Week 6 Flashcards

1
Q

Hof van Justitie van de Europese Unie

A

Hof van Justitie van de Europese Unie - Luxemburg
Art. 19 VWEU
1. Het Hof van Justitie van de EU omvat:
- Het Hof van Justitie.
- Het Gerecht.
- Gespecialiseerde rechtbanken.
> Het verzekert de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen -> nadruk op handhavende functie.
> De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren = rechterlijke samenwerking! -> art. 267 VWEU -> nadruk op rechtsbeschermende functie.

  1. Het Hof van Justitie bestaat uit één rechter per lidstaat. Het wordt bijgestaan door advocaten-generaal. Het Gerecht telt ten minste één rechter per lidstaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 verschillende soorten geschillen

A
  • Tussen lidstaten onderling.
  • Tussen lidstaat en EU-instellingen.
  • Tussen burgers onderling.
  • Burgers tegen de lidstaten.
  • Burgers tegen de EU-instellingen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Lidstaat tegen lidstaat:

A
  • Art. 259 VWEU; HvJEU bevoegd -> voor de rechter slepen; wordt niet vaak gebruikt en is vaak een risico.
    > Art. 260 VWEU: Hof geeft bindend oordeel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Commissie tegen lidstaat (inbreukprocedure):

A
  • Art. 258 VWEU; HvJEU bevoegd -> kijken of alle richtlijnen goed gevolgd worden, en hoe komen we tot een oplossing als er problemen zijn.
    > Ligt ook politiek gevoelig; bijv. vluchtelingenproblemen.
  • Commissie heeft een discretionaire bevoegdheid die steeds meer politiek wordt gebruikt om te kijken of een inbreukprocedure gebruikt gaat worden of niet.

> Vier fases van de inbreukprocedure:
1. Informele fase; wordt gehoord dat er iets gaande is -> contact wordt opgenomen met ministeries op nationaal niveau.

  1. Aanmaningsbrief; mocht de informele fase leiden tot vermoeden dat inbreuk is gemaakt, komt er een brief waarin wordt gezegd dat de lidstaat met deze gedragingen moet stoppen. Lidstaat heeft kans om verweer in te dienen.
  2. “Met redenen omkleed advies’ + termijn; commissie geeft een advies wat de inbreuk is en zet een termijn waarin de lidstaat moet stoppen met de inbreuk. Werkt een beetje als een tenlastelegging; kan tijdens het Hof geen nieuwe argumenten verzinnen.
  3. Naar het Hof; rechter kijkt ernaar en maakt een bindende uitspraak of er een inbreuk is of niet en zo ja dat deze moet worden gestopt.

> Gevolgen: art. 260 VWEU:
- Bindende uitspraak.
- Bij niet-naleving: 2e procedure -> boete/dwangsom.

> 2e procedure als lidstaat na bindende uitspraak hier geen gehoor aan geeft. Voor 2e procedure moeten weer alle vier fases gevolgd worden.

> Uitzondering 260 VWEU: mocht het gaan over het niet implementeren van een richtlijn, kan in de eerste ronde al een boete worden opgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lidstaat tegen de EU-instellingen (vernietigingsactie 1):

A
  • Vernietigingsactie: kan toetsen of instelling zich aan het recht houdt.
  • Art. 263 VWEU; HvJEU bevoegd:
    · Beoordeling ‘wettigheid’ van handelingen instellingen.
    · ‘Rechtsgevolgen’ -> alleen handelingen met rechtsgevolgen kunnen getoetst worden.
  • Procedure vindt meteen bij het Hof van Justitie plaats.
  • Art. 264 VWEU - beroep gegrond -> ‘vernietiging’:
    · Gronden van beroep (o.a. onbevoegdheid, schending procedures).
    · Termijn: twee maanden.
  • Lidstaten zijn hier ‘geprivilegieerde’ klagers, ze hoeven geen specifiek procesbelang aan te tonen -> puur discretionaire bevoegdheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

EU-instellingen tegen EU-instellingen (vernietigingsactie 2):

A

Hetzelfde als bij lidstaat tegen EU-instellingen, maar er bestaan ook nog ‘semi-geprivilegieerde’ klagers: bescherming eigen ‘prerogatieven’.

