Week 4 Flashcards
Primair EU-recht (5)
○ Basisverdragen
○ Wijzigingsverdragen
○ Toetredingsverdragen
○ Protocollen
○ Algemene beginselen en fundamentele rechten
Basisverdragen
- VEU, ondertekend in Maastricht (1992)
- VWEU, oorsprong in EEG-Verdrag, Rome (1957)
Handvest voor grondrechten
- Oorspronkelijk maakte het Handvest deel uit van de Europese Grondwet -> werd er weer uitgehaald in Verdrag van Lissabon -> handvest kreeg wel “dezelfde juridische waarde als de Verdragen” (art. 6 lid 1 VEU).
- Art. 51 lid 1 Handvest: van toepassing op de instellingen, organen, instanties EU en op de lidstaten wanneer zij het Unierecht toepassen.
- Art. 52 lid 3 Handvest: rechten in het handvest die corresponderen met rechten in het EVRM moeten op dezelfde manier worden uitgelegd, maar het handvest mag ook méér bescherming bieden.
Algemene Rechtsbeginselen
Grondrechten zijn niet alleen neergelegd in het Handvest, maar vormen tegelijkertijd algemene beginselen van Unierecht.
Secundair EU-recht
- Opgedeeld tussen ‘wetgevingshandelingen’ en ‘niet-wetgevingshandelingen’.
- Naar vorm: verordeningen, richtlijnen, besluiten, internationale overeenkomsten en soft law.
- Naar procedure: wetgevingshandelingen en niet-wetgevingshandelingen (delegatie/implementatie/sui generis).
Verordeningen
- Algemene regeling die een groot, onbepaald aantal gevallen of personen bestrijkt.
- Zijn verbindend (geen afwijkingen), rechtstreeks toepasselijk (mogen niet in nationaal recht worden omgezet) in al hun onderdelen.
> Zowel horizontaal als verticaal rechtstreekse werking (mits voldoende duidelijk, nauwkeurig en onvoorwaardelijk): inroepbaar tegen de overheid én private partijen. - Overschrijfverbod: lidstaten mogen verordeningen niet implementeren in hun nationale recht.
> Voornamelijk omdat de oorsprong van de regel minder duidelijk wordt, waardoor de rechtszekerheid in het gedrang komt. - Soms zijn aanvullende regels nodig voor toepassing op lidstatelijk niveau.
- Verordening is bindend vanaf de datum van publicatie in het Publicatieblad van de EU.
Richtlijnen
> Juridisch bindende handelingen.
- Implementatieverplichting: op nationaal niveau moeten regels worden vastgesteld om de doelen van een richtlijn te verwezenlijken.
> Je beroept je als burger in eerste instantie niet op een richtlijn, maar op de nationale regelgeving die de verplichtingen van de richtlijn omzet in nationaal recht.
- Nationale autoriteiten genieten een zekere vrijheid om vorm en middelen te kiezen; Resultaatverbintenis.
- Krijg gemiddeld een termijn van 2 jaar om tot implementatie over te gaan > pas na het verstrijken van die termijn kunnen natuurlijke en rechtspersonen zich erop beroepen!
Besluiten
- Ook verbindend -> indien adressanten vermeld, alleen zij verbindend.
- Verschil met verordening: besluiten spitsen zich vaak toe op een concreet geval (individuele persoon of situatie).
- Hoeven ook niet te worden omgezet in nationaal recht.
Internationale overeenkomsten
> Overeenkomsten sluiten met andere landen en organisaties.
- Zijn bindend voor de Unie en de lidstaten (art. 216 VWEU).
- Staan in de hiërarchie der normen onder het primair Unierecht, maar boven het secundair Unierecht.
Soft law
- Handelingen van de instellingen, niet verbindend.
> Voorbeelden: aanbevelingen, adviezen, mededelingen, resoluties, verklaringen. Bieden ambtenaren steun bij het toepassen van bindende Europese regels. - Hoewel niet bindend, wel veel invloed.
