TT Flashcards

1
Q

Wat zijn Treg?

A
  1. Treg is een belangrijke populatie van lymfocyten betrokken bij zelftolerantie en downregulatie van immuunresponsen
  2. Treg remmen autoreactieve T-lymfocyt activatie via IL-2 consumptie (1p), productie suppressieve cytokinen IL10/TGF-b (1p), CTLA4
    expressie (1p) en/of productie cytotoxisch granzyme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem drie factoren die van belang zijn voor de regulatie van de oogdruk

A

Corpus ciliare,
Trabekelsysteen
Kanaal van Schlemm
Sclerale uitvloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
  1. Wat is in het algemeen het isotype van de anti-A antistoffen die iedereen met bloedgroep B in zijn bloed heeft? (1p)
  2. Wat is in het algemeen het isotype van de anti-A antistoffen die zijn ontstaan als gevolg van de bloedtransfusie?
A
  1. IgM
  2. IgG
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke eigenschap van atypische verwekkers van pneumonie, zoals Mycoplasma en Legionella, maakt dat ze niet met beta-lactam antibiotica behandeld kunnen worden?

A

Ze hebben een IC levensvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke ziektebeeld is niet geassocieerd met uveïtis?

A

Ziekte van Graves

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem vier eigenschappen van het ideale, nieuw te ontwikkelen antibioticum

A

komt in hoge concentraties op de plek van bestemming (bloedbaan, luchtwegen)
goedkoop
brede empirische dekking
houdbaar bij alle temperaturen
geen bijwerkingen/toxiciteit
niet-invasieve manier van toedienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke van onderstaande cytokines is bij familiaire mediterrane koorts (FMF) met name relevant voor het ontstaan van inflammatie?

A

IL-1B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf kort waarom patiënten met een mutatie in het auto-immuune regulator (AIRE) gen een verhoogde kans hebben op endocriene auto-immuunziekte

A

Het auto-immuune regulator (AIRE) gen zorgt ervoor dat antigenen die van nature tot expressie komen in het lichaam aan T-cellen worden
gepresenteerd in de thymus waardoor negatieve selectie optreedt. Door de mutatie vindt geen presentatie van antigenen aan T-cellen
meer plaats (1p), waardoor autoreactieve T-cellen ontstaan (1p) door het ontbreken van negatieve selectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een empirische behandeling?

A

Empirische therapie betekent dat antibioticatherapie wordt begonnen zonder dat de antibioticagevoeligheid (antibiogram) van een
pathogeen bekend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wordt gentamicine toegevoegd aan cefuroxim?

A

De killingsnelheid van gentamicine ligt hoger dan die van cefuroxim
Omdat de verwekker van deze urosepsis resistent kan zijn voor Cefuroxim, wordt gentamicine toegevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke diagnostische techniek of technieken wordt/worden als eerste ingezet om te screenen op HIV?

A

HIV combo screeningstest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt CVID behandeld?

A

antibiotica profylaxe
laagdrempelige behandeling van infecties
immuunglobuline substitutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mogelijke vervolgonderzoeken bij CVID

A

CT thorax
longfunctie onderzoek
screening voor autoimmuniteit
genetisch onderzoek
ondersteuning verpleegkundig consulent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke van onderstaande definities beschrijft het beste wat een immuundysregulatie syndroom is?

A

en combinatie met autoimmuniteit, autoinflammatie en allergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diagnose XLA

A

IgG 0
Totaal aantal B-cellen bepalen (B-cellen zijn afwezig bij XLA) (1p)
Genetisch onderzoek (genetische variant in BTK-gen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welk(e) van de volgende type cellen ligt de meest waarschijnlijke oorzaak van verminderde afweer tegen bacteriële infecties?

A

B-cellen, granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

In welk tijdvak genoemd in het artikel van Fishman zoek je naar de oorzaak van de infectie die deze koorts geeft?

A

1-12 maanden na transplantatie en > 12 maanden na transplantatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de behandelingen van steroïden-resistente rejectie (dus een rejectie die niet reageert op methylprednisolon)?

A

Alemtuzumab, ATG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Behandeling vasculitis bij steroiden overgevoeligheid

A

Anti-IL-6 behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op infecties met welk micro-organisme lopen patiënten behandeld met eculizumab extra risico?

A

Meningokok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is of wat zijn typische afwijkingen bij T-cel gemedieerde rejectie?