> Als ze voor hun voorrechten op willen komen.
Prerogatief: eigen recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Individu tegen de EU-instellingen (vernietigingsactie 3):

A
  • Vernietigingsactie: kan toetsen of instelling zich aan het recht houdt.
  • Art. 263 VWEU; HvJEU bevoegd:
    · Beoordeling ‘wettigheid’ van handelingen instellingen.
    · ‘Rechtsgevolgen’ -> alleen handelingen met rechtsgevolgen kunnen getoetst worden.
  • Procedure vindt meteen bij het Hof van Justitie plaats.
  • Art. 264 VWEU - beroep gegrond -> ‘vernietiging’:
    · Gronden van beroep (o.a. onbevoegdheid, schending procedures).
    · Termijn: twee maanden.
  • Maar… alléén tegen handelingen die:
    · Tot hem zijn gericht, of
    · Hem rechtstreeks en individueel raken.

> Een niet-geprivilegieerde eiser.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rechtstreeks en individueel raken

A
  • Rechtstreeks raken: als je rechtspositie verandert door de rechtshandeling van de EU.
    > Kan je snel van uitgaan.
  • Individueel raken: is de burger individualiseerbaar ten opzichte van een ieder; deel van een (historisch) gesloten groep? (Plaumann)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plaumann arrest:

A

· Groothandelaar in clementines.
· Kan hij een actie tot nietigverklaring instellen tegen een tot Duitsland gerichte algemene beslissing van de Commissie?
· Is Plaumann rechtstreeks en individueel geraakt?
Plaumann handelt in clementines en wil een importheffing op grond van nationaal recht, want die is lager dan op grond van Europees recht. Vraagt Duitsland om toestemming hiervoor en Duitsland vindt dat goed, echter weigert de commissie. Plaumann wil die beschikking van de Europese commissie laten vernietigen en hij wil daarvoor de procedure in art. 263 VWEU gebruiken. Hij moest aan de voorwaarden voldoen dat hij rechtstreeks en individueel geraakt is. Rechtstreekse geraakt voldoet hij aan, want de rechtspositie is verandert omdat hij die lagere tarieven niet krijgt. Individueel geraakt is hij niet, want ook al zou hij de enige zijn die clementines importeert, zou te allen tijde een ander dit ook kunnen doen.

> Sinds Plaumann zeer beperkte toegang voor particuliere klager.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regelmatig pogingen om toegang te verruimen voor particuliere klager

A

> Zaak UPA (2002).
Verdrag van Lissabon: nieuw element in art. 263 vierde zin VWEU”
“regelgevingshandelingen die geen uitvoeringsmaatregelen met zich mee brengen en de klager rechtstreeks en individueel raken.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Regelgevingshandelingen, wetgevingshandelingen en uitvoeringsmaatregelen

A
  • Regelgevingshandelingen: maatregel van algemene strekking die geen wetgevingshandeling is.
  • Wetgevingshandeling: een puur formeel criterium.
  • Uitvoeringsmaatregelen: zou op nationaal niveau moeten plaatsvinden, dan kan je dus tegen de uitvoeringsmaatregel een procedure starten met volledige rechtsmiddelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vernietigingsactie / art. 263 VWEU / Conclusies: (4)

A
  • Makkelijk voor geprivilegieerde en semi-geprivilegieerde klagers.
  • Makkelijk voor adressanten!
  • Zeer beperkt voor ‘de rest’ (niet geprivilegieerde klagers).
  • Gat in de rechtsbescherming? -> prejudiciële procedure.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Individu tegen individu/lidstaat (prejudiciële procedure 1):

A
  • De nationale rechter heeft een grote capaciteit, een Europese rechter niet (is er maar één van) -> gelijke interpretaties nodig.

> Art. 267 VWEU: prejudiciële procedure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Art. 267 VWEU (prejudiciële procedure 2):

A
  • Begint bij de nationale rechter: hij moet kijken naar de feiten en naar EU-recht (richtlijnen), rechter vindt het lastig te weten wat te doen met het EU-recht.
  • Nationale rechter kan met hulp van partijen een prejudiciële vraag stellen: moet nationale procedure stopzetten, een vraag formuleren en een brief sturen naar het HvJ met de vraag en de feiten.
  • HvJ komt met oordeel; is een antwoord op de vraag maar niet meteen een oplossing voor het gehele geschil.
    > Prejudiciële uitspraak kan gaan over de uitleggen van Verdragen, de uitlegging én geldigheid van handelingen van EU-instellingen, niet over de feiten of het nationale recht.
  • De nationale rechter moet uitleg HvJ volgen, maar geeft zelf het vonnis; dus in hoeverre het invloed gaat hebben op nationaal niveau.

> Maar er kan nog een prejudiciële vraag gesteld worden in hoger beroep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kunnen we een manier bedenken dat garandeert dat een prejudiciële vraag echt op het goede moment wordt gesteld?
> Art. 267 VWEU (prejudiciële procedure 3):

A
  • Lagere rechters: mogen altijd vragen.
  • Hoogste rechters: moeten altijd vragen.

