Week 6 Flashcards

1
Q

Tot welke ziektebeelden kunnen defecten in het immuunsysteem leiden?

A

Defecten in:
-Afweer op lichaamsvreemd-> infecties
-Tolerantie in lichaamseigen-> auto-immuunziekten (ook bacterien en voeding in darmen en inhalatie antigenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is immunologische tolerantie?

A

Voorkomt reactiviteit tegen autoantigenen
- Gecontroleerd niet reageren van lymfocyten op (auto)antigenen, waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden
- Is antigeen-specifiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 mechanismen van immunologische tolerantie zijn er?

A
  • Centrale tolerantie inductie (deletie) in primaire lymfoide organen: beenmerg en thymus
  • Perifere tolerantie inductie (anergie, suppressie) in secundaire lymfoide organen: milt, lymfklieren en MALT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is centrale tolerantie?

A

Auto-reactieve B- en T-cellen worden verwijderd (deletie/apoptose) in de primaire lymfoide organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vindt T-lymfocyt selectie en deletie plaats?

A
  • Cortex thymus: positieve selectie, interactie met MHC op corticale epitheelcellen. Geen interactie of sterke interactie→ apoptose
  • Medulla: negatieve selectie, auto-Ag gepresenteerd door DC, cellen die geen herkenning hebben gaan door naar circulatie, anderen apoptose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is anergie?

A

Inactivatie van lymfocyten door:
* Binding van (auto)antigeen aan de antigeenreceptor in afwezigheid van co-stimulatoire signalen
Signaal 1 zonder signaal 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is suppressie?

A

Actieve suppressie van lymfocyten door Treg door:
* Wegvangen groeifactor IL-2 door hoog affine receptor CD25
* Productie suppressieve cytokinen IL-10 en TGF-beta
* Wegvangen CD80/CD86 costimulatie door CTLA-4
* Productie cytotoxisch granzyme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn mogelijke doorbraken van tolerantie?

A
  • Polyclonale activatie
  • Activatie T-cellen door superantigenen
  • Moleculaire mimicry
  • Bystander activatie
  • Vrijkomen afgeschermde autoantigenen
  • Neoantigenen
  • Defect in Treg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is polyclonale activatie?

A

Antigeen- en T-lymfocyt onafhankelijke activatie van B-lymfocyten door bv EBV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is activatie door superantigenen?

A

Antigeen onafhankelijke activatie van T-lymfocyten door bv Staphylococcus
Superantigen kan MHC-2 en TcR crosslinken→ Ag onafhankelijke activatie T-cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is moleculaire mimicry?

A

Kruisreactie tussen antigeen micro-organisme en gelijkend autoantigeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het Guillain-Barre syndroom (GBS)?

A

 Post-infectieuze autoimmuun-polyneuropathie
 Snel progressieve verlamming armen en benen
 Ontstaat bij 1 op 2.000 tot 5.000 infecties
Campylobacter infectie→ kruis-reactieve antistoffen (molecular mimicry)→ zenuwbeschadiging. Structuur pathogeen lijkt op structuur in celmembraan van zenuwcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is bystander activatie?

A

Mede-activatie lymfocyten tijdens infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is vrijkomen afgeschermde autonatigenen?

A

Immune priviliged sites doorbroken. Bv schade oog→ vrijkomen autoantigenen→ door APC opgenomen en naar LK gebracht→ T-cel activatie→ T-cel gaat terug naar herkomst Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn neoantigenen?

A

Immuunstimulerende posttransitionele modificatie of haptenisatie bv geneesmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het IPEX syndroom?

A

 Immuundysregulatie
 Polyendocrinopathie
 Enteropathie
 X-gebonden
 FOXP3 mutatie => defect in Treg => orgaanspecifieke en systemische auto-immuunziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn modulerende factoren bij de ontwikkeling van auto-immuniteit?

A
  • Genen
  • Hormonen (geslachtshormonen)
  • Omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe dragen genen bij aan de ontwikkeling van auto-immuunziekten?

A

-MHC door verbeterde presentatie van auto-antigenen
-Mutaties in bepaalde immuunregulatoire genen.
FOXP3: defect in Treg
AIRE: verminderde klonale deletie tbv centrale tolerantie inductie
CTLA4: verlaagde Treg suppressie
C1q: gestoorde opruiming apoptotische cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke omgevingsfactoren dragen bij aan het ontstaan van auto-immuunziekten?

