Week 5 Flashcards

1
Q

Cremaster spier

A

Spier die vanuit de buikholte aan de balzak vastzit, die helpt met temperatuurregulatie. Laat de balzak verder hangen of meer richting het lichaam trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Retractiele testis

A

Wanneer de cremaster spier te sterk is kan het zijn dat de testis erg hoog ligt, waardoor het kan lijken alsof hij niet goed ingedaald is. Maar hij kan wel gewoon de scrotum ingeduwd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dartosspier

A

Spier die ervoor zorgt dat de penis zich kan terugtrekken, wanneer het bijvoorbeeld koud is. Helpt ook bij temperatuurregulatie van de ballen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Appendix testis

A

Een overblijfsel van de gang van Müller, wat zich in een vrouwelijke foetus zou ontwikkelen in de vrouwelijke organen en bij mannen dus weggaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar worden spermacellen geproduceerd?

A

In de seminiferous tubuli (zaadbuisjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar in de ballen wordt testosteron aangemaakt?

A

In de cellen die tussen de seminiferous tubuli zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tunica vaginalis

A

De binnenste huidlaag van het scrotum en de buitenste laag van de testes, komt van het oude buikvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Epididymis

A

Bijbal, waar sperma wordt opgeslagen tot aan de zaadlozing. Hier worden ook voedingsstoffen toegevoegd en worden de zaadcellen volgroeid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe gaat de reis van het ontstaan van een spermacel naar het verlaten van de ballen?

A

Ontstaan in de seminiferous tubuli –> door de rete testis –> opslaan en maturatie in epididymis/bijbal –> via ductus vas deferens (zaadleider) naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Glans

A

De eikel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Corona (penis)

A

Een weefselbrug tussen de glans en de schacht van de penis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Corpora cavernosa

A

De zwellichamen in de penis die vooral zorgen voor de erectie. Gaan diep de bekken in en stoppen bij de corona.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Corpora spongiosum

A

Het zwellichaam aan de onderkant van de penis, die om de plasbuis heen zit. Deze is verbonden met de glans en ook met de corpora cavernosa via aderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe lang duurt spermatogenese

A

Ongeveer 74 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar vindt spermatogenese plaats?

A

In de tubuli seminiferi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sertoli cellen

A

Cellen die de binnenste laag van de tubuli seminiferi vormen en voedingsstoffen aanvoeren, wat spermatogenese mogelijk maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van een spermacel?

A

Spermatogonium –> primaire spermatocyt –> secundaire spermatocyt –> spermatiet (2 fasen) –> spermacel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waaruit bestaat de kop van een spermacel?

A

Bevat DNA en enzymen die ervoor zorgen dat de spermacel de eicel kan penetreren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat het middendeel van een spermacel?

A

Mitochondria, die energie produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er met de spermacellen tussen het verlaten van de ballen tot aan het verlaten van de penis?

A

Via de vas deferens gaat het langs de blaas en komt het aan in de seminal vesicle (zaadblaas) waar het extra energie en een meerderheid van de vloeistof krijgt, daarna gaat het langs de prostaat waar het extra vloeistof krijgt en enzymen die voor maximale zwemafstand zorgen. Ondertussen zorgt de bulbourethral/cowpers gland ervoor dat de PH balans verandert door voorvocht. Dan gaat het via de plasbuis naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer heeft een man een fertiliteitsprobleem?

A

Wanneer er minder dan 20 miljoen spermacellen zijn per zaadlozing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke neurotransmitters komen vrij bij orgasme?

A

Dopamine, serotonine, oxytocine en stikstofoxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werkt viagra?

A

Het remt PDE5, wat normaal het relaxatieproces wat ervoor zorgt dat er meer bloed in de zwellichamen komen afremt. Hierdoor blijven de zwellichamen beter doorbloedt en blijft de erectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke kritiek is er op het model van Masters & Johnson over seksuele responscyclus?

A

Het is de fysiologisch, met te weinig aandacht voor het psychologische aspect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat stelt Kaplans model van seksuele respons?

A

Er is zin (psychologisch), opwinding en orgasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat stelt Bancroft’s Dual Control Model?

