Week 3 Flashcards

1
Q

2 verschillen tussen Hart en Dworkin

A

Waar de rechter volgens Hart in moeilijke gevallen discretie heeft, oordeelt Dworkin dat de rechter ook in moeilijke gevallen gebonden is aan het recht.

Het verschil met Hart is dat Dworkin van mening is dat je hierbij niet kunt teruggrijpen op een regel, maar op de beginselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschil tussen regels en beginselen

A

Regels hebben een alles-of-niets karakter. Ze zijn geldig en moeten worden nageleefd, of ze zijn ongeldig en hebben geen impact op de besluitvorming.
Beginselen daarentegen zijn niet doorslaggevend voor de juridische uitkomst. Ze geven slechts een richting aan waarin de oplossing moet worden gezocht, omdat ze relevante, maar niet afdoende redenen bieden voor een specifieke uitkomst.

Wanneer regels met elkaar botsen, kan slechts één ervan geldig zijn; regels kunnen niet tegelijkertijd geldig zijn.
In tegenstelling hiermee kunnen beginselen, zelfs bij conflicten, toch beide geldig en belangrijk zijn. Ze moeten dan tegen elkaar worden afgewogen. Zelfs als één van de beginselen uiteindelijk de voorkeur krijgt, betekent dat niet dat het andere beginsel ongeldig is geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In onze wetten zijn niet alleen regels te vinden, maar ook tal van beginselen zijn gecodificeerd, zoals natuurlijk ook goed past bij ons civil-lawsysteem. De redelijkheid en billijkheid zijn de bekendste.

Aan de redelijkheid en billijkheid worden geen concrete voorwaarden gesteld en zijn slechts op te vatten als … zonder per se een uitkomst te dicteren. De redelijkheid en billijkheid roepen juist om regels naar eigen inzicht toe te passen. De laatste decennia zien we een trend waarin steeds meer van dit soort open standaarden in de wet worden opgenomen. Richtlijnen en overige bepalingen bieden steeds meer mogelijkheden om de regelgeving nader te specificeren. Mocht het ervan komen, dan kan de rechter dit ook weer naar eigen inzicht beoordelen.

A

argumenten die in een bepaalde richting wijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In beginsel lijkt deze flexibiliteit van het recht positief. Toch ontstaan daardoor moeilijkheden met betrekking tot deze rechtsvorming in plaats van rechtsvinding, zoals de veronderstelde onpartijdigheid van de rechter. (2)

A

Het is immers goed denkbaar dat rechters worden beïnvloed door persoonlijke of politieke voorkeuren wanneer de wet zoveel vage normen bevat. Dit is beter te voorkomen door strenge en duidelijke wetten.

Ten tweede is het aannemelijk dat een rechtsvormende rechter te veel op de stoel van de wetgever gaat zitten, waardoor de machtenscheiding (trias politica) in gevaar komt. De rechter is zoals je weet niet democratisch gekozen, dus dit is vrij problematisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toch ontkracht Dworkin deze angst voor rechtsvormende en ondemocratische rechters. De rechter weegt als juridisch deskundige immers iets fundamenteel anders af dan de wetgever, die toch voornamelijk bestuurlijk bezig is. De rechter is bezig met … , terwijl de wetgever bezig is met … De rechter baseert zijn argumenten dus op …, welke een bepaald recht waarborgen. De wetgever baseert argumenten op … , welke een bepaald doel van de gemeenschap waarborgen. Dat de rechter bij rechtsvorming dus op de stoel van de wetgever gaat zitten, is volgens Dworkin onjuist, omdat de …

Onthoud dus goed het verschil tussen beginselen (…) en beleidsoverwegingen (…). Volgens Dworkin kan dus …

A

(rechts)beginselen

beleidsoverwegingen

beginselen

beleidsoverwegingen

rechter een ander soort argument afweegt

zien op een bepaald recht

zien op een bepaald doel van de gemeenschap

rechterlijke creativiteit, ofwel rechtsvorming, niet leiden tot ondemocratische verhoudingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dworkin beschrijft drie mysteries (3)