A

 Infecties (virussen, bacteriën, parasieten)
 Voeding (vitaminen, gluten)
 Geneesmiddelen
 Zonlicht (UV, vitamine D)
 Trauma
 Stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is auto-immuniteit?

A

Normale immunologische reactie op lichaamseigen structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een auto-immuunziekte?

A

Abnormale immunologische reactie op lichaamseigen structuren
> daardoor verstoring homeostase
> daardoor weefselbeschadiging en functieverlies
> daardoor ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de postulaten van Witebsky?

A
  1. de auto-immuunrespons moet duidelijk zijn in de vorm van de (lokale) aanwezigheid van autoantilichamen en/of cellulaire autoreactiviteit;
  2. de auto-immuunziekte kan overgebracht worden naar een gezond individu via transfer van autoantilichamen en/of auto reactieve lymfocyten;
  3. het corresponderende autoantigeen moet gedefinieerd zijn;
  4. een vergelijkbare auto-immuunrespons moet kunnen worden opgewekt in een proefdier;
  5. het immuniseren met het autoantigeen van een proefdier moet een vergelijkbare ziekte doen ontstaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het spectrum van auto-immuunziekten?

A

Orgaanspecifiek tot systemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de belangrijkste effectormechanismen van de pathogenese van auto-immuunziekten?

A

-Immuuncomplexen
-IgG en complement
-T-lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke verschillende typen auto-antistoffen zijn er?

A
  • natuurlijke auto-antistoffen
  • auto-antistoffen bij auto-immuunziekten
    -> direct pathogeen
    -> secundair (aan weefselbeschadiging door T-lymfocyten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het klinisch belang van aantonen van auto-antistoffen?

A
  • diagnose/classificatie auto-immuunziekte
  • bepalen van prognose
  • monitoring ziekteactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe worden auto-antistoffen gedetecteerd?

A

Anti-nucleaire antistoffen is eerste screen bij systemische AIZ, bepaald met indirect immunofluorescentie. Serum patient op glaasje met epitheliale cellen gebracht, als antistoffen aanwezig zijn zullen die binden, ongebonden Ab weggewassen, 2e antistof met fluorescerende label

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Leerboek 14.7

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waardoor wordt de sclera bedekt?

A

Conjunctiva en kapsel Tenon: bedekt sclera, moet geopend worden om oogspieren en sclera te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de limbus?

A

Overgang cornea-sclera = referentiepunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de cornea?

A

Heldere centrale koepel van ca 0,5 mm dikte die als vaste en sterkste lens van het oog werkt. Heldere gedeelte sclera

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de voorste oogkamer?

A

Collabeert bij perforatie cornea, bevat kamerwater, in kamerhoek wordt kamerwater via trabekelsysteem afgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de iris?

A

Diafragma met pupil als centrale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de corpus ciliare?

A

Irisbasis achter de iris. produceert kamerwater, sterk doorbloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de lens?

A

Deels voor accommodatie, omgeven door lenskapsel, opgehangen aan corpus ciliare met zonulavezels, geïsoleerd van immuunsysteem, gevoed door kamerwater

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de pars plana?

A

Ca 3-4mm posterior van limbus, intraoculair gedeelte tussen corpus ciliare en retina: deel waar doorheen achtersegment operaties worden uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is het glasvocht?

A

Gelei-achtige structuur, adhesies aan perifere retina, macula en papil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de retina?

A
  • Lichtperceptie, met centraal in de macula (gele vlek) vooral kegels, naar perifeer meer staven. Staven gevoeliger voor licht (werken bij weinig licht), kegels voor kleuren zien (werken bij veel licht)
  • Retina wordt door pompen retinale pigment epitheel aan de wand ‘gezogen’.
  • Retinale pigment epitheel is een monolayer en regenereert visueel pigment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Waaruit zijn tranen opgebouwd?

A

Uit mucus, water en oliefilm.
* Conjunctiva produceert mucus
* Traanklier: lateraal superior achter orbitarand en deel in ooglid, produceert vocht
* Klieren van Meibom in oogleden produceren oliefilm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Hoe worden tranen afgevoerd?

A

Afvoer tranen actief via traanpunten, canaliculi, traanzak en traanbuis door canalis nasolacrimalis in neusholte onder onderste concha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat zijn de kenmerken van de oogleden?

A

– Spleetopening door mediale en laterale ligament waardoor verbinding orbitarand met tarsaalplaten superior en inferior.
– Open met m.levator palpebrae (n.
oculomotorius), sluiting met m. orbicularis oculi (n. facialis)
– Bevatten o.a. klieren van Meibom (secretie olielaag tranen) en traanafvoer (punctum lacrimale)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Welke oogspieren zijn er?