> Uitzondering: CILFIT-arrest:
- Moet de hoogste rechter altijd verwijzen van een vraag?
- 3 uitzonderingen:
1. EU-vraag is irrelevant.
2. Acte clair: antwoord op de vraag is zo duidelijk dat je de vraag achterwege kan laten.
3. Acte éclairé: in een soortgelijk geschil heeft het Europese hof al antwoord gegeven.

> Inschattingsfout bij uitzondering: geeft opening tot staatsaansprakelijkheid.

  • Zodra een vraag wordt gesteld die relevant is voor de geldigheid van Europees recht moet deze vraag worden voorgelegd (Foto Frost).
    > Geen harmoniserende interpretatie als iedereen het decentraal anders interpreteert.
  • Art. 267 VWEU: bepaalde maatregelen zijn niet geldig, maar ze worden niet vernietigt!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kortom - rechtsbescherming in de Europese unie: (4)

A
  1. Verschillende types geschillen: tussen lidstaten, EU-instellingen, particulieren.
  2. Direct beroep: art. 258, 259 en 263 VWEU: inbreukprocedure, vernietigingsactie: HvJEU.
  3. Indirect beroep: art. 267 VWEU: prejudiciële procedure: nationale rechter en dan HvJEU.
  4. Cruciale rol voor de rechter; nationale rechter = EU-rechter: prejudiciële procedure; staatsaansprakelijkheid -> handhaving van rechten.
17
Q

Alleen rechterlijke instanties kunnen vragen stellen.
Wat zijn rechterlijke instanties? 6 criteria:

A
  1. Instantie is onafhankelijk.
  2. Heeft een wettelijke grondslag.
  3. Heeft een permanent karakter (dus niet ad hoc).
  4. Dient een procedure op tegenspraak te volgen, (houdt in dat de gedagvaarde persoon in rechte is verschenen, wat wil zeggen dat hij of zij van zich heef laten horen in de procedure).
  5. Waarbij hij rechtsregels toepast.
  6. Moet een verplichte rechtsmacht hebben (dus kan bindende uitspraken doen).
18
Q

2 grenzen aan bevoegdheid van het Hof:

A
  1. Het Hof is niet bevoegd het nationale recht te interpreteren.
  2. Er moet sprake zijn van een echt geschil op nationaal niveau. Het Hof is er dus niet voor hypothetische vragen.
19
Q

3 mogelijkheden waarin het Hof de vragen niet-ontvankelijk kan verklaren:

A
  1. Wanneer de vragen niet noodzakelijk zijn voor de oplossing van het geschil.
  2. Wanneer de vragen niet duidelijk geformuleerd zijn.
  3. Wanneer de verwijzende rechter op gebrekkige wijze de feiten en het (nationaal) juridisch kader uiteenzet.
20
Q

Terugwerkende kracht

A

Uitspraak Hof werkt met terugwerkende kracht (ex tunc), maar in uitzonderlijke gevallen niet (ex nunc) vanwege de rechtszekerheid.

21
Q

2 vereisten voor een schending:

A
  1. Is de schending toerekenbaar aan de lidstaat?
  2. Niet-nakoming, actieve handeling of nalaten.
22
Q

Beroep tot nietigverklaring

A

Art. 263 VWEU:
EU-instellingen maken ook fouten, hun handelingen kunnen nietig worden verklaard. Moet binnen een termijn van twee maanden worden ingediend.
Kan niet op grond van aanbevelingen en adviezen. Voornamelijk verordeningen, richtlijnen en besluiten.

23
Q

4 gronden van beroep tot nietigverklaring

A
  1. Onbevoegdheid; is de handeling gebaseerd op de juiste rechtsbasis?
  2. Schending van wezenlijke vormschriften;
  3. Schending van de Verdragen of van enige uitvoeringsregeling daarvan;
  4. Misbruik van bevoegdheid (specialiteitsbeginsel).
24
Q

Beroepsgerechtigden, wie kunnen de procedure initiëren?

A
  • Geprivilegieerden: lidstaten, Europees Parlement, de Raad en de Commissie sowieso.
  • Niet-geprivilegieerden: natuurlijke of rechtspersonen.
    > Ontvankelijkheidsvoorwaarden:
    1. Wanneer een handeling ‘gericht’ is tot de particulier
    2. Wanneer een handeling niet aan hem gericht is, maar hem wel ‘rechtstreeks en individueel’ raakt.