Week 5 psychiatrische stoornissen van kindertijd Flashcards

1
Q

wat is autisme spectrumstoornis?

A

ASS is een informatieverwerking stoornis, het kan veel heftiger binnenkomen of veel minder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een normaal IQ? wanneer is zwakbegaafd en wanneer hebben mensen met down het?

A

Het IQ (Intelligentie Quotiënt) is gemiddeld 100. Normaal IQ van 85 tot 115. IQ tussen 70 en 85 is zwakbegaafd. Onder de 70 is een verstandelijke ontwikkelingsstoornis. Mensen met Down hebben ongeveer een IQ van 50.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

biologische en psychologisch oorzaken voor ASS?

A

Biologie
90% speelt genetica een rol bij ASS. Veranderingen van de structuren in de hersenen.
Psychologie
- Andere informatieverwerking (langzamer)
1. Theorie of mind (sociale interactie) kinderen ontwikkelen dit al op 4e leeftijd.
2. Centrale cohesie (utah fried) moeite met dingen in groter geheel te zien
3. Executieve functies (frontale cortex) plannen, organiseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke verschillenden ASS zie je in het klinisch beeld?

A
  • Met of zonder intellectuele beperkingen
  • Met of zonder taalstoornis
  • Geassocieerd met een bekende medische of genetische conditie of een omgevingsfactor
  • Geassocieerd met een andere neurologische ontwikkelings-, mentale of een gedragsstoornis
  • Met of zonder katatonie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarop wordt de hoeveelheid hulp vereist voor ASS?

A

gebaseerd op ernst.
1. Vereist ondersteuning  beperkingen zichtbaar, ondervangen met ondersteuning.
2. Vereist substantiële ondersteuning beperkingen duidelijk zichtbaar, ondanks ondersteuning.
3. Vereist zeer substantiële ondersteuning functioneren op alle levensgebieden ernstig beperkt, langdurige en intensieve begeleiding nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

co-morbiditeit ASS?

A
  • Motoriek (onhandig, houterig)
  • Angsten (extreem en onlogisch)
  • Gedragsproblemen (boos, slaap, eten)
  • Automutilatie
  • Angstig/faalangst
  • Depressiviteit
  • Persoonlijkheidsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

behandeling ASS?

A

Er is geen medicamenteuze behandeling voor ASS.
- Niet medicamenteus
Eventueel medicatie om symptomen te verlichten.
- Begeleiding gezinsbegeleiding
- Psycho- educatie sociale vaardigheden, plannen
- CGT
- Vak therapieën integratie van denken en voelen, beelden/muziek therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

terminologie ASS volgens DSM-4?

A
  • Klassiek autisme beperkingen in drie domeinen: sociale interactie, communicatie, stereotype patronen. Vaak waar mensen aan denken als het om autisme gaat. Vaak al te zien als kind.
  • PPD-NOS ernstige problemen in sociale interactie. Sociaal onhandig kind/jongeren. Weinig symptomen om autisme te noemen.
  • Syndroom van Asperger hoge intelligentie. Problemen met sociale interactie, aparte humor/ taalgebruik. Geen achterstand in taalontwikkeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ADD en ADHD?

A

ADD komt vaker voor bij meisjes. ADHD is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, het is een chronische ziekte. 3-5% heeft ADHD. Er is vaak onder diagnostiek bij meisjes, omdat het vaker verstoorde aandacht (ADD) is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klinisch beeld ADHD volgens DSM-5?

A
  • Persisterend patroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit-impulsiteit dat interfereert met het functioneren of de ontwikkeling.
  • Voor het 12de jaar aanwezig
  • Op 2 of meer terreinen aanwezig
  • Interfereren met sociale, schoolse, beroepsmatig functioneren
  • Niet in kader van andere psychotische stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke types ADHD zijn er?

A

1 ADHD gecombineerd= 60%
2. ADHD voornamelijk aandacht tekort
3. ADHD voornamelijk hyperactief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

biologische en psychologisch oorzaken ADHD?

A

Biologisch
Neurobiologische ontwikkelingsstoornis.
- Genetica een grote rol
- Verandering van bepaalde hersensystemen
- Minder of tekort aan hersenverbindingen
- Tekort aan dopamine of noradrenaline in de synaps
- Problemen tijdens zwangerschap
Psychologisch
- Ernstige verwaarlozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

co-morbiditeit ADHD?

A
  • 75% van patiënten heeft 1 of meer andere psychiatrische stoornissen
  • Gemiddeld 3 psychiatrische stoornissen
  • Slaapproblemen
  • Angst
  • Alcohol en drugs
  • Tics
  • ASS
  • Gedrag
  • Persoonlijkheidsstoornissen cluster B
  • Lichamelijk overgewicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling ADHD?

A
  • Gericht op vermindering van de symptomen
  • Gericht op verbetering van het functioneren op school of buiten school
  • Gericht op welbevinden van het kind
  • Gericht op functioneren van het gezin
  • Niet medicamenteus psycho-educatie, coaching, CGT, lotgenotencontact
  • Medicamenteus psychostimulantia (amfetamine) zoals ritalin of dexamfetamine  gericht op dopamine-systeem
    70% effectiviteit. Vallen onder Opiumwet.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 2 motorische stoornissen zijn er?