A

Er is altijd een balans tussen opwinding en inhibitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Organische en psychologische erectieproblemen

A

Organisch: graduele onset, geen nachtelijke of ochtend erectie of erectie bij masturbatie
Psychologisch: acute onset, wel erectie in de nacht of ochtend of bij masturbatie. Komt door een conflict, er is geen lichamelijke oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Fimosis

A

Wanneer de voorhuid te strak is, waardoor je hem niet over de eikel heen kunt schuiven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Peyronie

A

Wanneer de penis krom trekt bij erectie door een plaque bindweefsel op het zwellichaam. Dit kan pijn doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe kun je erectieproblemen behandelen?

A

Viagra of andere medicatie die PDE5 inhibeert
Vacuümpomp + cockring, zodat bloed in de penis blijft
Gel in de plasbuis die bloedvaten verwijden
Injectietherapie met vaatverwijdende stoffen direct in het zwellichaam
Protheses als glowstick of met een pompje in de balzak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Parafiele stoornis

A

Als een parafilie iemand enorme stress opbrengt, iemands functioneren aantast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Parafilie

A

Seksuele activiteiten die niet “vanilla seks” zijn met een volwassene die consent geeft, gewoon atypische interesses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wanneer is een fetish abnormaal?

A

Als iemand het fetish object NODIG heeft voor opwinding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Fetisjisme

A

Seksuele opwinding door een object of niet-genitaal lichaamsdeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de cognitieve theorie over fetisjen?

A

Iemand heeft een cognitieve vervorming waardoor diegene een afwijkende perceptie over opwinding heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Cross-dressing

A

Jezelf kleden als iemand van het andere geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Drag

A

Wanneer mensen zich verkleden als een karikatuur van traditionele genderrollen van het andere geslacht. Als een soort optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Travestieten

A

Mannen die vrouwelijke kleding dragen om zo seksueel opgewonden te raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Seksueel sadisme

A

Wanneer iemand opgewonden wordt van het fysieke of mentale lijden van een ander persoon

40
Q

Seksueel masochisme

A

Wanneer iemand opgewonden wordt van (fantasieën over) gekleineerd, pijn gedaan, vastgebonden of op een andere manier te laten lijden worden

41
Q

Bondage en discipline

A

Iemand fysiek beperken of mentaal door middel van bevelen als een centraal aspect van de seksuele interactie

42
Q

Dominance en submission

A

Interactie met consensuele machtsverhoudingen

43
Q

Compulsive sexual behavior

A

Wanneer iemand intense seksuele fantasieën, neigingen en gedragingen heeft die niet te controleren zijn en het dagelijkse functioneren beïnvloeden

44
Q

Welke 4 thema’s komen veel voor in SM scenario’s?

A

Hypermasculiniteit
Pijn aandoen of krijgen
Fysieke beperking
Vernedering

45
Q

Voyeurisme

A

Wanneer iemand opgewonden wordt van het kijken naar iemand die naakt is, zich uit aan het kleden is of seks heeft, terwijl diegene niet weet dat er naar hen gekeken wordt

46
Q

Exhibitionisme

A

Wanneer iemand opgewonden wordt van het laten zien van zijn genitaliën aan iemand die daar geen consent voor heeft gegeven, vaak om shock of een andere sterke reactie te krijgen

47
Q

Hyperseksualiteit

A

Excessief en onverzadigbare seksdrive wat leidt tot compulsief seksueel gedrag, zelfs wanneer dat negatieve consequenties heeft. Een persoon is nooit voldaan. Het beïnvloedt het dagelijks functioneren

48
Q

Hyperseksualiteit termen voor mannen en vrouwen specifiek

A

Mannen: satyriasis
Vrouwen: nymphomania

49
Q

Welke 2 algemene patronen heeft hyperseksualiteit?

A

Gebrek aan controle + negatieve consequenties

50
Q

Welke 6 types hyperseksualiteit zijn er?

A

Parafilic hypersexuality: veel seksueel gedrag
Vermijdende masturbatie
Chronisch vreemdgaan
Seksuele schuldgevoelens, hier is de frequentie normaal maar voelt diegene zich er erg schuldig over
Aangewezen patiënt, wanneer iemand beperkende visies heeft over seks en hun partner hulp laat zoeken voor iets
Iemand met een niet-seksuele conditie (zoals manie)

51
Q

Aseksualiteit

A

Geen seksuele aantrekking voelen tot andere personen

52
Q

Wat is het verschil tussen aseksualiteit en low sexual desire disorder?

