Week 6 Flashcards

1
Q

Welke klepafwijking komt het meest voor?

A

Aortaklepstenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de klinische tekenen van hartfalen?

A
  • Tachycardie
  • Crepitaties
  • Oedeem
  • Ascites
  • Verhoogde CVD
  • Hepatomegalie
  • Cachexie en afname spiermassa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de meest voorkomende klepziekte?

A

Aortaklepstenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke factoren kunnen zorgen voor endocarditis?

A
  1. Bacteriëmie (slechte gebitsverzorging, drugs iv gebruik, ingrepen)
  2. Abnormaal cardiaal endotheel (thrombocyten en fibrine neerslag, vegetatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is endocarditis?

A

Endovasculaire infectie van cardiovasculaire structuren. Meestal kleppen maar ook van pacemakerdraden en kunstkleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke patiënten hebben een verhoogd risico op endocarditis?

A
  1. Patiënt met een klepprothese
  2. Na eerdere endocarditis
  3. Bij sommige aangeboren hartafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke ingrepen hebben een risico op bacteriëmie?

A
  • Ingrepen in de mondholte
  • Ingrepen bovenste luchtwegen (KNO)
  • Diagnostische en operatieve ingrepen in tractus digestivus en urogenitalis
  • Ingrepen in geïnfecteerd weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen cardiomyopathie, myocarditis en pericarditis?

A
  • Cardiomyopathie = ziekte van de hartspier, afwezigheid oorzakelijke ziekte.
  • Myocarditis = ontsteking van de hartspier
  • Pericarditis = ontsteking pericard
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de verschillende gradaties binnen eindstadium hartfalen?

A
  1. Thuis (NYHA III)
  2. In ziekenhuis afhankelijk van intraveneuze inotropica (NYHA IV)
  3. In ziekenhuis afhankelijk van mechanische ondersteuning (IABP/ECMO)
  4. Thuis met LVAD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zit het met problemen na harttransplantatie op korte en lange termijn?

A

In het begin zijn het vooral problemen die te maken hebben met de operatie en de verandering zoals rejectie, infectie en chirurgische problemen. Op lange termijn komen factoren zoals maligniteiten, coronairlijden en nierinsufficiëntie meer in beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het gevolg van een alveolocapillaire verdikking van het membraan?

A

Vocht gaat minder makkelijk uit de bloedbaan, dat is een voordeel. Zuurstof gaat minder makkelijk in de bloedbaan, dat is een nadeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vanaf welke waarde is de maximale zuurstofopname nog normaal?

A

hoger dan 85% van voorspeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen van aangeboren aortastenose zijn er?

A
  1. Valvulaire aortastenose
  2. Subvalvulaire aortastenose
  3. Supravalvulaire aortastenose
  4. Coarctatie van aorta
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke prikkels in het bloed zorgen voor een ademhalingsprikkel?

A
  • Zuurstofgehalte
  • Koolzuurgehalte
  • pH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de oorzaken van longoedeem?

A
  • Verstoring drukken (cardiogeen)
  • Schade alveolus (non-cardiogeen)
  • Neurogeen (non-cardiogeen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom gaan mensen met een te groot hart peipen bij de ademhaling?

A
  1. Door het te grote hart en vaten worden de luchtwegen een beetje dichtgedrukt
  2. Door stuwing gaat er vocht rondom de luchtwegen zitten
  3. Als het hart niet goed meer werkt gaat er minder zuurtstof naar de longen. Dan gaan de luchtwegen dicht, want er is geen zuurstof dus heoft er geen lucht heen