A

6 Oogspieren: 4 recht, 2 schuin
– Innervatie merendeels n. oculomotorius: (superior, medialis, inferior en obl. inferior)
– overig door n.abducens (lateralis) en n. trochlearis (obl superior)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Waardoor vindt de sensorische innervatie van het oog plaats?

A

Trigeminus 1e tak (V1) n. ophthalmicus: innervatie van voorhoofd, neusbrug en rug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Beschrijf de arteriele vascularisatie van de ogen

A

– Vrijwel alles via a. ophthalmica: aftakking van a.carotis interna
– Opsplitsing naar a.centralis retinae (gaat opticus in en perfundeert binnenste retina)
– Korte en lange ciliair arterien (perfunderen papilkop en choroidea)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Beschrijf de veneuze vascularisatie van de ogen

A

Drainage mediale deel huid oogleden en neus via orbita (v ophthalmica sup/inf naar o.a. sinus cavernosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn de belangrijkste doorgangen van het benige orbita?

A

– Canalis opticus: Alles van is belang voor het zicht gaat door (n. opticus en a. ophthalmica)
– Fissura orbitalis superior: Alles van belang voor oogbeweging (N III-VI en sup. deel v. ophthalmica)
– Fissura orbitalis inferior (n. infraorbitalis en takken trigeminus voor kaak / slijmvlies en inferior deel v. ophthalmica)
– Canalis nasolacrimalis: Van belang traanafvoer: (ductus nasolacrimalis): doorgang orbita - neusholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke soorten ooginfecties zijn er?

A
  • Blepharitis: ooglidranden
  • Conjunctivitis: conjunctiva, slijmvlies
  • Keratitis: cornea
  • Dacryocystitis: traanzak
  • Cellulitis orbitae: oogleden/orbita
  • Endophthalmitis: oog-inhoud
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat zijn de symptomen van conjunctivitis?

A

– Normaal weinig infecties door lysozym in tranen en microbioom
– Verwekkers in niet-epidemische situaties 80% bacterieel, 20% viraal
– Roodheid, irritatie, oedeem, secretie
- Meestal in 2 ogen, als maar in 1 oog meestal ontsteking cornea of in het oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is ophthalmia neonatorum?

A
  • Acute conjunctivitis pasgeborenen
  • veroorzakers:
    – S. aureus, S. pneumoniae, H. influenza: binnen 24 uur na geboorte
    – N. gonorrhoeae: binnen 1-2 dagen na geboorte: ernstiger beloop
    – Chlamydia trachomatis: in 35% van pasgeborenen van moeders met C. trachomatis cervicitis, 5-19 dagen na geboorte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat zijn de kenmerken van acute bacteriele conjunctivitis?

A

– Meestal unilateraal begin, 1-2 dagen later bilateraal
– Roodheid conjunctiva, irritatie, pussige uitvloed,
– S. aureus, Str. pneumoniae, H. influenzae
– duur 7-14 dagen
– R/ meestal spontane resolutie evt desinfectans (povidon-jood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zijn de kenmerken van virale conjuctivitis?

A
  • Roodheid conjunctiva, waterige secretie, soms bloederig, pharyngitis, koorts,
  • pre-auriculaire en submandibulaire lymfadenopathie
  • spontane resolutie binnen 1 to 2 weken
  • Cave besmettelijkheid:
    – entero-, coxsakie- en adenovirus (shipyard eye)
    – kinderen in zwembaden, bezoekers poliklinieken
  • Incubatietijd 7-10 dagen
  • R/ desinfectans (povidon-jood)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat zijn de kenmerken van chronische blepharo-conjunctivitis?

A

Irritatie, roodheid, crustae lidranden
– S. Aureus
– Chronische verloop, geen spontane resolutie
* R/ ooglid hygiene:
– hete compressen + mechanisch poetsen lidrand met wattenstaafjes verdunde babyshampoo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat zijn de kenmerken van chronische conjunctivitis?

A
  • Chlamydia trachomatis:
    – hyperemie, weinig pus
    – A,B,Ba,C: klassiek endemisch trachoom: littekens  blindheid
    – D-K: meest voorkomende soa
  • 4-20% van vrouw tijdens partus C. trachomatis in cervix: baby conjunctivitis, pneumonie
  • incubatie: 6-19 dagen, duur: maanden-jaar
  • R/ azithromycine 1 gram po eenmalig en partner/ouders behandelen
54
Q

Wat zijn de kenmerken van keratitis?