A

Mensen die aseksueel zijn voelen geen distress over hun afwezigheid van libido

53
Q

Waarom is het internet geassocieerd met compulsief seksueel gedrag?

A

Het is anoniem, makkelijk beschikbaar en goedkoop

54
Q

Erotische verstikking

A

Iemand die zichzelf verstikt om zo meer opwinding te creëren

55
Q

Zoofilie

A

Seksueel contact met een dier

56
Q

Wat zegt de leertheorie over zoofilie?

A

Seks met een dier heeft snelle, makkelijke en intense beloningen en is dus super belonend om te doen

57
Q

Frotteurisme

A

Wanneer iemand opgewonden raakt door het wrijven van zijn genitaliën tegen iemand anders die daar geen consent voor heeft gegeven

58
Q

Troilisme

A

Seksueel contact met 3 mensen

59
Q

Saliromania

A

Een verlangen naar het kapotmaken of viesmaken van een vrouw, haar kleren of een afbeelding van een vrouw

60
Q

Sexsomnia

A

Automatische en onbedoelde seksueel gedrag tijdens iemands REM slaap

61
Q

Welke twee componenten van seksuele ontwikkeling kunnen variaties hebben die kunnen leiden tot seksuele variaties?

A

Seksuele responsiviteit (opwinding door gepaste stimuli)
Het vormen van relaties met anderen

62
Q

Hoe kun je parafiele stoornissen het beste behandelen, en waarom?

A

SSRI’s, omdat het misschien een vorm van OCD is
In combinatie met educatie, oefenen van impuls controle en mindfulness, probleemoplossend vermogen trainen, cognitieve herstructurering om negatieve gedachten te vermijden, en vaardigheden om relapse te voorkomen

63
Q

Seksuele stoornis

A

Wanneer iemand een probleem met de seksuele respons heeft en dat distress oplevert

64
Q

Hypoactief seksueel verlangen

A

Wanneer iemand geen of veel minder dan normaal libido heeft, of een afwezigheid van responsief verlangen

65
Q

Discrepantie van seksueel verlangen

A

Wanneer er een mismatch is tussen de libido van twee partners

66
Q

Wat veranderde de DSM over hypoactief seksueel verlangen?

A

Er is mannelijk hypoactief seksueel verlangen stoornis
En voor de vrouwen zijn verlangen en arousal disorder samengevoegd in female sexual interest/arousal disorder

67
Q

Female sexual arousal disorder

A

Wanneer een vrouw geen respons heeft op seksuele stimuli, of wanneer de vrouw vindt dat ze niet goed genoeg reageert

68
Q

Erectiestoornis

A

Wanneer een man geen erectie kan krijgen of houden

69
Q

Premature ejactulatie

A

Wanneer een man te snel klaarkomt

70
Q

Wanneer is een ejaculatie prematuur?

A

Ejaculatie is voor of binnen 1 minuut na vaginale penetratie
De man heeft geen controle over wanneer hij klaarkomt
Er is distress over het probleem

71
Q

Verlate ejaculatie

A

Wanneer een man geen orgasme kan krijgen of dat het super lang duurt, terwijl er wel een goede erectie is en genoeg stimulatie

72
Q

Vrouwelijke orgasmestoornis

A

Wanneer een vrouw geen orgasme kan krijgen

73
Q

Dyspareunie

A

Pijn tijdens seks aan de genitaliën

74
Q

Wat veranderde de DSM aan dyspareunie?

A

Is samengevoegd met genito-pelvic pain/penetration disorder

75
Q

Vaginisme

A

Spastische samentrekkingen van de buitenste 1/3 van de vagina waardoor de vrouw geen (pijnvrije) seks kan hebben

76
Q

Wat kan erectiestoornissen veroorzaken?

A

Ziekten aan het hart of bloedsomloop, diabetes, zenuwschade, lage testosteron, schade aan het ruggenmerg, stress/vermoeidheid, operatie aan de prostaat

77
Q

Wat kan premature ejaculatie veroorzaken?

A

Psychologische factoren, infectie van de prostaat, degeneratie van het zenuwstelsel

78
Q

Wat kan verlate ejaculatie/male orgasmic disorder veroorzaken?

