hebben over de werking van de maatschappij op het recht dan hoort daar het begrip sociale genese bij.

Als we het hebben op de werking van het recht op de maatschappij, dan spreken we van de sociale werking van het recht.

A
27
Q

Sociale genese

A

Het gaat om de vraag wat er vanuit de maatschappij doorwerkt in het recht. Het gaat om het product van de gedachten en opvattingen in de maatschappij dat terugkomt in het recht.

We kijken dan voor het ontstaan van wetten, in deze context, ook niet naar formele totstandkomingsvereisten voor recht. We doelen dan op de ontwikkelingen in de maatschappij die leiden tot veranderingen in het recht. Dit kunnen grootschalige ontwikkelingen zijn, zoals technologie, migratiestromen of hoe we denken over klimaat- en milieuveranderingen. Verandering kan ook voortvloeien uit kleinschalige ontwikkelingen, zoals het werk van bepaalde belangengroepen of lobbygroepen, die pleiten voor een verandering in het recht.

28
Q

Sociale werking

A

Er wordt gekeken naar de manier waarop het recht in de maatschappij tot uiting komen. Zo kunnen er rechtsregels zijn, waar in de praktijk geen draagvlak voor is. Deze kunnen dan in mindere mate worden nageleefd, vergeleken met regels die door de maatschappij wel als belangrijk worden gezien. We kijken hierbij ook niet alleen naar de beoogde effecten van het recht. Rechtssociologen kijken ook naar wat de neveneffecten zijn van bepaalde wet- en regelgeving. De sociale werking van het recht is daarom een breder begrip dan de effectiviteit van het recht.