Week 3 Flashcards
2 verschillen tussen Hart en Dworkin
Waar de rechter volgens Hart in moeilijke gevallen discretie heeft, oordeelt Dworkin dat de rechter ook in moeilijke gevallen gebonden is aan het recht.
Het verschil met Hart is dat Dworkin van mening is dat je hierbij niet kunt teruggrijpen op een regel, maar op de beginselen.
Verschil tussen regels en beginselen
Regels hebben een alles-of-niets karakter. Ze zijn geldig en moeten worden nageleefd, of ze zijn ongeldig en hebben geen impact op de besluitvorming.
Beginselen daarentegen zijn niet doorslaggevend voor de juridische uitkomst. Ze geven slechts een richting aan waarin de oplossing moet worden gezocht, omdat ze relevante, maar niet afdoende redenen bieden voor een specifieke uitkomst.
Wanneer regels met elkaar botsen, kan slechts één ervan geldig zijn; regels kunnen niet tegelijkertijd geldig zijn.
In tegenstelling hiermee kunnen beginselen, zelfs bij conflicten, toch beide geldig en belangrijk zijn. Ze moeten dan tegen elkaar worden afgewogen. Zelfs als één van de beginselen uiteindelijk de voorkeur krijgt, betekent dat niet dat het andere beginsel ongeldig is geworden.
In onze wetten zijn niet alleen regels te vinden, maar ook tal van beginselen zijn gecodificeerd, zoals natuurlijk ook goed past bij ons civil-lawsysteem. De redelijkheid en billijkheid zijn de bekendste.
Aan de redelijkheid en billijkheid worden geen concrete voorwaarden gesteld en zijn slechts op te vatten als … zonder per se een uitkomst te dicteren. De redelijkheid en billijkheid roepen juist om regels naar eigen inzicht toe te passen. De laatste decennia zien we een trend waarin steeds meer van dit soort open standaarden in de wet worden opgenomen. Richtlijnen en overige bepalingen bieden steeds meer mogelijkheden om de regelgeving nader te specificeren. Mocht het ervan komen, dan kan de rechter dit ook weer naar eigen inzicht beoordelen.
argumenten die in een bepaalde richting wijzen
In beginsel lijkt deze flexibiliteit van het recht positief. Toch ontstaan daardoor moeilijkheden met betrekking tot deze rechtsvorming in plaats van rechtsvinding, zoals de veronderstelde onpartijdigheid van de rechter. (2)
Het is immers goed denkbaar dat rechters worden beïnvloed door persoonlijke of politieke voorkeuren wanneer de wet zoveel vage normen bevat. Dit is beter te voorkomen door strenge en duidelijke wetten.
Ten tweede is het aannemelijk dat een rechtsvormende rechter te veel op de stoel van de wetgever gaat zitten, waardoor de machtenscheiding (trias politica) in gevaar komt. De rechter is zoals je weet niet democratisch gekozen, dus dit is vrij problematisch.
Toch ontkracht Dworkin deze angst voor rechtsvormende en ondemocratische rechters. De rechter weegt als juridisch deskundige immers iets fundamenteel anders af dan de wetgever, die toch voornamelijk bestuurlijk bezig is. De rechter is bezig met … , terwijl de wetgever bezig is met … De rechter baseert zijn argumenten dus op …, welke een bepaald recht waarborgen. De wetgever baseert argumenten op … , welke een bepaald doel van de gemeenschap waarborgen. Dat de rechter bij rechtsvorming dus op de stoel van de wetgever gaat zitten, is volgens Dworkin onjuist, omdat de …
Onthoud dus goed het verschil tussen beginselen (…) en beleidsoverwegingen (…). Volgens Dworkin kan dus …
(rechts)beginselen
beleidsoverwegingen
beginselen
beleidsoverwegingen
rechter een ander soort argument afweegt
zien op een bepaald recht
zien op een bepaald doel van de gemeenschap
rechterlijke creativiteit, ofwel rechtsvorming, niet leiden tot ondemocratische verhoudingen.
Dworkin beschrijft drie mysteries (3)
- Het recht werkt op zichzelf (zonder bemoeienis);
- Het recht kent nog een hoger recht dat verweven zit in het geldende recht;
- Het recht kent zijn eigen ambities.
De overeenkomst tussen al deze theorieën is dat wordt erkend dat het recht zowel door …
Volgens Dworkin is de derde opvatting het meest interessant (hij zal deze verder uitwerken). Hiermee wordt namelijk gezegd dat …
Op deze manier kan het argument dat rechters geen recht mogen veranderen (omdat ze geen wetgever zijn) ook worden verworpen.
Deze derde opvatting werd echter met erg veel weerstand vanuit andere stromingen ontvangen. Zij verwierpen de notie dat het recht eigen ambities kan hebben. Volgens hen …
wetgeving als door rechtspraak kan veranderen.
nieuwe beslissingen enkel vindingen zijn in het bestaande recht. Het recht wordt dus niet aangevuld met een nieuwe uitspraak, maar gespecificeerd.
kunnen enkel rechters, van tijd tot tijd, het recht veranderen. Het recht kan dat zelf niet doen.
Dworkin vindt het de moeite waard om het oude idee, dat recht zijn eigen ambities kan hebben, toch opnieuw uit te werken. Dworkin gebruikt een methode die het recht verdeelt in het … en …
nieuwe beslissingen enkel vindingen zijn in het bestaande recht. Het recht wordt dus niet aangevuld met een nieuwe uitspraak, maar gespecificeerd.