- Kritiek: vele beleidsdocumenten kunnen raken aan beleidsterreinen waar de Unie niet per se bevoegdheid bezit.
Verordening: strekking, verbindend, toepassing
Strekking: algemene strekking.
Verbindend: in al haar onderdelen.
Toepassing: rechtstreeks toepasselijk.
Richtlijn: strekking, verbindend, toepassing
Strekking: algemene strekking.
Verbindend: ten aanzien van het behalen resultaat.
Toepassing: vereist omzetting.
Besluit: strekking, verbindend, toepassing
Strekking: regelt concreet geval.
Verbindend: in al haar onderdelen.
Toepassing: rechtstreeks toepasselijk op situatie of persoon
“Kan de Europese Unie zomaar over eender welk maatschappelijk vraagstuk secundair recht in het leven roepen?”
Om de doelstellingen van de Unie te kunnen verwezenlijken, geven de Unieverdragen de instellingen de mogelijkheid om regelgeving aan te nemen.
> Echter, de Unie heeft enkel die bevoegdheid die haar in de verdragen zijn toegekend.
> Bevoegdheden die niet aan de Unie zijn overgedragen blijven bij de Lidstaten.
De Unie is geen soeverein land -> zij heeft geen “Kompetenz Kompetenz”.
> Zonder bevoegdheid kan de Unie niet handelen -> doen zij dit wel dan handelt ze “ultra vires”.
> Dit is het beginsel van attributie of toegekende bevoegdheden.
Van Gend & Loos:
De Europese Economische Gemeenschap vormt in het volkenrecht een nieuwe rechtsorde ten bate waarvan de staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts deze Lidstaten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn.
Arranyosi & Calderaru
Het attributiebeginsel is ook de verklaring dat het Handvest (in tegenstelling tot het EVRM dat de verdragspartijen bindt in al hun handelen als soevereine staat) alleen van toepassing is op het handelen van de Lidstaten wanneer zij EU recht toepassen, of liever gezegd: wanneer zij binnen het toepassingsbereik van het Unierecht handelen.
Het begrip ‘rechtsbasis’ (5)
- Bestaan van bevoegdheid.
- Karakter van de bevoegdheid: exclusief, gedeeld of ondersteunend.
- Zwaartepunt (Tabaksreclame, Gegevensbewaring).
- Type instrument (Richtlijn, Verordening, Besluit).
- Beslissingsprocedure
- Gewone/bijzondere wetgevingsprocedure.
- Welke actoren.
Welke stemverhoudingen.
Besluitvorming Europese Raad
- Kan niet-wetgevende besluiten nemen, enige mogelijke bindende output.
- Bij consensus (art. 15 lid 4 VEU).
- Met hoge uitzondering gekwalificeerde meerderheid.
Besluitvorming Raad van Ministers
- Besluit bij gekwalificeerde meerderheid (op basis van een wetgevingsprocedure).
- Voorwaarden benodigde kwalificatie (art. 16 lid 4 VEU).
- Ioanninaformule: deze formule bepaald dat ook al is de minderheid te klein om een besluit te blokkeren dat er eerst nog wel verder onderhandeld moet worden, moet het marginaliseren van de kleinere landen voorkomen.
> Soms gelden afwijkende berekeningswijzen (72% van de leden is een gekwalificeerde meerderheid waarbij de bevolking ten minste 65% van de EU-bevolking omvat, in plaats van 55%).
- Bij consensus kan ook. Bij unanimiteit is tegenwoordig de uitzondering.
COREPER II, COREPER I en Raad van Ministers
COREPER II: ambassadeurs (“permrep”/PV): bijv. economische en financiële zaken, buitenlandse betrekkingen.
COREPER I: vice-ambassadeurs: bijv. milieu, sociale zaken, verkeer.
Raad van Ministers: - roulerend voorzitter, vakministers (12 formaties). - A-punten - hamerstukken, ongeveer 2/3.
- B-punten - discussiepunten.