Week 3 persoonlijkheid/psychotische stoornissen Flashcards
persoonlijkheid?
stabiele gedragspatronen van mensen die we aan de buitenkant waarnemen
temperament?
aangeboren, biologisch bepaalde individuele verschillen tussen mensen
welke 3 aangeboren temperamenten kent Cloninger?
- Harm avoidance = vermijden van gevaar
- Novelty seeking = behoefte hebben aan nieuwe prikkels
- Reward dependence = afhankelijk zijn van beloningen, zoals waardering door anderen
uit welke 5 basistrekken bestaat de Big Five EEfactorenmodel?
- Openheid: in hoeverre iemand openstaat voor nieuwe ideeën en ervaringen tegenover juist
gesloten, rigide en dogmatisch denken - Consciëntieusheid: dat iemand gewetensvol, doelgericht en vasthoudend is, tegenover
impulsief en wispelturig - Extraversie: de mate waarin iemand naar buiten en op andere mensen is gericht, tegenover
introversie - Altruïsme: betrekking op het gericht zijn op de belangen van anderen, tegenover juist op
eigenbelang gericht zijn - Neuroticisme: de mate van emotionele kwetsbaarheid van iemand, oftewel de neiging om
emotioneel te ontregelen, met als tegenovergestelde emotionele stabiliteit
hoezo is het vijffactoren model ontwikkeld?
Het Vijffactorenmodel is ontwikkeld om de normale persoonlijkheid te beschrijven, maar extremen
op één of meer van deze vijf factoren kunnen wel tot problematisch gedrag leiden.
Het belang van de vroege hechting van een baby aan de ouderfiguren is essentieel voor de
psychologische, emotionele en sociale ontwikkeling.
welke 3 onveilige hechtingen zijn er?
- Vermijdende hechting (15%)
o Kind heeft een negatief beeld van de beschikbaarheid van anderen
o Kind gedraagt zich ‘quasi-zelfstandig’: het onderneemt geen poging om een relatie
aan te gaan maar probeert alles zelf op te lossen - Ambivalente hechting (10%)
o Kind klampt zich vast aan anderen
o Kind heeft een negatief zelfbeeld
o Kind is chronisch onzeker
- Gedesorganiseerde hechting (15%): onveilige hechtingsstijl die zich kenmerkt door de afwisseling
tussen toenaderend en afwijzend gedrag
emotieregulatie?
= het geheel van processen die als functie hebben om een of meer aspecten van
emoties te doen afnemen, behouden of toenemen à meestal een automatisch en onbewust proces
emoties?
= subjectieve gevoelens, de fysiologische reacties die bij emoties optreden en de
motorische responsen die daarbij horen
6 belangrijkste emotieregulatiestrategieen?
De zes belangrijkste emotieregulatiestrategieën:
1. Aanvaarding
2. Vermijding
3. Probleemoplossing
4. Cognitieve herbeoordeling
5. Rumineren
6. Suppressie
emotieregulatieproblematiek?
als iemand zijn emoties niet adequaat kan reguleren
- Onderliggend kernaspect van persoonlijkheidsstoornissen
- Vooral van de borderlinepersoonlijkheidsstoornis
mentaliseren?
dat men het gedrag van zichzelf en anderen kan begrijpen en verklaren vanuit
achterliggende gevoelens, gedachten en motieven
schema’s?
abstracte kennisstructuren, die ontstaan door ervaringen, en beïnvloeden hoe
gebeurtenissen worden waargenomen, geïnterpreteerd en herinnerd
algemeen criteria persoonlijkheidsstoornis DSM-5? welke 4 criteria?
A. Er is een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt
van wat binnen de cultuur van de betrokkene wordt verwacht. Dit patroon komt op twee (of
meer) van de volgende terreinen tot uiting:
1. Cognities manieren van waarnemen en interpreteren van zichzelf, andere mensen en
gebeurtenissen
2. Affectiviteit de variëteit, intensiteit, labiliteit en de adequaatheid van de emotionele
reacties
3. Interpersoonlijk functioneren
4. Impulsbeheersing
B. Het duurzame patroon is inflexibel en komt tot uiting in een breed scala van persoonlijke en
sociale situaties.
C. Het duurzame patroon veroorzaakt klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het
sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke
terreinen.
D. Het patroon is stabiel en van lange duur, en het begin kan worden herleid tot op zijn laatst
de adolescentie of de jongvolwassen leeftijd.
E. Het duurzame patroon kan niet beter worden verklaard als een uiting of gevolg van een
andere psychische stoornis.
F. Het duurzame patroon kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een
middel (drug of medicatie) of aan een somatische aandoening (schedeltrauma).
in welke 3 clusters kan je persoonlijkheidsstoornissen indelen?
- Cluster A: excentrieke cluster
o Paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis - Cluster B: dramatische cluster
o Borderline-, narcistische, histrionische en antisociale persoonlijkheidsstoornis - Cluster C: angstige cluster
o Vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornis
welke persoonlijkheidsstoornissen bestaat cluster A en uitleg?
- paranoïde
o Problemen in intieme relaties
o Achterdocht en vijandigheid
o Gedragen zich vijandig, koppig en sarcastisch
o Normaal gesproken geen wanen
o Onder invloed van stress kunnen ze kortdurend psychotisch worden
o Komt bij 1-2% van de bevolking voor - schizoide
o Kern = afstandelijkheid in sociale relaties en een beperkt vermogen om zichzelf
emotioneel te uiten
o Geen behoefte aan intieme en sociale contacten
o Het liefst alleen
o Ervaren weinig emoties en imponeren gevoelsarm
o Blijven vaak passief, ook bij nare gebeurtenissen
o Kunnen onder grote stress kortdurend psychotisch worden
o Komt vooral voor bij mannen - schizotypische
o Ongemak in sociale relaties
o Excentriek gedrag
o Stoornissen in het denken en het waarnemen
o Hebben behoefte aan contact, maar zijn sociaal onthecht en snel wantrouwend
o Magische gedachten
o Apart taalgebruik, vreemde kleding, onverzorgd uiterlijk
o Gebrek aan aandacht voor sociale conventies
o Intimiteit leidt tot een toename van spanning en achterdocht
o Onder stress kunnen zij kortdurend psychotisch worden