Week 1 inleiding psychiatrie Flashcards

1
Q

wie is de grondlegger van het bio psychosociaal model?

A

George Engel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is het bio psychosociaal model?

A

aandacht voor de biomedische, psychologische en sociale factoren
die van invloed kunnen zijn op ziekte en herstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het verschil tussen beroepsmatig en verpleegkundig handelen?

A

Beroepsmatig verplegen = het herkennen, analyseren, alsmede advies en bijstand verlenen ten
aanzien van feitelijke of dreigende gevolgen van lichamelijke en/of geestelijke ziekteprocessen,
handicaps, ontwikkelingsstoornissen en hun behandeling voor fundamentele levensverrichtingen van
het individu

Verpleegkundig handelen = het zodanig beïnvloeden van mensen, dat menselijke vermogens
worden benut met het oog op het in stand houden en bevorderen van gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doet een praktijkondersteuner huisartsenzorg GGZ?

A

om personen met lichte psychische klachten
in de huisartsenpraktijk te kunnen ondersteunen met korte, laagfrequente contacten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uit welke 4 dingen bestaat de GGZ?

A
  1. Huisartsenzorg  mensen met lichte psychiatrische klachten
  2. Generalistische basis-GGZ  behandeling van lichte tot matige, niet complexe,
    psychiatrische stoornissen
  3. Gespecialiseerde GGZ  complexe ernstige psychiatrische stoornis
  4. Top-GGZ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zelfmanagement?

A

het individuele vermogen van de persoon om waar mogelijk
gezondheidsproblemen te voorkomen, en wanneer deze toch optreden, om te kunnen gaan met de
symptomen, behandeling en lichamelijke, psychische en sociale consequenties van de
gezondheidsproblemen en aanpassingen in leefstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het doel van het ondersteunen van zelfmanagement?

A

behoud of verbetering van het dagelijks
functioneren in relatie tot gezondheid en ziekte of stoornis en de kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zelfregie in verband met de professional gaat uit van welke 4 waarden?

A
  1. Eigenaarschap: betrokkene beslist zelf over in te zetten zorg en ondersteuning en heeft de
    leiding, de professional volgt hem hierin
  2. Kracht: iemand kracht is minstens zo belangrijk als de klacht
  3. Motivatie: de belangrijkste maatstaaf voor wat een geode keuze is
  4. Contacten: van groot belang, de professionals ondersteuning bij het in kaart brengen en
    versterken ervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is het doel van shared decision making?

A

het verhogen van de self-efficacy (zelfeffectiviteit), het
vertrouwen in de bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op de eigen omgeving,
bijvoorbeeld door een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is gezondheid volgens de WHO?

A

een toestand van compleet fysiek, mentaal en sociaal welbevinden en niet
louter als het ontbreken van ziekte of gebrek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is gezondheid en positieve gezondheid?

A

Gezondheid = het vermogen om zich aan te passen en zelf de regie te voeren, gegeven psychische,
lichamelijke en sociale uitdagingen

Positieve gezondheid = een zinvol leven leiden, waarbij afwezigheid van ziekte geen doel op zich is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke 4 vormen van herstel ondersteunde zorg zijn er?

A
  • Klinisch herstel: focus op het verminderen van psychiatrische symptomatologie
  • Functioneel herstel: herstel van psychische functies die als gevolg van de aandoening zijn
    verminderd, aangetast of niet goed zijn ontwikkeld
  • Maatschappelijk herstel: de mate waarin iemand in staat is om zelfstandig te wonen, te
    werken en relaties aan te gaan.
    -Persoonlijk herstel: zelf betekenis kunnen geven aan de dingen die in het verleden gebeurd
    zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is het ICF model?

A

een gezondheidsmodel op basis van een classificatiesysteem dat ervan uitgaat dat
omgevingsfactoren en persoonlijke factoren de persoonlijke gezondheidstoestand van mensen
beïnvloeden
Drie perspectieven ICF:
1. Functies en anatomische eigenschappen
2. Activiteiten
3. Participatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 3 moderne verklaringsmodellen zijn er?

A
  • Bio psychosociaal model
    Voorbeschikkende factoren, uitlokkende factoren en onderhoudende factoren. Sociaal/psychologisch/biologisch zijn factoren die bijdragen aan een ziekte. plaatje
  • Het kwetsbaarheidsmodel
    Draagkracht versus draaglast. Coping, hoe ga je om met stress. Tijd in model (kwetsbare factoren, beschermende factoren, uitlokkende factoren, onderhoudende factoren).
  • Ontwikkelingsmodel
    ADHD en ASS, in de tijd krijg je meer kans op bijvoorbeeld deze dingen. Genetica kan een rol spelen. Medicijnen bij zwangerschap kan zorgen voor bepaalde ziektebeelden. Je ontwikkeling draagt bij.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 3 vormen van abnormaliteit heb je?

A
  1. Statische (ab)normaliteit  zowel een lage als hoge intelligentie is abnormaal.
  2. Psychosociale (ab)normaliteit afwijken van de norm in de maatschappij, normaal of abnormaal. Dit is zeer afhankelijke van tijd, cultuur, subgroep.
  3. Persoonlijke (ab)normaliteit een subjectieve ervaring (kans op misperceptie en overdrijving). Je eigen mening over jezelf.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly