Week 3 Flashcards

1
Q

Vulva

A

De externe vrouwelijke genitaliën, bestaat uit de clitoris, mons pubis, binnenste & buitenste schaamlippen en de vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de clitoris?

A

Een tip/glans aan de vulva (extern), en twee sponsachtige zwellichamen (corpora cavernosa) die het lichaam ingaan, en twee sponsachtige crura die aan de zijkant van de vagina liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mons pubis

A

De venusheuvel, vetweefsel wat bedekt is met schaamhaar en bovenop het schaambot ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Labia majora, buitenste schaamlippen

A

Geronde “kussentjes” van vetweefsel die om de vaginale opening en binnenste schaamlippen liggen. Zijn bedekt met schaamhaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Labia minora, binnenste schaamlippen

A

Twee haarloze plooien die tussen de buitenste schaamlippen liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke schaamlippen vormen ook samen de clitoral hood/clitorale voorhuid?

A

De binnenste schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom kan het verwijderen van schaamhaar zorgen voor een groter risico op SOA’s?

A

Omdat het kan zorgen voor kleine wondjes, die het makkelijker maken voor bacteriën om het lichaam binnen te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bartholin klieren

A

Twee klieren die net binnen de labia minora liggen (op 5 en 7 uur) die slijm produceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fourchette

A

De plek achter de vaginale opening waar de binnenste schaamlippen samenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Perineum

A

De huid tussen de vaginale opening en de anus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Introitus

A

De vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hymen

A

Een randje slijmvliesweefsel die om de vaginale opening ligt en de grens is tussen interne en externe anatomie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interne vrouwelijke organen

A

De vagina, de vestibular bulbs, Skene’s klieren, baarmoeder, eierstokken en eileiders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vagina

A

Het kanaal waar seks in gebeurt, de baby doorheen komt. Is ongeveer 8 -10 centimeter lang en is een beetje naar achter gedraaid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 3 lagen heeft de vagina?

A

De binnenste laag, vaginal mucosa, slijmerig membraan wat lijkt op de binnenkant van je mond
Middelste laag is spier, buitenste laag is een soort dekmantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er met de lagen van de vagina tijdens het ouder worden?

A

Die worden dunner en minder flexibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk deel van de vagina is het meest gevoelig?

A

De onderste 1/3, het dichtst bij de vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Nulliparous/parous

A

Wanneer een vrouw nog nooit een baby heeft gebaard, en wanneer ze dat wel heeft gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De bekkenbodemspieren

A

Spieren die om de vagina, uretra en anus heenliggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vestibulair bulbs

A

Twee erectielweefsel bolletjes die aan de zeikant van de vagina liggen in de buurt van de vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Skene’s klieren

A

De vrouwelijke prostaat, ligt tussen de wand van de vagina en van de uretra. Geeft vloeistof af, is de G spot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Baarmoeder vorm en grootte

A

Lijkt op een peer die ondersteboven ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Baarmoederhals/cervix

A

Het deel wat de vagina en de baarmoeder verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke onderdelen heeft de baarmoeder?

A

Fundus: waar de eileiders ook samenkomen, de bovenkant
Body: het middelste deel
Os/cervical canal: die de overgang maakt naar de baarmoederhals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke 3 lagen heeft een baarmoeder?

A

De binnenste laag: endometrium, heeft veel klieren en bloedvaten en verandert in de menstruatiecyclus
Middelste laag: myometrium, de spierlaag die dingen zoals samentrekkingen en elasticiteit geven
Buitenste laag: perimetrium, de buitenste “bedekking” van de baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Eileiders/fallopian tubes

A

De weg waarmee de eicel en spermacellen naar elkaar reizen, waar bevruchting vaan plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke onderdelen hebben eileiders?

A

Cilia, trilharen die de eicel naar de baarmoeder laten bewegen
Fimbriae, de vingerachtige uitsteeksels die de eicel “opvangen” en de eileider in “duwen” die uitsteken naar de eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Eierstokken vorm en grootte

A

Ongeveer een amandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Eierstokken

A

Produceren eicellen en seksehormonen (oestrogeen, progesteron en testosteron)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Follikel

A

Een soort capsule om een eicel heen wanneer die nog in de eierstokken zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat gebeurt er met follikels en eicellen tijdens de menstruatiecyclus?

A

Een follikel wordt rijp en daarna barst het open en wordt de eicel vrijgelaten in de lichaamsholte, waar de fimbriae van de eileiders het kunnen oppakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waaruit bestaat de borst en de tepel?