A
  1. Stoornissen met tics
    - Een tic is een plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische, motorische of vocale uiting. Kan chronisch of tijdelijk zijn. Tourette is een bekende bij tics langer dan 1 jaar. Tics komen veel voor bij kinderen.
  2. Stereotiepe bewegingsstoornis
    - Herhalend, ogenschijnlijk overdreven, niet-functioneel motorisch gedrag. Bijvoorbeeld handen wapperen, schommelen met lichaam, hoofdbonzen of zichzelf slaan. Vaak een van de vroegste symptomen van ASS.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overige stoornissen kind?

A
  • Separatie angststoornis
  • Selectief mutisme thuis wel praten ergens anders niet.
  • Reactieve hechtingsstoornis
  • Oppositionele opstandige stoornis (ODD) Negatief, ongehoorzaam, driftaanvallen, ruzies.
17
Q

verslaving?

A

Verslaving gaat gepaard met problemen in verschillende levensdomeinen: slechtere
gezondheidstoestand, beperkter sociaal netwerk, werkloosheid, financiële problemen en contacten
met politie en justitie

18
Q

welke gevolgen heeft alcohol voor het CZS? (belangrijk)

A
  1. Acute gevolgen
    - Acute intoxicatie iemand die erg dronken is. Vertoont dronken symptomen. Name effect op cerebellum (evenwicht). Nystagmus= oog trillen.
  2. Acute onthouding
    - Alcohol onthoudingssyndroom zweten, trillen, misselijkheid, angst, insomnia. Een delier kan optreden.
    - Acute Wernicke encefalopathie
    Oorzaak= thiamine deficiënte, alcoholisten daar tekort aan hebben. Uitgelokt door opeens stoppen met alcohol.
    Klinisch beeld= oog bewegingsstoornissen, ataxie, verwardheid, hypotensie en coma.
    Gevolgen= levensbedreigend, syndroom van Korsakov
  3. Chronische gevolgen
    - Stoornissen in cognitie, stemming, angst en gedrag
    - Psychotische stoornissen (wanen, hallucinaties)
    - Syndroom van Korsakov (dementie) kan komen door Wernicke encefalopathie. Chronisch gevolg van langdurig alcohol. Symptomen vooral korte termijn geheugenverlies, loopstoornissen en confabuleren (zonder dat ze het door hebben gaten in geheugen opvullen, liegen)
19
Q

behandeling acute onthouding?

A

Het doel is de symptomen te verminderen. Preventief is voorkomen van delier of andere ziekte/overlijden.
Vaak een andere verdovend middel te geven.
- Langwerkende benzodiazepine lorexepam, midazolam, diazepam)
- Kortwerkende benzodiazepine oxazepam
- Betablokker
- Haloperidol bij delier
- Carbamazepine bij insulten in voorgeschiedenis
- Voorkomen acute wernicke thiaminesuppletie: gedurende enige weken
Verder 3 maaltijden per dag eten en voldoende drinken.

20
Q

behandeling en terugvalpreventie acute wernicke?

A

Het doel is ook symptomatisch behandelen.
- Thiamine 3dd 500 mg
- Vitamine C 500 mg 1dd 1 tablet
- Vitamine B-complex 3dd 1 tablet
Terugvalpreventie
- Niet medicamenteus begeleiding, gesprekken, AA
- Medicamenteus
1. Anticraving acamprosaat en naltrexon
Verminderd de behoefte naar alcohol enigszins
2. Aversie  disulifram
Heeft invloed op alcoholmetabolisme
3. Reductie naltrexon
Opoid-antagonist geeft reductie in alcoholgebruik bij hoog risico drinkgedrag

21
Q

gedragsverslavingen?

A

gokken, eten, seks, gamen, social media, internet, kopen, etc.

22
Q

chronische verslaafden?

A

vaak mensen met polydrugsgebruik, een dubbele diagnose en gedrag dat
veelal leidt tot maatschappelijke overlast of criminaliteit à EPA-patiënten (Ernstige Psychische
Aandoening)
- Te maken met drievoudige problematiek: verslavingsproblematiek, psychiatrische
comorbiditeit en comorbide somatische problemen

23
Q

wat is het MATE-instrument?

A

instrument om de aard en ernst van de verslaving, van de psychiatrische en somatische
comorbiditeit en van de beperkingen in het sociaal functioneren kunnen nauwkeurig vastgesteld
worden

24
Q

Verslaafde mensen doorlopen tijdens elke behandeling een proces van herstel, waarbij een aantal
doelstellingen centraal staat. Deze doelstelling worden samengevat in de vier R’s
?

A

Remoralisatie: focus op het verbeteren van het subjectief welbevinden van verslaafden
Remediatie: symptomatisch herstel en vermindering van symptomatische stress
Rehabilitatie: verbetering van het functioneren op meerdere levensgebieden
Recovery: doormaken van een transformatie, met enerzijds acceptatie van de beperkingen en
anderzijds het ontdekken van nieuwe mogelijkheden die leiden tot een tevredener leven

25
Q

behandelmethoden verslaving?