A

B Tubilitis
C Interstitieel infiltraat
D Vasculitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
  1. Noem twee andere risicofactoren geassocieerd met een toenemende risico van CMV-infectie na een niertransplantatie.
  2. Welke middel zou je voorschrijven om de kans op een CMV-infectie te voorkomen in niertransplantatie patiënten?
A

a. Of er afstoting (met behandeling ATG / alemtuzumab / anti T cel) is geweest.
b. Dat patiënt een transplantatie heeft ondergaan met een nier van een donor met een andere bloedgroep.
2) Antwoord:
- Valganciclovir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Je bent internist. Een 24-jarige vrouw heeft nu voor de derde keer in de laatste 2 jaar een pneumokokken pneumonie. Je denkt aan een immuunstoornis en wilt onderzoek hiernaar in zetten. Welk onderzoek moet je aanvragen?

A

HIV test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Opportunistische infecties

A

CMV retinitis
Cryptococcen meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welk orgaan/Welke organen is/zijn in de regel niet bij spondylartropathie betrokken?

A

Lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het koortspatroon bij een systemische juveniele idiopathische artritis?

A

dagelijks piekend koortspatroon (waarbij na een koortspiek de temperatuur ook weer tot normaal daalt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de initiële behandeling van de artritis van een reactieve artritis?

A

NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Bij welke type mechanisme spelen cytokinen een dominante rol?

A

“bystander” activatie van B- en T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke van de volgende beweringen met betrekking tot de behandeling van morbus Crohn is/zijn juist?

A

vorming van neutraliserende antistoffen tegen biologicals beperken de behandelingseffectiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welk van de volgende risicofactoren is belangrijk voor het krijgen van een bacterieel ulcus corneae?

A

Gebruik van zachte contactlenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een belangrijke bijwerking van gentamicine (een aminoglycoside)?

A

Nefrotoxiciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Met welke structuur van het oog hangt de lens aan het corpus ciliare?

A

Zonula vezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Patiënten met familiaire mediterrane koorts (FMF) hebben een mutatie in het mediterranean fever (MEFV) gen dat uiteindelijk leidt tot aanvalsgewijs optredende koorts en inflammatie

A

Gen codeert voor pyrine dat een belangrijke rol speelt in de activatie van het inflammasoom. Periodiek: Voordat het inflammasoom actief IL-1-beta produceert moet er eerst pro-IL-1-beta gemaakt worden. Hiervoor moet de neutrofiele eerst getriggerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welk van de volgende micro-organismen zijn meest betrokken bij fluorklachten bij vrouwen?

A

Candida spp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is het effect van K efflux op IL1B?

A

Minder actief IL-10-> reductie in IL1B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Is Ig aangwezen bij SCID?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is een directe T-cel alloreactie?

A

Directe T-cel alloreactie is een kruisreactie, waarbij een mechanisme van directe herkenning van vreemd, intact donor MHC door TCR
van ontvanger plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat doet mepolizumab?

A

Vermindert ontstekingen en astma-aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke verwekker verwacht je niet bij een patiënt met een chronische granulomateuze ziekte?

A

Streptococcus spp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Noem twee ziekteverwekkers verantwoordelijk voor opportunistische infecties na het toedienen van immuunsuppressiva bij transplantaat patiënten

A

EBV/BK/aspergillus/histoplasmosis/cryptococcus/candida/pneumocystitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Welke van de volgende middelen wordt niet gebruikt bij Reumatoïde Artritis?

A

Nivolumab (Opdivo®)

42
Q

Vier T cel subsets betrokken bij de pathogenese van reumatoïde artritis zijn Th1, Th2, Th17 en Treg. In de pathogenese van reumatoïde artritis kunnen deze T-cellen proinflammatoir, destructief, beschermend, regulerend of een combinatie hiervan zijn

A

Th1: pro-inflammatoir
Th2: beschermend
Th17: pro-inflammatoir, destructief
Treg: regulerend

43
Q

Trias van het syndroom van Reiter

A

-Conjunctivitis
-Artritis
-Urethritis

44
Q

Noem twee mogelijke oorzaken van onvoldoende Treg activiteit.

A
  1. De ontwikkeling van Treg kan verstoord worden door genetische defecten (FOXP3 mutatie bij IPEX syndroom) (1p)
  2. De hoeveelheid Treg kan afnemen door T-cel depleterende geneesmiddelen (biologicals, chemotherapie)
45
Q

Noem drie factoren die bepalend zijn voor de accommodatie

A
  • musculus ciliares,
  • zonula vezels
  • rigiditeit van de ooglens
46
Q

Welke van onderstaande bijwerkingen kunnen een gevolg zijn van het gebruik van steroïden bevattende oogdruppels?