A
  1. Het recht werkt op zichzelf (zonder bemoeienis);
  2. Het recht kent nog een hoger recht dat verweven zit in het geldende recht;
  3. Het recht kent zijn eigen ambities.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De overeenkomst tussen al deze theorieën is dat wordt erkend dat het recht zowel door …

Volgens Dworkin is de derde opvatting het meest interessant (hij zal deze verder uitwerken). Hiermee wordt namelijk gezegd dat …

Op deze manier kan het argument dat rechters geen recht mogen veranderen (omdat ze geen wetgever zijn) ook worden verworpen.
Deze derde opvatting werd echter met erg veel weerstand vanuit andere stromingen ontvangen. Zij verwierpen de notie dat het recht eigen ambities kan hebben. Volgens hen …

A

wetgeving als door rechtspraak kan veranderen.

nieuwe beslissingen enkel vindingen zijn in het bestaande recht. Het recht wordt dus niet aangevuld met een nieuwe uitspraak, maar gespecificeerd.

kunnen enkel rechters, van tijd tot tijd, het recht veranderen. Het recht kan dat zelf niet doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dworkin vindt het de moeite waard om het oude idee, dat recht zijn eigen ambities kan hebben, toch opnieuw uit te werken. Dworkin gebruikt een methode die het recht verdeelt in het … en …

A

nieuwe beslissingen enkel vindingen zijn in het bestaande recht. Het recht wordt dus niet aangevuld met een nieuwe uitspraak, maar gespecificeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Volgens Dworkin houdt interpreteren in dat …

Hiervoor moet worden getoetst aan twee dimensies (2)

Zie quotes op lawbooks!

A

een stuk tekst in het beste licht weergegeven moet worden.

Ten eerste moet een interpretatie passen (‘fit’) bij hetgeen dat wordt geïnterpreteerd. De interpretatie moet feitelijk gezien kloppen. Het moet niet tegenstrijdig zijn met het stuk dat wordt geïnterpreteerd.

Ten tweede moet een interpretatie de gemaakte juridische beslissingen (als geheel) het best rechtvaardigen (‘justify’).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De verhouding tussen deze twee dimensies is als volgt: …

A

Men kijkt eerst naar welke interpretaties mogelijk zijn, in de zin dat ze niet tegenstrijdig zijn met het geldende recht (dit is fit).
De relevante vraag is of de interpretatie op het bestaande recht aan zou kunnen sluiten.

De tweede dimensie verfijnt de keuze tussen (verschillende) interpretaties die aansluiten op het recht (dit is justification).
De enige juiste interpretatie is dan namelijk degene die het best te verdedigen is (gelet op het bestaande en het toekomstige recht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dworkin stelt dat men zou kunnen zeggen dat gelet op het bovenstaande een juridische beslissing … Men kan verschillend denken over welke interpretatie het best aansluit, gelet op deze twee dimensies.

Dworkin stelt dat er eigenlijk geen verschil is tussen … en … .

A

volledig subjectief wordt

objectiviteit en subjectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Om zijn theorie meer te laten spreken haalt Dworkin een casus aan: Dronenburg. Het gaat om een ontslagen marinier, die had toegegeven homoseksuele handelingen te verrichten in de barakken. Dworkin leidt uit jurisprudentie verschillende beginselen af, om deze te gebruiken voor het doen van een passende rechterlijke uitspraak.

Het eerste beginsel is …
Het tweede beginsel is …

We zullen aan beide beginselen een bepaald gewicht moeten toekennen. Het zwaarste beginsel zal doorslaggevend zijn voor de uitkomst van deze casus. We moeten ons daarom wenden tot de dimensie van … Dworkin concludeert dat het eerste beginsel het beste beginsel is (en dus het zwaarst weegt), nu het tweede beginsel te kort door de bocht is en geen rechtvaardiging bevat.

Dworkin gaat weer terug naar zijn introductie (drie mysteries) en stelt dat nu duidelijk wordt dat de uitspraak in Dronenburg door het recht zelf wordt voorgeschreven. De beste interpretatie van het recht stelt dat …

A

dat de staat geen afgekeurde handelingen mag verbieden als deze niemand kwaad doen.

dat de staat niets over voortplanting mag verbieden door wetgeving.

