week 6 Flashcards
directe en indirecte route van DNA schade mbh straling
indirect: fotonen zorgen voor ionisering waardoor radicalen ontstaan die hoog reactief zijn en voor schade in het DNA zorgen (vooral bij lage LET: gammastraling met fotonen)
direct: directe veroorzaking van dubbelstrengs breuken (vooral bij hoge LET; neutronen, protonen, alfastraling)
LET
linear energy transfer
de dichtheid van energie-afgifte langs het spoor van een ioniserend deeltje
hyper en hypofractionering
hyperfractionering met fracties < 2 Gy
hypofractionering met fracties > 2 Gy
waar hangt het effect van straling op weefselniveau van af
- DNA repair
- radiosensitiviteit
- hypoxie en reoxygenatie
- redistributie van de celcyclus
- repopulatie
wat is het effect van hypoxie op het aanslaan van de straling
soms delen tumoren zo snel dat de angiogenese niet goed bijhoud waardoor er een necrotisch centrum ontstaat. de cellen aan de rand hiervan zijn gewend aan super laag zuurstof en hebben weinig nodig: zijn relatief resistent voor bestraling
hier is een hogere dosis straling nodig
bijwerkingen van bestraling
acute bijwerkingen (tot 3 maanden na bestraling, bijna altijd reversibel) in snel delemd weefsel: irritatie van de huid, diarree, passageklachten, haaruitval
late bijwerkingen (later dan 3 maanden na bestraling, komt veel moeilijker tot herstel) door necrose of occlusie van vaatjes en in traag delend weefsel zoals hersenen, ruggenmerg, lever, nier
tumor control probability en therapeutische breedte
de tumor en normaal weefsel hebben uitelkaar liggende overlevingscurves naarmate de dosis toeneemt
de therapeutische breedte ligt tussen het doden van tumorweefsel en het overleven van gezond weefsel
verbreden van therapeutische breedte
door fractionering verplaatst de weefselcurve naar rechts (het overleeft hogere straling)
door combinatie met chemo of biologicals verschuift de tumor naar link (het gaat dood bij lagere straling)
radiosensitieve tumoren en radioresistnete tumoren
radiosensitief: seminoom, Morbus Hodgkin
radioresistent: glioblastoom, sarcoom
huidsparend effect:
hoge hoger de energie van straling, hoe groter het huidsparend effect
voor diep gelegen tumoren moet hoog energetische straling gebruikt worden, voor oppervlakkige tumoren juist laag energetische straling
werking van radiofarmacon
farmacon met specifieke kinetiek en hoge affiniteit voor het target (in kleine dosis en daardoor weinig werking)
radionuclide met straling voor detectie of therapie
welk type straling voor detectie en welke voor therapie
detectie: gamma
therapie: beta of alfa
essentiele eigenschappen van radiofarmacon
- specifiek voor target met hoge affiniteit (ook met radioacief label)
- weinig opname in andere weefsels
- geschikte halveringstijd
verschil tussen gammacamera/SPECT en PET
bij gammacamera/SPECT heeft de patient een radiofarmacon ingenomen dat gamma straling uitzendt. dit wordt opgenomen door een collimator (alleen loodrechte stralen) en gemaakt tot 2D (y-camera) of 3D (SPECT) beeld
bij PET wordt er een positron uitgezonden. dit botst met een electron waardoor ze anhileren en er 2 fotonen ontstaan die in tegengestelde richting wegvliegen. dit wordt gedetecteerd door een cristal ring en computer berekend de hit
skeletscintigrafie
bij botmetastasen worden osteoclasten of osteoblasten overmatig gestimuleerd
osteolytische metastase: botafbraak door osteoclasten
osteosclerotische metastase: versnelde opbouw van slecht kwalitatief bot door osteoblasten
bij skeletscintigrafie worden calcium analogen of bisfosfanaten gebruikt die binden aan hydroxyapatiet dat wordt opgenomen in omliggend weefsel als reactie op de tumor
werkt niet bij puur lytische metastase
indicaties en contraindicaties van radionuclidentherapie bij botten
indicaties:
- bij osteoblastische metastasen (niet lytische)
- als metastasen op veel/wisselende plekken (anders uitwendige bestraling)
- als niet reageren op pijnstilling
contraindicaties:
- zwangerschap
- nierfalen (anders worden stoffen niet goed uitgescheiden)
- weinig trombocyten of leukocyten (beenmerg is erg gevoelig)
- ruggenmergcompressie (moet snel worden opgelost)
werking van FDG-PET
FDG is radioactief glucose dat wordt opgenomen in delen waar veer suiker nodig is
FDG wordt door hexokinase omgezet tot FDG-6 fosfaat en zit nu vast omdat:
- tumoren geen glucose-6-fosfatase hebben dus FDG-6-fosfaat niet weer FDG kunnen maken
- FDG-6-fosfaat niet de citroenzuurcyclus in kan
contraindicaties bij FGD-PET (waardoor sensitiviteit en specificiteit lager is)
- recente spieractivitiet (spiern zullen veel FDG opnemen)
- recent gegeten (door insuline piek zal FDG naar spieren gaan)
(na chemotherapie zal beenmerg proliferatief erg actief zijn en dus veel FDG opnemen, hier moet ben op letten)
verhoogde FDG opname kan komen door
- metastase
- fractuur
- infectie
scores voor response van lymfoom op behandeling te zien op PET/CT
site of initial disease:
1. geen opname
2. opname minder dan mediastinum
3. opname tussen mediastinum en lever
4. opname iets hoger dan lever
5. opname veel hoger dan lever
1-3 = goeie respons
een in opzet curatieve ingreep betekent:
wat als dit niet lukt?