A

Psychologische factoren, MS, schade aan ruggenmerg of operatie aan de prostaat

79
Q

Wat kan vrouwelijke orgasmestoornis veroorzaken?

A

Slechte gezondheid, vermoeidheid, psychologische factoren, schade aan ruggenmerg

80
Q

Wat kan pijnlijke seks en vaginisme veroorzaken bij vrouwen?

A
  1. Stoornis bij vaginale opening: geïrriteerde maagdenvlies, littekens, infectie van bartholin glands
  2. Stoornis van de vagina: infectie in vaginale wanden, littekens
  3. Bekkenbodemstoornissen: infecties, endometriose, tumoren, cysten
81
Q

Welke invloed hebben antihistamines op seks?

A

Ze kunnen vaginale lubricatie verminderen

82
Q

Waarom hebben psychiatrische medicaties soms invloed op seks?

A

Ze veranderen de balans van neurotransmitters, en die spelen een rol bij seksualiteit en opwinding

83
Q

Welke psychologische factoren kunnen seksuele opwinding belemmeren/stoornissen aanwakkeren?

A

Leersituaties die kunnen inhiberen
Directe oorzaken
Angst
Cognitieve belemmering
Niet goed kunnen communiceren met de partner
Geen effectieve en stimulerende dingen doen

84
Q

Wat zijn cognitieve belemmeringen in seksuele opwinding?

A

Gedachten die de persoon afleiden van de erotische ervaring van dat moment

85
Q

Spectatoring

A

Een cognitieve belemmering waarbij iemand zich gedraagt alsof zij een toeschouwer zijn van hun eigen seksuele functioneren

86
Q

Barlow’s model

A

Maakte een model over angst, emoties en cognitieve belemmeringen bij erectiestoornissen
Mensen met een stoornis hebben een performance demand, waardoor ze angst en negatieve emoties ervaren. Hierdoor hebben ze cognitieve belemmeringen en hebben ze een slechtere seksuele respons –> vicieuze cirkel

87
Q

Analoog cognitief-fysiologisch model van seksueel (dys)functioneren

A

Stelt dat we seksueel goed functioneren wanneer we fysiologisch opgewonden zijn en dat ook interpreteren als seksuele opwinding

88
Q

Welke socioculturele, politieke, en economische factoren kunnen een rol spelen bij seksueel functioneren?

A

Gebrek aan seksuele voorlichting, toegankelijkheid van gezondheidszorg
Vermijden van seks door de perceived inability to meet culturele normen
Inhibities door een conflict tussen eigen cultuur en de dominante cultuur
Gebrek aan interesse of vermoeidheid door verplichtingen naar familie en werk

89
Q

Wat doet gedragstherapie bij het behandelen van seksuele stoornissen?

A

Systematische desensitisatie bij angst
Sensate focus opdrachten, waarbij je klein begint (mag geen seks hebben) tot je opwerkt naar voldoenende seks
Educatie over anatomie en fysiologie

90
Q

Wat doet cognitieve-gedragstherapie bij het behandelen van seksuele stoornissen?

A

Cognitief herstructureren. Identificeren van storende gedachten, hoe je deze kunt verminderen en/of kunt vervangen door erotische gedachten

91
Q

Wat doet mindfulness therapie bij het behandelen van seksuele stoornissen?

A

Leren reguleren van negatieve emoties, leren opmerken van je eigen opwinding

92
Q

Wat doet acceptance and commitment therapie bij het behandelen van seksuele stoornissen?

A

Leren om niet te vermijden van lastige emoties en gedachten, accepteren dat je die hebt. En committen om jezelf te gedragen zoals je values zijn

93
Q

Hoe kan relatietherapie helpen bij seksuele stoornissen?

A

Script assessment en modification
Educatie en cognitieve herstructurering
Stress reductie
Leren om conflicten op te lossen
Relapse prevention training

94
Q

Stop-start techniek

A

Wanneer de vrouw een man stimuleer tot hij een erectie heeft, dan stopt ze tot de erectie weg is. Dat herhalen zodat ze man leert dat hij opgewonden kan zijn zonder klaar te komen

95
Q

Hoe behandel je het beste orgasmestoornis in vrouwen?

A

Directed masturbation en sensate focus oefeningen

96
Q

Hoe behandel je vaginisme het beste?

A

Dilators, relaxatietherapie, fysieke therapie, botox en kegel oefeningen