Justification

Dronenburg grondrechtelijk beschermd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er zijn twee modellen die we kunnen hanteren voor rechtspraak.

Enerzijds het interpreteren van het bestaande recht volgens fit and justification, anderzijds het positivistische model.

Dit positivistische model …

A

kijkt enkel naar de tekst van het recht en eerbiedigt dat de rechter geen recht mag vormen. Positivisten kunnen volgens Dworkin geen goede argumenten inbrengen tegen het hanteren van het interpretatieve model van rechtspreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dworkin stelt dat aangevoerd zal worden dat …

Of we nou kijken naar de beginselen (interpretatief) of enkel naar de wettekst, met beide modellen kunnen we oplossingen vinden die aansluiten op de wet. We moeten ons dan afvragen welk model van rechtspraak dit onderwerp het best rechtvaardigt.

Het interpretatieve model dient …
In het positivistische model gaat volgens Dworkin een andere politieke deugd schuil: …

Als we efficiëntie centraal zetten in onze samenleving, dan zien wij onze medemensen als … en … Er is in deze samenleving geen vorm van naastenliefde*. Als we integriteit centraal zetten, dan streven we naar een samenleving met een … Dworkin schrijft dat eenieder die deze samenleving aantrekkelijker vindt klinken dan de samenleving gebaseerd op efficiëntie, zou moeten kiezen voor het interpretatieve model van rechtspraak. Met deze argumentatie verwerpt hij dan ook het positivistische model.

A

beide modellen aan zouden kunnen sluiten op grondrechtelijke rechtspraak (both ‘fit’).

politieke integriteit. Dit model laat dan ook ruimte voor politieke argumenten.

economische efficiëntie.

grondstoffen en concurrenten

gemeenschapsgevoel die zich verdraagt met met morele diversiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Korte samenvatting
Het is een lange tekst, die bij tijd en wijle best ingewikkeld kan zijn. De absolute kern van deze tekst zijn de overwegingen en de uitleg van Dworkin over zijn interpretatieve model, waarmee hij stelt dat rechtspraak moet voldoen aan twee dimensies (fit en justification). Fit leidt hierbij tot een uitspraak die past en justification maakt de gekozen interpretatie het best verdedigbaar. Hierbij waarborgt fit de objectiviteit en justification de subjectiviteit. Een interpretatie van het recht leidt ons namelijk altijd tot de enige juiste interpretatie, waardoor we kunnen stellen dat het recht volledig bepaald is. Er zijn nog twee andere dingen die je uit de tekst van Dworkin zou moeten halen. Ten eerste dat Dworkin waarde hecht aan beginselen die in het recht te herkennen zijn. Ten tweede de kritiek die Dworkin geeft op het rechtspositivisme (en ook op het rechtsrealisme, visie 0 en het natuurrecht).

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dworkin bespreekt het belang van een rechtszaak (2)

A

Ten eerste heeft een rechtszaak invloed op de betrokken partijen.

Daarnaast worden andere partijen geraakt door uitspraken. Dworkin bespreekt dat in het Verenigd Koninkrijk en in Amerika het recht is wat rechters zeggen dat het is; hierdoor worden dus meerdere partijen gebonden.

17
Q

Dworkin bespreekt vervolgens hoe gedacht kan worden over juridische twistpunten. Hij splitst deze op in drie categorieën.

Dworkin gaat dieper in op de tweede categorie. Hij noemt opvattingen over hoe het recht toegepast moet worden: ‘…’. Er zijn volgens Dworkin twee manieren op grond waarvan juristen het oneens kunnen zijn over een … (2)

A

Ten eerste kan er worden getwist over de feiten, ten tweede over juridische kwesties en ten derde over morele kwesties.

propositions of law
proposition of law.

Ten eerste kan men empirisch van mening verschillen, bijvoorbeeld doordat getwist wordt of een regel wel in een wetboek is opgenomen. Dit is een feitelijke vraag.