A

Cataract en oogboldrukstijging

47
Q

Hoe wordt de reactie genoemd, die optreedt als autoantistoffen van de patiënt in het serum aantoonbaar zijn?

A

Agglutinatiereactie

48
Q

Je bent oogarts en ziet een unilaterale uveitis anterior. Je vermoedt dat er sprake is van een infectieuze oorzaak.
Welke diagnostiek zet je in?

A

PCR van oogvocht uit voorste oogkamer

49
Q

Welke stelling over de verschillende stadia van syfilis is juist?

A

In het eerste stadium kan de spirocheet zichtbaar gemaakt worden middels donkerveld microscopie

50
Q

Wanneer mag een antibioticum met een hoge mutatie frequentie gebruikt worden?

A

Het alternatief is om het antibioticum B te combineren met een ander antibioticum met lage mutatie-frequentie waardoor er alsnog geen
resistentie-selectie tijdens therapie kan optreden

51
Q
  1. Welke soort HIV test is betrouwbaar voor de detectie van HIV tijdens de window fase van HIV?
  2. Welke soort HIV test is niet betrouwbaar tijdens de window fase van HIV?
A
  1. Geen antistof testen (1p)
  2. Wel : PCR of p24 bepaling
52
Q

Benoem de drie belangrijkste afweercellen en hun actiemechanisme die van belang zijn bij het ontstaan van een endocriene autoimmuunziekte

A
  1. Auto-reactieve B-cellen – productie auto-antistoffen
  2. Auto-reactieve cytotoxische T-cellen: directe aanval op doelwitcellen
  3. Auto-reactieve T-helper cellen: productie van cytokines met activatie van macrofagen (ook juist: productie INF-gamma
53
Q

Welke drie laboratorium testen vraag je aan om de belangrijkste immuundeficiënties, die een risico vormen op het ontwikkelen van een pneumokokken infectie, aan te kunnen tonen?

A
  1. HIV test
  2. Totaal IgG concentratie in serum
  3. Complement
54
Q

Welke bewering over de ontwikkeling van het immuunsysteem op jonge leeftijd geeft de beste verklaring voor de genoemde gevoeligheid voor bacteriële infecties bij baby’s?

A

de lagere hoeveelheid IgG in het serum van baby’s stijgt pas na enkele jaren tot het volwassen niveau

55
Q

Een patiënt wordt behandeld met anti-IL17 therapie.
Op welke van de onderstaande pathogenen heeft deze patiënt een verhoogd infectierisico?

56
Q

Je bent dienstdoende arts op de afdeling SEH. Je ziet een 54-jarige vrouw die haar arm heeft gebroken bij een lichte val. De vrouw heeft twee jaar geleden een niertransplantatie ondergaan en gebruikt sindsdien een aantal medicijnen.
Welke van de onderstaande medicijnen hebben meest waarschijnlijk de val van deze patiënte veroorzaakt?

A

Prednison, amlodipine

57
Q

Een patiënt met een getransplanteerde nier moet levenslang een bepaalde combinatie van medicijnen gebruiken, waaronder immuunsuppressiva.
Welke immuunsuppressiva vormen anno 2022 de hoeksteen van de behandeling?

A

tacrolimus en mycofenolaat mofetil

58
Q

Belangrijke bijwerking JAK remmers

A

Herpes simplex infecties

59
Q

Noem twee bijwerkingen die voorkomen bij patiënten langdurig blootgesteld aan immunosuppressiva

A

Opportunistische infectie, maligniteit

60
Q

Welke factor(en) speelt/spelen een rol bij de recidiverende urineweginfecties?

A

DM, frequente diarree, vrouwelijk geslacht (niet leeftijd)

61
Q

Tot welk type micro-organisme behoort een cryptokok?

62
Q

Bij een community-acquired pneumonie wordt de CURB of AMBU-score berekend.
Wat voorspelt deze score?

A

Kans op overlijden

63
Q
  1. Welke combinatie van autoantilichamen is het meest voorspellend voor de ontwikkeling en de ernst van reumatoïde
    artritis (RA)? (2p)
  2. Welke van deze twee is uniek voor RA?
A
  1. Reumafactor (RF) en antilichamen gericht tegen gecitrullineerde eiwitten/peptiden (ACPA = anti-citrullinated protein/peptide antibodies)
    bijvoorbeeld anti-CCP antilichamen. (2p)
  2. ACPA (bijvoorbeeld anti-CCP antilichamen) zijn zeer specifiek voor RA.
64
Q

Welke van de volgende bacteriën is geen bekende verwekker van een reactieve artritis?