Volgens Dworkin houdt interpreteren in dat …
Hiervoor moet worden getoetst aan twee dimensies (2)
Zie quotes op lawbooks!
een stuk tekst in het beste licht weergegeven moet worden.
Ten eerste moet een interpretatie passen (‘fit’) bij hetgeen dat wordt geïnterpreteerd. De interpretatie moet feitelijk gezien kloppen. Het moet niet tegenstrijdig zijn met het stuk dat wordt geïnterpreteerd.
Ten tweede moet een interpretatie de gemaakte juridische beslissingen (als geheel) het best rechtvaardigen (‘justify’).
De verhouding tussen deze twee dimensies is als volgt: …
Men kijkt eerst naar welke interpretaties mogelijk zijn, in de zin dat ze niet tegenstrijdig zijn met het geldende recht (dit is fit).
De relevante vraag is of de interpretatie op het bestaande recht aan zou kunnen sluiten.
De tweede dimensie verfijnt de keuze tussen (verschillende) interpretaties die aansluiten op het recht (dit is justification).
De enige juiste interpretatie is dan namelijk degene die het best te verdedigen is (gelet op het bestaande en het toekomstige recht).
Dworkin stelt dat men zou kunnen zeggen dat gelet op het bovenstaande een juridische beslissing … Men kan verschillend denken over welke interpretatie het best aansluit, gelet op deze twee dimensies.
Dworkin stelt dat er eigenlijk geen verschil is tussen … en … .
volledig subjectief wordt
objectiviteit en subjectiviteit
Om zijn theorie meer te laten spreken haalt Dworkin een casus aan: Dronenburg. Het gaat om een ontslagen marinier, die had toegegeven homoseksuele handelingen te verrichten in de barakken. Dworkin leidt uit jurisprudentie verschillende beginselen af, om deze te gebruiken voor het doen van een passende rechterlijke uitspraak.
Het eerste beginsel is …
Het tweede beginsel is …
We zullen aan beide beginselen een bepaald gewicht moeten toekennen. Het zwaarste beginsel zal doorslaggevend zijn voor de uitkomst van deze casus. We moeten ons daarom wenden tot de dimensie van … Dworkin concludeert dat het eerste beginsel het beste beginsel is (en dus het zwaarst weegt), nu het tweede beginsel te kort door de bocht is en geen rechtvaardiging bevat.
Dworkin gaat weer terug naar zijn introductie (drie mysteries) en stelt dat nu duidelijk wordt dat de uitspraak in Dronenburg door het recht zelf wordt voorgeschreven. De beste interpretatie van het recht stelt dat …
dat de staat geen afgekeurde handelingen mag verbieden als deze niemand kwaad doen.
dat de staat niets over voortplanting mag verbieden door wetgeving.
Justification
Dronenburg grondrechtelijk beschermd moet worden.
Er zijn twee modellen die we kunnen hanteren voor rechtspraak.
Enerzijds het interpreteren van het bestaande recht volgens fit and justification, anderzijds het positivistische model.
Dit positivistische model …
kijkt enkel naar de tekst van het recht en eerbiedigt dat de rechter geen recht mag vormen. Positivisten kunnen volgens Dworkin geen goede argumenten inbrengen tegen het hanteren van het interpretatieve model van rechtspreken.
Dworkin stelt dat aangevoerd zal worden dat …
Of we nou kijken naar de beginselen (interpretatief) of enkel naar de wettekst, met beide modellen kunnen we oplossingen vinden die aansluiten op de wet. We moeten ons dan afvragen welk model van rechtspraak dit onderwerp het best rechtvaardigt.
Het interpretatieve model dient …
In het positivistische model gaat volgens Dworkin een andere politieke deugd schuil: …
Als we efficiëntie centraal zetten in onze samenleving, dan zien wij onze medemensen als … en … Er is in deze samenleving geen vorm van naastenliefde*. Als we integriteit centraal zetten, dan streven we naar een samenleving met een … Dworkin schrijft dat eenieder die deze samenleving aantrekkelijker vindt klinken dan de samenleving gebaseerd op efficiëntie, zou moeten kiezen voor het interpretatieve model van rechtspraak. Met deze argumentatie verwerpt hij dan ook het positivistische model.
beide modellen aan zouden kunnen sluiten op grondrechtelijke rechtspraak (both ‘fit’).
politieke integriteit. Dit model laat dan ook ruimte voor politieke argumenten.
economische efficiëntie.
grondstoffen en concurrenten
gemeenschapsgevoel die zich verdraagt met met morele diversiteit.
Korte samenvatting
Het is een lange tekst, die bij tijd en wijle best ingewikkeld kan zijn. De absolute kern van deze tekst zijn de overwegingen en de uitleg van Dworkin over zijn interpretatieve model, waarmee hij stelt dat rechtspraak moet voldoen aan twee dimensies (fit en justification). Fit leidt hierbij tot een uitspraak die past en justification maakt de gekozen interpretatie het best verdedigbaar. Hierbij waarborgt fit de objectiviteit en justification de subjectiviteit. Een interpretatie van het recht leidt ons namelijk altijd tot de enige juiste interpretatie, waardoor we kunnen stellen dat het recht volledig bepaald is. Er zijn nog twee andere dingen die je uit de tekst van Dworkin zou moeten halen. Ten eerste dat Dworkin waarde hecht aan beginselen die in het recht te herkennen zijn. Ten tweede de kritiek die Dworkin geeft op het rechtspositivisme (en ook op het rechtsrealisme, visie 0 en het natuurrecht).