Men kan ook theoretisch van mening verschillen over het recht. Het gaat dan om een onenigheid over welke beginselen ten grondslag liggen aan het recht. Het theoretisch van mening verschillen over het recht is een stuk ingewikkelder dan empirisch van mening verschillen over het recht. Dworkin kondigt aan dat hij in zijn boek zal bespreken hoe men kan wegen wie in dergelijke situaties het beste argument heeft. Dworkin stelt ook dat maatschappelijk weinig bekendheid is met het probleem van theoretische onenigheid over het recht.

18
Q

Dworkin sluit zijn inleiding af door te stellen dat rechters in moeilijke situaties eigenlijk … De uitspraak die de rechter doet, wordt gevorderd door een correcte lezing van het bestaande recht.

Tijd besteden aan de vraag of rechters recht maken of het vinden, voegt volgens Dworkin eigenlijk weinig toe.

A

Er zijn volgens Dworkin twee manieren op grond waarvan juristen het oneens kunnen zijn over een proposition of law.

19
Q

Vervolgens gaat Dworkin in op een concept dat verwijst naar een benadering van rechtsinterpretatie die suggereert …

In deze ‘plain-fact view’ wordt eigenlijk gezegd dat …
Het antwoord op juridische vragen kan dus altijd ‘in de boeken’ worden gevonden en wat het recht is, hangt niet af van wat het recht zou moeten zijn.

Dworkin bekritiseert deze opvatting en betoogt dat …

Volgens Dworkin moeten rechters daarom een meer diepgaande interpretatieve benadering gebruiken, waarbij …

A

dat er één duidelijke en objectieve betekenis is van juridische teksten, die zonder al te veel interpretatie kan worden vastgesteld.

juridische twistpunten een illusie zijn en dat juristen het in principe altijd eens zijn over wat het recht is; je kunt immers simpelweg kijken naar de wet en rechterlijke uitspraken.

juridische teksten, zoals wetten en constitutionele bepalingen, vaak vaag of dubbelzinnig zijn. Hij stelt ook terecht de vraag waarom advocaten en rechters het dan alsnog vaak oneens zijn met elkaar over de vraag wat het recht is? Als ze in theoretische zin lijken te verschillen over wat de wet is, zijn ze eigenlijk aan het discussiëren over wat het zou moeten zijn. Hun meningsverschil gaat eigenlijk over kwesties van moraliteit en loyaliteit, niet over het recht an sich.

ze niet alleen naar de letterlijke bewoordingen van de wet kijken, maar ook naar de bredere context, de bedoelingen van de wetgever en de rechtsbeginselen die aan de wet ten grondslag liggen. Hij pleit voor een interpretatiemethode die recht doet aan de complexiteit van het recht en die rekening houdt met de fundamentele waarden die in het recht verankerd zijn. Hij betoogt dat goede rechters niet alleen de feiten correct vaststellen en de wet toepassen, maar ook een diep begrip hebben van de morele en politieke waarden die ten grondslag liggen aan het recht. Ze kunnen juridische principes interpreteren op een consistente en rechtvaardige manier, zelfs als er geen eenduidig antwoord lijkt te zijn. Aan de andere kant kunnen slechte rechters worden gekarakteriseerd door een gebrek aan begrip van deze waarden, inconsistente beslissingen en een neiging om hun persoonlijke voorkeuren boven de wet te stellen.

20
Q

Dworkin en euthanasie

We sluiten de bespreking van Dworkin af met een kort stuk van Rozemond over de theorie van Dworkin, in het kader van Nederlandse euthanasie regelgeving.

Het stuk gaat over wat te doen als een persoon die dementeert voor haar ziekte schriftelijk heeft vastgelegd niet verder te willen leven, toch heel gelukkig lijkt verder te leven. Volgens Dworkin is er dan een morele plicht om het leven van deze patiënt te beëindigen. Volgens Dworkin weegt de wil van een wilsbekwaam persoon zwaarder dan die van een wilsonbekwaam persoon. Er is in Nederland discussie over wat zwaarder zou moeten wegen. De actuele wil van een dementerend persoon, of de schriftelijke verklaring van voor het dementeren. In Nederland schrijft de wet voor dat voor euthanasie een patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt. Een persoon voor wie het leven geen zin meer heeft, hoeft echter niet altijd ondraaglijk en uitzichtloos te lijden. Bijvoorbeeld als een dementerende patiënt heel gelukkig lijkt te zijn. Volgens Dworkin zou euthanasie ook dan mogelijk moeten zijn, niet om medische redenen, maar gebaseerd op een wilsbekwame (schriftelijke) verklaring.