A

Infectie cornea
* Pijn, fotofobie, roodheid conjunctiva
* Verminderde visus
* Lokale vertroebeling (ulcus) cornea door migratie van ontstekingscellen

55
Q

Waardoor wordt de cornea normaal beschermd?

A

– intact epitheel
– verversing tranen en knipperen
– lysozyme, Ig in traanvocht, microbioom

56
Q

Wat zijn risicofactoren voor keratitis?

A

– Zachte contactlenzen na beschadiging (65%)
– niet chirurgisch trauma (25%)
* wond/vreemd lichaam, toxisch
– Gecontamineerde contactlensvloeistof of kunsttranen

57
Q

Wat zijn de verwekkers van keratitis?

A

Bacterieel:
– Staphylococcen, Streptococcen, Pseudomonas spp, Enterobacteriaceae
Contact-lens geassocieerd:
– Pseudomonas spp
Viraal:
– Herpes simplex, Herpes Zoster

58
Q

Hoe wordt keratitis behandeld?

A
  • Kweek / PCR
  • Direct start met zeer frequent topicaal antibiotica, evt in opname
  • Bij herpetische keratitis start topicaal antivirale druppels
59
Q

Hoe wordt cellulitis orbitae ingedeeld?

A
  • Indeling pre-septaal / post-septaal
  • Onderscheid belangrijk:
    -> Post-septaal is visus bedreigend en geeft roodheid conjunctiva, proptosis van het oog, visusdaling, relatief afferent pupildefect (RAPD), bewegingsbeperking
  • Cave uitbreiding naar s. cavernosis!
60
Q

Hoe wordt cellulitis orbitae behandeld?

A

Chirurgische drainage puspocket + ab

61
Q

Wat zijn de symptomen van cellulitis orbitae?

A

Verdikte oogleden door inflammatie of oedeem

62
Q

Wat zijn de kenmerken van dacrocystitis?

A

Traanzak ontsteking
* Bij obstructie traanbuis waardoor stase traanafvoer
* Acuut: meestal S. aureus, soms streptococcen pijnlijk, complicatie: abces, cellulitis
* Chronisch: kweken en behandelen op geleide uitslag: multibacteriele oorzaak incl. Actinomyces

63
Q

Wat zijn de kenmerken van endophthalmitis?

A
  • Snel progressieve intraoculaire infectie met potentieel blindheid tot gevolg
  • Meestal exogeen: na oogoperatie/injectie: acuut of late onset, na perforerend trauma
  • Endogeen: via hematogene verspreiding
64
Q

Wat zijn de symptomen van acute postoperatieve endophthalmitis?

A
  • Rood, pijnlijk oog, visusdaling
  • Veel ontstekingscellen in de voorste oogkamer: hypopyon (dalen in laagje)
  • Onbehandeld blindheid en postseptale cellulitis
65
Q

Wat zijn de kenmerken van acute postoperatieve endophthalmitis?

A

– Incidentie: ca 1: 2000
– Incubatie: 2-14 dagen
* Bron: 80% conjunctiva, ooglid, neus
* Risicofactoren: duur en soort operatie, DM, immunosuppressie
* Microorganismen:
-> CNS: 40%
-> S. aureus: 20%
-> Pseudomonas aeruginosa: 25%
* Prognose: visus bij 65-95% = handbewegingen

66
Q

Wat zijn de kenmerken van late onset postoperatieve endophthalmitis?

A
  • Maanden na oogoperatie (cataractextratcie)
  • low-grade infectie welke recidiveert na staken postop medicatie
  • Microorganismen: Propionibacterium acnes: 65% CNS: 15%
  • Prognose beter dan acuut, verwijdering van kunstlens vaak nodig omdat bacterie daaraan hecht
67
Q

Wat zijn de klinische presentaties van glomerulonefritis?

A

▪ Microscopische hematurie
▪ Macroscopische hematurie
▪ Nefrotisch syndroom
▪ Nefritisch syndroom
▪ Vasculitis van de nier
▪ “Rapidly progressive” Glomerulonefritis

68
Q

Wat is IgA nefropathie?

A
  • Wereldwijd meest voorkomende immunologische nierziekte, mn in Azie
  • IgA in mucosale weefsels
  • Glycolysering IgA (die zorgt voor afbraak) defect, immuuncomplexen van meerdere IgA die aan elkaar klonteren met IgG tegen IgA, slaan neer in de nier in het mesangium
  • Presenteert zich primair met erytrocyturie
  • Proliferatie mesangium→ capillairen beetje dichtgeduwd→ GFR neemt wat af
  • Kunnen ook in de huid neerslaan (vasculitis van de huid)
69
Q

Wat is het nefrotisch syndroom?