A

Proteus mirabilis

65
Q

Wat wordt in de oogheelkunde bedoeld met de term ‘blinde vlek’?

A

Dit is het intra-oculaire deel van de nervus opticus

66
Q

Je bent oogarts. Je ziet een patiënt met ankyloserende spondylitis (HLA B27+) en uveitis.
Welke vorm van uveïtis (denk aan de locatie) is meest waarschijnlijk in deze patiënt?

A

Uveitis anterior

67
Q

Eerste screening op aanwezigheid van antinucleaire antistoffen

A

Voor een eerste screening op aanwezigheid van antinucleaire antistoffen bij een patiënt met klachten die bij een systemische auto-immuunziekte passen, wordt de immunofluorescentie techniek gebruikt. Dit is een kwalitatieve bepaling. Deze bepaling heeft een lage specificiteit en een hoge sensitiviteit.

68
Q

Welke van de onderstaande opties past niet bij een uveïtis op basis van sarcoïdose?

A

Transilluminatie van iris

69
Q

Je bent huisarts en krijg een patiënt op het spreekuur met een genitale zweer.
Welke ziekteverwekker verwacht je niet als oorzaak?

A

Neisseria gonorrhoea

70
Q

Geef voor elk van de volgende mogelijkheden aan of NLRP3 hierin een directe rol speelt

A

Enzymatisch splitsen van pro-IL-IB

71
Q

Oorzaken erythema multiforme

A

Het gebruik van penicilline kan leiden tot erythema multiforme.
Erythema multiforme kan een resultaat zijn van vaccinatie met bacille Calmette-Guérin (BCG) vaccin

72
Q

Immuunsuppressieve middelen kunnen de humorale en cellulaire responsen na vaccinatie met/via het S-proteïne van SARS-CoV2 ernstig
verminderen.
Welk middel remt deze responsen bij uitstek?

A

Mycofenylaat

73
Q

Schrijf de naam van het micro-organisme die tuberculose veroorzaakt

A

Mycobacterium tuberculosis

74
Q

Bij welke immuundeficiëntie past een infectie door een Aspergillus fumigatus het beste?

A

Chronische granulomateuze ziekte

75
Q

Isometrische test

A

Bij isometrische testen worden wel de spieren pezen aangespannen, maar wordt het gewricht niet bewogen (1pt). Als deze test pijn doet
zit het probleem waarschijnlijk in de rotator cuff

76
Q

Welke van de volgende ziekten is niet geassocieerd met spondylartropathieën?

A

Alopecia areata

77
Q

Reumatoïde artritis is een auto-immuunziekte waarbij het afweersysteem zich tegen het eigen lichaam keert.
Welke infectie dient uitgesloten te worden vóór het starten van een biological?

A

Tuberculose

78
Q

Welk reumatologisch ziektebeeld komt op kinderleeftijd frequent voor en is geassocieerd met een positieve ANF (=ANA)?

A

juveniele idiopathische arteritis (JIA): oligoarticulaire vorm

79
Q

Welke van de volgende beweringen over reactieve artritis is juis?

A

Meestal mono- of oligo-artritis

80
Q

In de behandeling van patiënten met een auto-immuun uveïtis worden biologicals steeds vaker toegepast.
Welk van de volgende opties wordt het meest frequent ingezet?

81
Q

Anti-GAD

82
Q

Waarom heeft intrinsieke resistentie bij een mogelijke behandeling met een antibioticum minder impact dan verworven resistentie?

A

Intrinsieke resistentie veelal chromosomaal gecodeerd (1pt)
Verworven resistentie veelal plasmide gecodeerd (1pt)
Intrinsieke resistentie niet overdraagbaar tussen verschillende species (1pt) dit in tegenstelling tot verworven resistentie.