Er kan ook (filosofische) discussie ontstaan over de waarde van het leven van een dementerend persoon. Hierdoor is het lastig om een schriftelijke verklaring te duiden. Mensen kunnen immers van mening verschillen. De filosofie van Dworkin kan volgens Rozemond ook niet op alle schriftelijke wilsverklaringen worden geprojecteerd. Alleen iemand die er hetzelfde over denkt als Dworkin, zou op grond van een schriftelijke verklaring euthanasie moeten kunnen krijgen. Je weet dan namelijk dat ook de filosofische overtuiging op het moment van het opstellen van de verklaring deze keuze rechtvaardigt. De verantwoordelijkheid om deze verklaringen (te filosofisch) te duiden kunnen we echter niet bij artsen leggen. We kunnen ook niet van artsen verwachten dat zij om filosofische redenen meewerken aan het doden van gelukkige mensen.

A
21
Q

Immanuel Kant’s idee van menselijke waardigheid heeft een grote invloed gehad op onze moderne rechtscultuur.

Kant betoogde dat …

Kant’s ethische benadering benadrukt … Dit heeft geleid tot de bescherming van vrijheidsrechten en menselijke waardigheid in moderne wetgeving.

A

mensen nooit louter als middel voor anderen mogen worden behandeld, maar altijd als doel op zichzelf. Dit houdt in dat men respect moet hebben voor de menselijke waardigheid van anderen en hun vrijheid en redelijkheid moet respecteren.

consistentie in ons handelen en het vermijden van behandeling van anderen als middelen voor eigen doeleinden.

22
Q

Het rechtssysteem en de moraal van westerse samenlevingen zijn diep beïnvloed door Kant’s ideeën over menselijke waardigheid en vrijheid, vooral na de Tweede Wereldoorlog.

Ondanks het streven naar absolute bescherming van menselijk leven, zijn er situaties waarin ethische idealen conflicteren met praktische realiteit, zoals verkeersrisico’s. We weten dat auto’s gevaren met zich meebrengen, maar het is niet alsof we dan nu alle auto’s gaan verbieden. Ethische theorieën vereenvoudigen complexe realiteiten en bieden richtlijnen voor goed handelen, maar deze vereenvoudiging heeft zijn beperkingen.

A
23
Q

Aristoteles betoogde dat morele kwesties niet met wiskundige zekerheid kunnen worden opgelost en dat ethisch juist handelen vooral afhankelijk is van de … en … , niet van …

A

juiste houding en vorming van ethos

abstracte theorieën

24
Q

Kant en Bentham hadden abstracte ethische theorieën gebaseerd op respectievelijk menselijke waardigheid en utilitarisme, die principes oplegden zonder rekening te houden met de complexiteit van menselijk gedrag en situaties. Waarden zijn motiverende idealen in een gemeenschap, zoals vrijheid en gelijkheid in een democratie.

Rechtsnormen kunnen deze waarden weerspiegelen, maar menselijke waardigheid vormt een cruciale correctie op puur utilitaristische of Kantiaanse benaderingen. Kants ethiek stelt principes boven consequenties, terwijl utilitarisme consequenties boven principes plaatst.

Dit kan leiden tot morele conflicten, zoals in het geval van het opofferen van individuele belangen voor het algemeen belang.

A
25
Q

Met het volledige recht wordt ook gedoeld op …

Dworkin wijst op het belang om te kijken naar meer dan één dimensie.

A

beginselen (principles) die nodig zijn om het recht te interpreteren. Deze beginselen stellen ons in staat om het geschreven recht in het beste licht te zien.

26
Q

Deze stelling moet worden begrepen tegen de achtergrond van het verschil tussen een civil-law traditie (Nederland, Frankrijk) en een common-law traditie (USA, VK). In de common-law traditie wordt het recht in veel grotere mate bepaald door jurisprudentie. In civil-law landen wordt het recht in grootste mate bepaald door de wet.

A