A

Symptomencomplex:
▪ Proteinurie > 3.5 gram / dag
▪ Hypoalbuminemie
▪ Oedeem
▪ Hypercholesterolemie

70
Q

Beschrijf de pathogenese van membraneuze glomerulopathie

A

->Antistoffen tegen PLA2-receptor op podocyt (die er normaal niet zitten)
->Activeren complement
->Langzame chronische ziekte. Presentatie met nefrotisch syndroom
->Ab slaan neer vlak onder epitheelcel samen met complement. Ver van bloedbaan dus minder ontsteking en schade.
->Granulaire IgG depositie: immuundeposities niet egaal verspreid over BM

71
Q

Hoe wordt membraneuze glomerulopathie gediagnosticeerd en behandeld?

A

Diagnostiek met concentraties stof in bloed, behandeling met rituximab→ remmen B-cellen. relatief weinig bijwerkingen

72
Q

Wat is het nefritisch syndroom?

A

▪ Oligurie en nierinsufficientie (snelle achteruitgang)
▪ Hematurie
▪ Proteinurie meestal < 3 gram / dag
▪ Oedeem
▪ Hypertensie

73
Q

Hoe ontstaat renale vasculitis?

A

Immuuncomplex vorming 1-2 weken na expositie Ag. Hechten aan endotheel-> zorgen voor complementactivatie-> chemotaxis (leuko’s door BM). Reactie op immuuncomplexen hangt af van waar ze neerslaan. Als vlak onder endotheel is er veel meer ontsteking, snellere achteruitgang nierfunctie

74
Q

Wat is de lokalisatie van immuuncomplexen en waardoor wordt dat bepaald?

A

Neerslag circulerende immuuncomplexen
In-situ formatie van immuuncomplexen
▪ Binding aan Antigenen in de nier
▪ Binding aan neergeslagen antigenen
Plaats neerslag bepaald door:
▪ Plaats van het antigen
▪ Lading en grootte van het immuuncomplex

75
Q

Wat is het kenmerkend beeld van nefritisch syndroom in de nier?

A

Vorming van crescents: GBM ruptuur-> leuko’s en trombine naar buiten-> reactIe van viscerale (podocyten) en parietale (kapsel van Bowman) epitheelcellen. Kan genezen na behandeling of litteken vormen

76
Q

Welke ziektebeelden vallen onder het nefritisch syndroom?

A

▪ Anti-GBM glomerulonefritis
→Antilichamen tegen lichaamseigen Ag
▪ Poststreptococcen glomerulonefritis
→ Immuuncomplexen “planted antigen”
▪ ANCA geassocieerde glomerulonefritis
→ Proliferatie van het extracapillaire epitheel
▪ Lupus nefritis
→ Glomerulonefritis in het kader van een
autoimmuunziekte

77
Q

Wat zijn de kenmerken van anti-GBM nefritis?

A

->Reno-pulmonale syndromen: antistoffen tegen collageen 4A (belangrijk component GBM en long)
->Lineair (gladde) immunofluorescentie patroon met anti-IgG en geen fluorescentie crescent

78
Q

Hoe wordt anti-GBM nefritis behandeld?

A

Plasmafiltratie om Ig eruit te halen, plasma van donor teruggeven

79
Q

Wat is poststreptokokken glomerulonefritis?

A

Acute nefritis door neerslaan circulerende immuuncomplexen onder endotheel

80
Q

Wat is ANCA geassocieerde glomerulonefritis?

A

ANCA: anticytoplasmic Ab
▪ Granulomateuze polyangiitis (GPA, Ziekte van Wegener)
▪ Microscopische polyangiits (MPA)
▪ Kan geïsoleerd in de nier voorkomen (heet dan pauci-immuun glomerulonefritis)

81
Q

Hoe ontstaat GPA?

A

->ANCA antistoffen (anti-nucleair), geassocieerd met vasculitis van de huid en nier
->Antistoffen in bloed prikkelen leuko’s in cytoplasma die de wand doorgaan en een crescent ontsteking veroorzaken, niks zichtbaar op immunofluorescentie: pauci-immuun nefritis.
->Kan ook tot ernstige respiratoire problemen leiden (chronische sinusitis, vlekkerige infiltraten in long, verlies kraakbeen in neus)

82
Q

Welk ziektebeeld lijkt op GPA?

