Week 5 Flashcards

1
Q

Welke oorzaken zijn er van dysfunctie van het hart?

A
  1. Primair hartspierprobleem
  2. overbelasting van het hart
  3. Instroombelemmering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke ziektebeelden vallen onder primair hartspierproblemen?

A
  • Myocardinfarct
  • Cardiomyopathie
  • Myocarditis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke ziektebeelden vallen onder overbelasting van het hart?

A
  • Drukbelasting (Klepstenose, hypertensie)
  • Volumebelasting (Klepinsufficiëntie, shunts)
  • Ritmestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke ziektebeelden vallen onder instroombelemmering?

A
  • Mitralis- of tricuspidalisklepstenose
  • Constrictieve pericarditis / Pericarditis constrictiva
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 voornaamste oorzaken van hartfalen?

A
  1. Coronair lijden
  2. Hypertensie
  3. Cardiomyopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke soorten cardiomyopathie zijn er? (5)

A
  • Gedilateerde cardiomyopathie
  • Hypertrofische cardiomyopathie
  • Restrictieve cardiomyopathie
  • Arytmogene RV cardiomyopathie
  • Noncompaction cardiomyopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 5 minder voorkomende oorzaken van hartfalen zijn er?

A
  1. Infiltratieve hartziekten (sarcoidose, haemochromatose, amyloidose)
  2. Klepaandoeningen (MI, MS, AoI, AoS)
  3. Ritmestoornissen (tachycardiomyopathy)
  4. Toxische stoffen (alcohol, chemotherapie, cocaine)
  5. Extracardiaal (anemie, thryeotoxicose, vit B1 deficiëntie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke redenen zorgen voor meer hartfalen in Nederland?

A
  1. Vergrijzing
  2. Betere behandeling AMI/PCI
  3. Toename risicofactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is preload?

A

Hoeveelheid bloed aanwezig in hart aan eind van diastole.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is afterload?

A

Weerstand/druk waartegen het hart in moet pompen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar wordt de afterload door bepaald?

A
  • Systeem en longweerstand (LV en RV)
  • Karakteristieken van de vaatwand
  • Bloedvolume dat uit wordt geperst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 3 kenmerken van myocardiale remodelling?

A
  1. Hypertrofie
  2. Verlies van myocyten
  3. Toename van interstitiële fibrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt acuut hartfalen gecompenseerd?

A
  • Via de sympathicus door de toename van hartfrequentie, contractiliteit, vasoconstrictie
  • Via RAAS: toename preload en vasoconstrictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt chronisch hartfalen gecompenseerd?

A
  • Toename preload
  • Neurohumorale activatie (RAAS, endotheline, sympathicus, NO, natriuretische peptiden, vasopressine)
  • Ontstekingsreactie
  • Remodelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het korte en het lange termijn gevolg van water/zout retentie?

A

Korte termijn: stijging preload
Lange termijn: long/leverstuwing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het korte en lange termijn gevolg van perifere vasoconstrictie?

A

Korte termijn: perfusie stijgt
Lange termijn: afterload stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het korte en lange termijn gevolg van sympaticus activatie?

A

Korte termijn: hartfrequentie en contractiliteit stijgen
Lange termijn: Energiebehoefte stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het korte en lange termijn gevolg van myocardhypertrofie?

A

Korte termijn: Ontlasten myocyten
Lange termijn: beschadiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het korte en lange termijn gevolg van myocardfibrose?

A

Korte termijn: voorkomen dilatatie
Lange termijn: diastolische dysfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de kenmerken van systolisch hartfalen? (HFREF)

A
  • Afgenomen contractie
  • Ejectiefractie verlaagd
  • Symptomen en tekenen hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de kenmerken van diastolisch hartfalen? (HFPEF)

A
  • Vullingsprobleem
  • Ejectiefractie bewaard
  • Symptomen en tekenen hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is backward failure?

A
  • Snel oplopende eind diastolische druk in linker ventrikel
  • daardoor hoge linker atrium druk
  • daardoor hoge druk in longvenen
  • daardoor longstuwing en longoedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is forward failure?

A
  • Te lage cardiac output (forward failure)
  • Hypotensie
  • onvoldoende weefselperfusie (Shock)
  • Multi orgaan falen en overlijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Is longoedeem of crepiteren een teken van backward failure van de linkerhartkamer?

A

Ja

25
Q

Waar of niet waar: cardiomyopathieën zijn vaak genetisch

A

Waar

26
Q

Vanaf welke wanddikte spreekt men van hypertrofische cardiomyopathie?

A

groter dan of gelijk aan 15 mm

26
Q

Vanaf wanneer hebben veel mensen met een hypertrofische cardiomyopathie pas klachten?

A

Wanneer er sprake is van een outflow obstructie.

27
Q

Wat is gedilateerde cardiomyopathie?

A

Dilatatie en verminderde systolische linker ventrikelfunctie

28
Q

Wat is het verschil tussen de primaire en secundaire vorm van restrictieve cardiomyopathie?

A

Primair komt door verlittekening van myocard. Secundair komt door andere aandoening zoals sarcoidose of amyloidose.

29
Q

Wat is er bij restrictieve cardiomyopathie altijd vergroot?

A

De boezems

30
Q

Wat is de behandeling van pericarditis?