83
Q

Noem twee diagnostische testen voor HIV die bruikbaar zijn tijdens de acute fase van HIV infectie

A

PCR
Antigeen testen

84
Q

Benoem drie manieren waarop flowcytometrische analyse een rol kan spelen in de diagnostiek van primaire immuundeficiënties voor patiënt X

A
  1. Analyse van aantallen en typen lymfocyten (T/B/NK)
  2. Analyse van expressie van een specifiek eiwit
  3. Analyse van differentiatie van voorloper lymfocyten (bijv. voorloper B in beenmerg)
  4. Analyse van differentiatie van perifere lymfocyten subsets (bijv. B in PB)
85
Q

Geef twee combinaties van diagnostische testen EN bijbehorende materialen van lichaamsvloeistoffen die kunnen worden gebruikt om de diagnose van een pneumokokkenpneumonie vast te stellen

A
  1. Pneumokokken antigeen in de urine
  2. (Pneumokok) kweek van BAL
86
Q

Je bent dienstdoend arts op de afdeling spoedeisende Hulp. Je ziet een 57-jarige niertransplantatiepatiënt die tacrolimus en mycofenolaat
mofetil gebruikt. Hij heeft last van heftige diarree. Vorige maand is hij behandeld voor afstoting en hij is net terug van vakantie uit Marokko.
Het laboratorium onderzoek toont een milde leukopenie en lichte leverenzymstoornissen. De diarree kan verschillende infectieuze oorzaken
hebben.
Welke diagnose is meest waarschijnlijk?

87
Q

Je bent coassistent en loopt in de winter stage op de polikliniek niertransplantatie en meneer Y komt bij jou. Hij heeft 2 maanden geleden
een niertransplantatie ondergaan. Nu hoest hij, heeft hij koorts en is hij kort van adem. Je ziet op de longfoto bilaterale infiltratieve
afwijkingen.
1. Noem twee ziekteverwekkers die je zou kunnen overwegen in de diagnose, zeker indien je weet dat patiënt regelmatig
therapie-ontrouw is. (2p)
2. Leg van één van genoemde diagnosen uit deelvraag 1 uit waarom je hieraan bij deze patiënt denkt

A

Pneumocystis jirovecii (1pt) en/of CMV (1pt) en/of Influenza

88
Q

Welke bacterie is niet een waarschijnlijke verwekker van reactieve artritis?

A

Staphylococcus epidermidis

89
Q

Om een virale uveïtis aan te kunnen tonen wordt er in sommige gevallen intraoculair oogvocht afgenomen.
Welke twee mogelijke testtechnieken worden toegepast om de eventuele virale verwekker te achterhalen?

A
  1. PCR van virus RNA/DNA
  2. Specifieke antistoffen bepaling tegen het virus (Goldmann-Witmer coefficient)
91
Q

Wat voor uveïtis kan een oculaire sarcoïdose geven?

A

een uveitis anterior, intermediaire uveïtis, uveïtis posterior of panuveitis

92
Q

Welke antistoffen zijn bij de ziekte van Hashimoto in een merendeel van de patiënten aantoonbaar?

A

TPO en TG antistoffen

93
Q

Je bent kinderarts en ziet een kind met symptomen van chorioretinitis/oogafwijkingen, hepatitis en hydrocephalus.
Welke van de onderstaande congenitale ziekteverwekkers is de meest waarschijnlijke oorzaak van deze symptomen?

A

Toxoplasmose gondii

94
Q
  1. Een neonaat met een moeder bij wie HIV is vastgesteld door de verloskundige.
  2. Een man die met regelmaat de SOA poli bij de GGD bezoekt in verband met wisselende seksuele contacten.
  3. Een 40-jarige patiënt die je op de poli ziet i.v.m. gewichtsverlies en verwardheid, nu een positieve HIV screeningstest.
    Geef bij elk van de 3 bovenstaande patiënten aan welke test je moet laten inzetten
A
  1. PCR HIV (1pt)
  2. HIV-combo test (gecombineerde antistoffen en antigen test) (1pt)
  3. Immunoblot tegen HIV antigenen
96
Q

Welk testresultaat kun je niet gebruiken om het immuunrisicoprofiel op te stellen?

A

Toename van autoantistoffen

97
Q

Welk van de volgende componenten van het immuunsysteem speelt de meest belangrijke rol bij het voorkomen van een endogene CMV re-infectie?

A

CD8+ T-lymfocyten

98
Q

Is cotrimoxazol na een niertransplantatie geindiceerd?

A

Ja als profylaxe voor pneumocystitis jirovecii, maar alleen i.c.m. met dosisverlaging acenocoumarol en INR controle

99
Q

Welke twee van de onderstaande oorzaken zitten in de top drie van belangrijkste oorzaken van koorts na transplantatie?

A

Afstoting en geneesmiddeleninteractie

100
Q

Wat zijn twee typische afwijkingen bij antistofgemedieerde rejectie?

A

Glomerulitis en depositie van C4d

101
Q

Door welke 3 verschijnselen wordt JIA gekenmerkt?

A

(Piekende)koorts (1pt), artritis (1pt) en een (urticariële) rash