A

Cocaine aangelengd met levamisole kan toename immunogeniteit geven en een ernstige vasculitis geven dat qua beeld niet van GPA is te onderscheiden

83
Q

Wat zijn de kenmerken van lupus nefritis?

A

▪ Chronische immuuncomplex ziekte
▪ Antilichamen tegen antinucleaire antigenen
▪ Ziektebeeld sterk afhankelijk van waar deze immuuncomplexen neerslaan (voornamelijk afhankelijk van de lading)
▪ Vrijwel elk type GN mogelijk

84
Q

Geef een samenvatting van de pathogenese van de immunologische nierziekten

A

Anti-GBM: antilichamen tegen lichaamseigen eiwit, nefritisch
Poststreptococ: antistoffen tegen sub-endotheliaal vastgelopen Ag, nefritisch
ANCA: infiltratie van neutrofielen, RPGN
Membraneuze: in-situ formatie, sub-epitheliaal, nefrotisch
Lupus nefritis: circulerende Iq, subendotheliaal, nefritisch

85
Q

Hoe is een bacterie opgebouwd?

A

Eencellig, celwand en celmembraan, in cytoplasma DNA en ribosomen, maakt eigen foliumzuur

86
Q

Op welke punten kan een antibioticum aangrijpen?

A
  1. Celwand en membraan
  2. Nucleinezuur synthese
  3. Synthese foliumzuur
  4. Ribosomen
87
Q

Hoe werken antibiotica die op de celwand of -membraan aangrijpen en welke antibiotica zijn dit?

A

Verzwakt celwand/ membraan waardoor het kapot gaat.
->Beta-lactam antibiotica:
1. penicillines (penicilline, flucloxaciline, amoxiciline (breed spectrum), amoxiciline/ clavulaanzuur (augmentin, met betalactamaseremmer)
2. cefalosporines (ceftriaxon)
3. carbapenems (meropenem).
->Vancomycine, fosfomycine (behandeling UWI)

88
Q

Hoe werken antibiotica die op de bacteriele nucleinezuur synthese aangrijpen en welke antibiotica zijn dit?

A

Stopt replicatie of maken nucleinezuur kapot.
Chinolonen (ciprofloxacin)
Rifampicine
Metronidazol
Ntrofurantoine (alleen voor UWI)

89
Q

Hoe werken antibiotica die op de foliumzuur synthese aangrijpen en welke antibiotica zijn dit?

A

Blokkeren aanmaak, essentieel voor aanmaak basen in DNA en RNA en vele aminozuren, bacterie afhankelijk van eigen aanmaak.
Trimethoprim
Cotrimoxacol

90
Q

Hoe werken antibiotica die op de bacteriele eiwitsynthese in ribosomen aangrijpen en welke antibiotica zijn dit?

A

Remmen bacteriel eiwitsynthese in ribosomen. Bestaan uit 50S en 30S subunits. Binden aan ribosomen waardoor eiwitsynthese geremd. Relatief veel bijwerkingen doordat lijkt op menselijke ribosoom.
50S:
1. macroliden (erytromycine, claritromycine, acitromycine, clindamycine, fusidinezuur, chlooramfenicol)
30S:
1. tetracyclinen (doxycycline)
2. aminoglycosiden (gentamycine)

91
Q

Wat is het verschil tussen penicilline en amoxicilline?

A

Amoxicilline dekt ook gramnegatieve staven maar penicilline niet

92
Q

Dia 17

93
Q

Wat is een chalazion?

A

Een veelvoorkomende, pijnloze aandoenig veroorzaakt door verstopping van de afvoer van de kliertjes van Meiboom. Vaak leidt dit tot een granuloom in de tarsale plaat

94
Q

Wat is een blefaritis?

A

Een ontsteking van de ooglidranden, kan ontstaan door een stafylokokken infectie
Korstvorming, roodheid en uitval van de wimpers.
Schoonmaken, zo nodig antibiotica oogdruppels

95
Q

Wat is een preseptale cellulitis?

A

Diffuse rode zwelling van de oogleden die meestal pijnlijk is bij aanraking
De gezichtsscherpte en oogbewegingen zijn niet beperkt en er is geen sprake van proptosis
Behandeling: systemische antibiotica en warme kompressen

96
Q

Wat is een cellulitis orbitae?

A

Roodheid, zwelling, oogmotiliteit beperking, pijn, proptosis, opticus compressie, verminderde visus, afferent pupildefect en pailoedeem
Verwijzing oogarts, KNO-arts voor decompressie. Kweek en bloedonderzoek, CT orbita en sinussen
Behandeling: breedspectrum antibiotica IV, abces ontlasten
Mogelijke complicaties: sinus cavernosus trombose en menigitis

97
Q

Wat is een conjunctivitis?