A

Kuur van NSAIDs en 3 - 6 maanden colchicine

31
Q

Wat zijn de 3 complicaties van pericarditis?

A
  1. Recidiverende of incessant pericarditis
  2. pericard effusie met tamponade
  3. Constrictieve pericarditis
32
Q

Wat is de prevalentie van HCM?

A

1/500

33
Q

Welk aanvullend onderzoek kan gedaan worden om mogelijk hartfalen te diagnosticeren?

A
  1. Electrocardiogram
  2. Echocardiogram
  3. Laboratoriumonderzoek
  4. X-thorax
34
Q

Maximale energie productie =

A

Maximale O2 opname

35
Q

Welke 3 operatie technieken kunnen gebruikt worden bij hartfalen?

A
  1. On pump CABG
  2. Off pump CABG
  3. MIDCAB
36
Q

Welke aderen worden gebruikt om grafts van te maken voor coronairen?

A
  • v. saphena magna
  • v. saphena parva
  • linker en rechten internal mammal artery
  • a. radialis en a. gastroepiploica
37
Q

Welke 3 vormen van oorzaken van aortaklepstenose zijn er?

A
  1. Reumatisch
  2. Aangeboren
  3. Degeneratief
38
Q

Welke 3 metingen zijn belangrijk voor het bepalen van de ernst van een aortaklepstenose?

A
  1. Doppler over de klep
  2. Berekend klepoppervlak
  3. Anatomisch klepoppervlak
39
Q

De ernst van een aortaklepstenose hangt af van de ernst van de klachten. Welke 3 klachten zijn dit?

A
  1. Hartfalen symptomen (dyspnoe en vermoeidheid)
  2. Angina pectoris
  3. Duizelingen bij inspanning of syncope
40
Q

Welke 2 oorzaken zijn er voor een mitralisstenose?

A
  1. Reumatisch
  2. Degeneratief
41
Q

Wat heeft de voorkeur: een vervanging van de mitraalklep of een plastieke?

A

Plastieke

42
Q

De ernst van een stenose hangt bij de aortaklep wel/niet af van het hartritme en bij de mitraalklep wel/niet/

A

niet, wel

43
Q

Welke 3 klachten kunnen ontwikkelen bij mitralisstenose?

A
  1. Hartfalen symptomen (dyspnoe en vermoeidheid)
  2. Palpitaties
  3. Thrombo-embolie
44
Q

Welke aandoeningen kunnen mogelijk hartspierschade veroorzaken?

A
  1. Myocardinfarct
  2. Hypertensie
  3. Hartklep afwijkingen
  4. Ritmestoornissen
45
Q

Welke vormen van aanvullend onderzoek kan je doen bij hartfalen?

A
  1. ECG
  2. Echocardiogram
  3. X-thorax
  4. Laboratoriumonderzoek
46
Q

Wanneer sluit normaal natriuretisch peptiden hartfalen uit?

A

In patiënten met acute klachten

47
Q

Vier klassen van NYHA:

A
  1. I, geen beperkingen
  2. II, Milde klachten bij normale inspanning
  3. III, klachten bij geringe inspanning
  4. IV, klachten in rust
48
Q

Wat zijn de indicaties voor een harttransplantatie?

A
  • Eindstadium hartfalen
  • Optimale conventionele behandeling
  • Goede compliance/leefregels/dieet
  • Geen andere interventies mogelijk
  • Aanzienlijke winst te verwachten in duur en kwaliteit van leven
  • Geen belangrijke comorbiditeit
48
Q

Wat zijn de contraindicaties voor een harttransplantatie?

A
  • Niet beïnvloedbare pulmonale hypertensie
  • Infectie
  • Nier/leverinsufficiëntie
  • Ernstig vaatlijden buiten het hart
  • diabetes + orgaanschade
  • ziekten met beperkte prognose
  • problemen t.a.v. behandeling
49
Q

Wat zijn de verschillende technieken voor een harttransplantatie?

A
  1. Bi-atriaal - boezems ontvanger blijven staan
  2. Bi-cavaal - Rechts aangesloten op vena cavae, links aangesloten op boezem achterwand
50
Q

Welke tijdelijke mechanische ondersteuningsmogelijkheden zijn er bij ernstig hartfalen?

A
  1. Intra-aortale ballonpomp
  2. ECMO
  3. LVAD
51
Q

Welke oorzaken van primair mitraalinsufficiëntie zijn er?

A
  • Prolaps scallop soms met chorda ruptuur
  • prolaps enkele scallop
  • excessieve degeneratie met bileaflet prolaps (Barlow)
52
Q

Welke secundaire oorzaken van mitraalinsufficiëntie zijn er?

A
  • LV dilatatie/dysfunctie
  • Atriaal: annulus dilatatie meestal door boezemfibrilleren
53
Q

Wat zijn de oorzaken van acuut mitraalinsufficiëntie?

A
  • Chordae ruptuur
  • Papillairspier ruptuur
54
Q

Wat zijn de oorzaken van een acute aortaklepinsufficiëntie?

A
  • Dissectie
  • Endocarditis
55
Q

Wat zijn de oorzaken van chronische aortaklepinsufficiëntie?

A
  • Aortadilatatie
  • Klep prolaps
56
Q

Wat zijn de oorzaken van een secundaire tricuspidalis insufficiëntie?

A
  • RV dilatatie/dysfunctie
  • annulus dilatatie (boezemfibrilleren)