radicale resectie van tumor EN lymfekliermetastasen zonder achtergebleven ziekte
als dit niet lukt is er irradicale verwijdering
R1: microscopisch irradicaal - wondranden zijn microscopisch niet schoon
R2: macroscopisch irradicaal - was al tijdens operatie duidelijk dat niet alles verwijderd kan worden
voorwaarden voor curatieve chirurgie
- kennis nodig over biologisch gedrag van de tumor (overleving, metastasering, noodzakelijke marge’s)
- radicale resectie van primaire tumor mogelijk
- resectie van locoregionale lyfemklieren mogelijk
- aandacht voor behoud van functie
- aandacht voor behoud van cosmetiek
- relatief kleine morbiditeit/mortaliteit
afweging bij curatieve operatie
curatie vs cosmetiek/funcite/mortaliteit/morbiditeit
afweging bij palliatieve operatie
verlichting klachten vs cosmetiek/functie/morbiditeit/mortaliteit belangrijk hierbij is de levensverwachting
voorwaarden voor palliatieve chirurgie
- kennis over biologisch gedrag van tumor (levensverwachting)
- grote kans van vermindering klacht
- lage morbiditeit mortaliteit
- aandacht voor behoud van functie en cosmetiek
tumorgroei geeft klachten
pijn, stoelgang, braken, fracturen, jeuk, bloedingen
PTV marge wordt bepaald door
beweging van rganen, reproduceerbaarheid van ligging, hoe nauwkeurig de patient wordt ingesteld
IMR intensity modulated radiotherapy
met inverse planning en multileaf collimator
stereotactische radiotherapie
als tumor klein genoeg is vanuit 100 richtingen met hele kleine bundeltjes
met fiducial tracking waardoor machine ademhaling bvb kan volgen en een hoge dosis per fractie omdat er weining gezond weefsel is in het gebied
positionering is van groot belang dus er is gebruik van een vacuummatras en conebeam-CT
brachytherapie
inwendige bestraling van kleine tumor
voordelen: hele hoge locale dosis dat omliggend weefsel intact houd omdat het niet ver komt door radioactief verval
dosisen kunnen in kortere tijd gegeven worden waardoor minder tumor herstel
maar alleen mogelijk bij klein tumor volume, lumen, holte, interstieel in zachte weefsels, verdoving en opname nodig
protonen bestraling
door de bragg piek die protonen hebben kan deze ingesteld worden op locatie van tumor waardoor omringend weefsel veel minder straling krijg
alleen vergoed bij kinderen, intra-oculaire tumoren, chordomen, op basis van rekenkundige modellen
cytotoxische chemotherapie voorbeelden en werking
grijpt aan in de celcyclus
- alkyleerders –> alkyleren adducten
- topoisomerase remmers –> enkel of dubbelstrengse breuken
- platinaverbindingen –> crosslinks of adducten
moleculaire middelen in systemische therapie
grijpen in op celmembraan receptoren
Mabs: werken extracellulair via infuus
Nibs: werken intracellulair via pillen
hormoontherapie
vooral bij mamma en prostaatcarcinoom
is goed verdraagbaar omdat receptor buiten de tumor alleen op geslachtsorganen is
4 dimensies van palliatieve zorg
- lichamelijk
- psychisch/emotioneel
- spiritueel
- sociaal
meeste voorkomene symptomen tijdens palliatie
pijn, moeheid, zwakte, anorexie, droge mond, obstipatie, depressie
advanced care planning
proactieve zorg
- sociale situatie vastleggen
- wie is de vertegenwoordiger van patient
- wel of niet reaniemeren
- wilsverklaring
- welke plaats van overlijden