A

Rood oog
Mogelijke bacteriele verwekkers: heamophilus, pseudomonas, stafylococcen en streptococcen
Behandeling milde purulentie: povidom jodium 0,3% antibioticadruppels zoals fusidinezuur, warme kompressen en schoonmaken
Overvloedige purulentie: pseudomonas of gonokokken, verwijzen naar oogarts vanwege mogelijke cornea perforatie
Viraal: adenovirus, waterige afscheiding

98
Q

Uit welke lagen bestaat de cornea?

A
  1. Epitheel
  2. Membraan van Bowman
  3. Stromalaag
  4. Membraan van Descemet
  5. Endotheel
99
Q

Hoe presenteert een bacteriele keratitis zich?

A

-Roodheid
-Pijn
-Purulente afscheiding
-Vertroebeling cornea
-Verminderde visus
Behandeling met antibioticum oogdruppels

100
Q

Hoe presenteert een iritis zich?

A

Veroorzaakt door systemische aandoening of trauma:
-Roodheid rond de gehele cornea
-Pijn
-Fotofobie
-Visusdaling
-Miosis
-Intra-oculaire drukdaling

101
Q

Hoe wordt een iritis behandeld?

A

Snelle verwijzing naar oogarts, kan onbehandeld leiden tot glaucoom en cataract

102
Q

Wat is een hyphaema?

A

Stomp oogtrauma kan een bloeding van de voorste oogkamer veroorzaken door scheuren bloedvaten aan irisbasis of afscheuren irisbasis van corpus ciliare waarbij een D-vormige pupil ontstaat
Klachten: rood oog, visusdaling, pijn

103
Q

Wat is een acuut glaucoom?

A

Gevolg van plotse stijging van de intraoculaire druk als gevolg van een outflow belemmering van het kamerwater in de voorste oogkamer. Symptomen:
-Middelwijde lichtstijve pupil
-Hevige oculaire pijn
-Hoofdpijn
-Wazig zien met halo’s
-Misselijkheid
-Braken
-Fotofobie

104
Q

Wat is het syndroom van Sjogren?

A

AIZ gepaard met droge ogen en mond

105
Q

Welke systemische ziekten gaan gepaard met oogproblemen?

A

Syndroom van Sjögren
M. Bechterew / HLA-B27
(Juveniele) Reumatoïde Arthritis
Systemische Lupus Erythematosus (SLE)
Polyarteritis Nodosa
Arteriitis Temporalis

106
Q

Wat zijn de oculaire symptomen bij M. Brechtew?

A

Fotofobie
Roodheid (iritis)
Visusdaling
De patiënt heeft meestal de erfelijke factor HLA-B27 in het bloed.
Beleid: Verwijzen voor evaluatie en behandeling

107
Q

Welke oogafwijkingen verwacht je bij RA?

A

-Droge ogen
-Episcleritis
-Scleritis
-Cornea ulceratie
Late complicaties bij juveniele RA: iritis, cataract en bandkeratopathie

108
Q

Welke oogproblemen kunnen optreden bij SLE?

A

Retinale vasculitis met cotton-wool spots en hypertensieve retinopathie tgv nierbschadiging, ischemische opticus neuropathie
-Droge ogen
-Scleritis
-Perifere cornea ulceraties
-Retinopathie

109
Q

Wat zijn de symptomen van arteritis temporalis?

A

-hoofdpijn
-pijnlijke hoofdhuid
-pijn bij kauwen
-polymyalgia rheumatica
Belangrijkste complicatie is ischaemische opticus neuropathie, of infarcering van de kop van de nervus opticus. Klachten bestaan uit ernstig enkelzijdig visusverlies, een relatief afferent pupildefect of Marcus-Gunn pupil en een bleke, gezwollen nervus opticus.
\
De diagnose wordt gesteld door bepaling van BSE/CRP en een biopt van de a. temporalis.

110
Q

Wat is de belangrijkste oculaire complicatie van sarcoidose?

A

Granulomateuze uveitis:
-cellulaire precipitaten/neerslagen tegen het cornea epitheel

111
Q

Met welke oculaire problemen kan AIDS gepaard gaan?

A

Herpes Zoster Ophthalmicus
Kaposi sarcoom van ooglid of conjunctiva
CMV retinitis
Opticus atrofie
Papiloedeem
Hersenzenuw paralyse

112
Q

Welke symptomen zijn visus bedreigend?