A
  • Cognitieve gedragstherapie
  • Community Reinforcement Approach (CRA) gedragstherapeutisch technieken die zich
    richt op het ontwikkelen van een andere leefstijl, die meer belonend is dan middelengebruik
  • Contingency management (CM)  inzetten van een formeel beloningssysteem voor het
    bevorderen van gedragsverandering
  • Motiverende gespreksvoering
  • Farmacotherapie gericht op
    o Onderhoudsbehandeling met vervangende medicijnen of met een medische variant
    van het middel zelf
    o Detoxificatie, ofwel ontgiften van het verslavende middel met vervangende
    medicijnen of een medische variant van het middel zelf
    o Terugvalmanagement, het voorkomen van terugvallen in hernieuwd gebruik van het
    middel en het leren omgaan met een terugval
26
Q

detoxificatie?

A

een behandelproces waarbij het biologisch evenwicht wordt herstel duur is
afhankelijk van de manier van gebruik, de mate van gebruik, de mate van lichamelijk herstel en van
het soort middelen dat wordt gebruikt

27
Q

Vitale functies en kenmerkende verschijnselen bij psychoactieve stoffen:?

A
  1. Airway =luchtweg vrij
  2. Breathing = ademhaling
    o Langzaam en duidelijk praten  opiaten
    o Snel praten stimulantia
    o Langzaam en onduidelijk praten à alcohol
  3. Circulation =circulatie
    o Hypertensie  stimulantia
  4. Disability = bewustzijn
    o Bewustzijnsdaling  alcohol, opiaten en sedativa
  5. Exposure = omgevingsfactoren
    o Nauwe pupillen  opiaten
    o Wijde pupillen  cannabis
    o Warme, vochtige huid  stimulantia
    De zorg bij een verslaving voor opiaten is gericht op harm reduction en niet op abstinentie.
28
Q

zorgstandaard?

A

beschrijft vanuit het perspectief van de patiënt in algemene termen wat goede zorg
en ondersteuning inhoudt voor mensen met een bepaalde psychische aandoening gedurende het
gehele zorgproces

29
Q

uitglijder en terugval?

A

Uitglijder = iemand heeft één keer weer gebruikt
Terugval = iemand gebruikt meer dagen aaneengesloten

30
Q

case managment?

A

centraal hierin staat de bevordering van zelfstandigheid, waarbij mensen
ondersteuning kunnen krijgen op diverse leefgebieden, zoals werk, dagbesteding, wonen en sociale
contacten

31
Q

crisisopname en rehabiliatie?

A

Een crisisopname is noodzakelijk als de situatie niet meer te doorbreken is door de persoon in
kwestie zelf of door zijn omgeving, of wanneer de ambulante begeleiding niet afdoende blijkt te zijn.
Rehabilitatie = een proces, waarbij men directe hulpverlening aan de cliënt combineert met
begeleiding en beïnvloeding van de omgeving, met als doel de activiteiten en participatie maximaal
te vergroten, en aanwezige capaciteiten zo goed mogelijk te benutten in een zo normaal mogelijk
sociaal kader
- Betrokkenen zelf doen niet aan rehabilitatie, maar aan ‘eigen herstel’ à rehabilitatie
ondersteunt dit leer- of groeiproces

32
Q

herstel als methode bestaat uit drie pijlers?

A
  • Herstel  men leert zien waar de eigen kwetsbaarheden en talenten liggen en dat men met
    gebruikmaking daarvan weer baas wordt over het eigen leven
  • Empowerment  het ontdekken en aanboren van iemands eigen kracht
  • Ervaringsdeskundigheid
33
Q

welke 4 vormen van herstel zijn er?

A
  • Klinisch focus ligt op abstinentie en het verdwijnen van de onthouding- en
    ziektesymptomen
  • Functioneel  herstel van lichamelijke, psychische en sociale functies die mogelijk verstoord
    waren als gevolg van middelenmisbruik
  • Maatschappelijk  verbetering van iemands positie in de maatschappij en vermindering van
    stigma, discriminatie en sociale uitsluiting als gevolg van verslaving
  • Persoonlijk  weer grip krijgen op het eigen leven, het stellen van doelen, het vormen van
    een (nieuwe) identiteit en de oriëntatie op persoonlijke en in de omgeving belangrijk geachte
    waarden
34
Q

zelfhulpgroepen?

A

zelfstandige groepen waarin lotgenoten op basis van onderlinge steun proberen los te komen van hun verslaving

35
Q

verslavingsdriehoek?

A

De verslavingsdriehoek: -
Drug - -
o (Nicotine) toediening door het roken
o Vele schadelijke stoffen cadeau erbij
o Ander gebruik van drugs er vaak bij
Omgeving
o Vrienden, die roken of drugs gebruiken
o Leefomgeving
Persoon
o Voorgeschiedenis (trauma, misbruik)
o Psychiatrische aandoeningen, drugs
o Leeftijd, M > V, familie (herkomst)
o SES (opleiding, inkomen, wonen)
o Coping, persoonlijkheid