A

-Afwijkende pupil
-Cornea oedeem
-Oculaire pijn
-Verhoogde intraoculaire druk
-Visusdaling

113
Q

Welke oogafwijkingen zijn visusbedreigend?

A

-Hyphaemie
-Iritis
-Scleritis
-Acuut glaucoom
-Cornea infectie
-Orbitale cellulitis

114
Q

Welke ziekteverwekkers komen het vaakst voor bij complementdeficienties?

A

C2, C3: H. influenzae, S. pneumoniae
c6-9: N. meningitidis

115
Q

Welke ziekteverwekkers komen het vaakst voor bij een Ig deficientie?

A

H. influenzae. S. pneumoniae
Entero viridae, Giardia lamblia

116
Q

Welke ziekteverwekkers komen het vaakst voor bij een fagocyt stoornis?

A

S. Aureus, K. pneumoniae,
Candida, Aspergillus

117
Q

Welke ziekteverwekkers komen het vaakst voor bij een T-lymfocyt stoornis?

A

Intracellular bacteria; Mycobacteria,
Salmonellosis.
Candida, Aspergillus, Cryptococcus,
Pneumocystis, Toxoplasma, Viral

118
Q

Wat zijn de kenmerken van XLA?

A

-Vaak bacteriele infecties zoals otitis, sinusitis en pneumonie in eerste 2 jaar leven
-S. pneumoniae en H. influenza
-Laag IgG, IgA, IgM

119
Q

Wat zijn de kenmerken van CVID?

A

-Verworven
-B-cel voorlopers in bloed
-T-cel dysfunctie bij 40%
-Meeste virale infecties normaal geklaard
-Sterke relatie met AIZ
-Risico op lymfomen, maagcarcinoom, granulomen

120
Q

Wat is de definitie van een IgA deficientie?

A

-Patient >4 jaar met serum IgA <0,07 g/L maar normale IgG en IgM
-Andere oorzaken van hypogammaglobulinemie uitgesloten
-Normale IgG respons op vaccinaties
-Risico op transfusie reactie door antistoffen tegen IgA

121
Q

Wat zijn de kenmerken van een IgG subklasse deficientie?

A

<10% vaccinatierespons
Luchtweginfecties
Ernstige IgG1 deficiëntie correlatie met andere subklasse deficienties
IgG2 correlatie met IgA deficientie
Kan ontwikkelen tot CVID

122
Q

Wat zijn de kenmerken van X-linked hyper-IgM syndrome (XHIM)?

A

-Class switch recombinatiedefecten
-Terugkerende bacteriele opportunistische infecties
-Pneumocystitis carinii pneumonie
->50% patienten neutropenie (vaak geassocieerd met orale ulcera)
-IgG meestal <1,2 g/l
-IgM normaal of verhoogd

123
Q

Wat is een aanwijzing voor neutrofiel dysfunctie?

A

Terugkerende huid infecties

124
Q

Wat is een biological?

A

Therapeutisch product dat door genetische manipulatie gemaakt is door levende cellen, niet door chemische synthese
Cellen van bacterie of dieren. DNA in cel stoppen en groeifactoren toevoegen, daarna het medicijn zuiveren om aspecifieke reacties te voorkomen

125
Q

Wat voor variatie zit er in biologics?

A

Biologics: aminozuur hetzelfde, als andere volgorde is het een analoog. In de andere dingen kan variatie zitten (zoals glycolysering)

126
Q

Wat is een fusie eiwit?

A

Receptor met stukje Fc stukje, kan iets in het bloed wegvangen (bv TNF)

127
Q

Wat is het spectrum van therapeutische monoklonale antistoffen?

A

Muis→ chimeer (xi)→ gehumaniseerd (zu)→ volledig humaan (u) (kan antigeen zijn maar veel minder vaak)

128
Q

Wat is de functie van het neonataal Fc receptor (FcRn)?

A

IgG heeft lange halfwaardetijd (3 weken) dus ook voor de IgG biologicals. IgG opgenomen in endosoom, bindt aan neonataal Fc receptor, Ag losgelaten, Ab weer de bloedbaan in (veel door endotheel)

129
Q

Welke middelen remmen TNF-a?

A

-Infliximab
-Adalimumab
-Etanercept
-Certolizumab
-Golimumab

130
Q

Wat is een biosimilar?

A

Lijkt veel op oorspronkelijke product, vaak andere cellijnen gebruikt (dus andere glycosylering)