A

Elke borst heeft ongeveer 15-20 borstklierclusters, die een aparte opening in de tepel hebben. Een borst heeft ook vet en vezelig weefsel (maakt het bijv. steviger) die de klieren omhullen
De tepel heeft veel zenuwuiteinden, gladde spiervezels en de areola

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de functie van gladde spiervezels in de tepel?

A

Als die samentrekken dan wordt de tepel erect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Waaruit bestaat de buitenkant van de penis?

A

De glans/tip, de meatus/urethrale opening, de schaft en de corona

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Corona

A

De “richel” om de tip van de penis heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Corpora cavernosa (in de penis)

A

Twee cilinders aan sponsachtig weefsel die aan de bovenkant van de penis liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Corpus spongiosum

A

De cilinder sponsachtig weefsel die aan de onderkant van de penis ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wanneer ontstaat er een erectie?

A

Wanneer de corpus cavernosa en corpus spongiosum van de penis gevuld raken met bloed en opzwellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Voorhuid

A

De huid die om de glans van de penis heen ligt en waar Tyson’s klieren inliggen die smegma maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Circumcision/supercision/subincision

A

Circumcision/besnijdenis is het weghalen van de voorhuid
Supercision is een sneetje maken in de bovenkant van de voorhuid
Subincision is een snede maken aan de onderkant van de penis die heel de lengte afloopt en tot aan de uretra doorgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Scrotum

A

De balzak, de losse huid om de testes heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Testes

A

De gonaden, produceren spermacellen en sekshormonen. Vooral testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Seminiferous tubules

A

Maken en slaan spermacellen op. Zitten in de testes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Interstitial cells

A

Maken de testosteron aan en liggen in het connectieve weefsel tussen de seminiferous tubules. Zij kunnen de hormonen direct in de bloedvaten afgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Cremasteric reflex

A

Het reflex dat er voor zorgt dat de testes op een goede afstand van het lichaam hangen en de correcte temperatuur houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe matureren spermacellen?

A

Spermatogonium –> spermatocyt (primair en secundair) –> spermatiet –> sperma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat gebeurt er met sperma als het geproduceerd is?

A

Het gaat naar de rete testis, een sort tubenstelsel in de testes, daar gaan ze de testis uit via de epididymis en worden ze opgeslagen. De epididymis ligt boven en aan de zijkant van de testis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat gebeurt er met sperma wanneer de man ejaculeert?

A

Via de epididymis gaat het in de vas deferens (zaadleider). Die gaat de scrotum uit en gaat door de prostaat heen waar er extra vloeistof bijkomt. Hier wordt het een ejaculatiekanaal wat opent in de uretra.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Hoe komt het sperma naar buiten? Qua beweging

A

Vanaf de prostaat zijn er weer trilharen die helpen met beweging, en de samentrekkingen van het orgasme helpen ook mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Prostaat

A

Ligt onder de blaas en bestaat uit spier- en klierweefsel. Het voegt een alkaline vloeistof toe aan het sperma zodat de sperma beter kan overleven in de zure vagina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Cowper’s klieren

A

Liggen onder de prostaat en geven ook een beetje alkaline vloeistof af. Het voorvocht.

52
Q

Welke manier wordt het meest gebruikt om borstkanker vroeg te vinden?

A

Mammografie, een röntgenfoto van de borsten

53
Q

Wat is needle aspiration bij borstkanker?

A

Wanneer een naald de borst in gaat, kan gebruikt worden om te kijken of de knobbel die je voelt een cyst of tumor is. Als het een cyste is dan komt de vloeistof er namelijk via de naald uit

54
Q

Wat is een biopsie bij borstkanker?

A

Wanneer de knobbel operationeel wordt verwijderd en daarna bekeken wordt of het kankercellen bevat

55
Q

Lumpectomie

A

Wanneer de knobbel klein is en niet gespreid is. Dan wordt alleen de knobbel en een beetje weefsel eromheen weggehaald

56
Q

Wanneer is er een mestectomie nodig? Wat is het?

A

Wanneer de kanker in meer dan 1 melkklier zit, dan wordt de borst en misschien wat lymfeklieren weggehaald

57
Q

Wat is een modified radical mastectomie?

A

Wanneer de borst en de oksellymfeklieren weggehaald worden

58
Q

Wat is een radicale mastectomie?

A

Wanneer de borst, de onderliggende borstspier en de lymfeklieren in de oksel weggehaald worden

59
Q

Is de operatie de enige behandeling van borstkanker?

A

Nee, na een lumpectomie of mastectomie wordt ook radiatie of chemotherapie gebruikt, of drugtherapie

60
Q

Wat zijn psychologische effecten van (borst)kanker?

A

Het is een traumatische gebeurtenis, en de behandeling zelf kan ook stress opleveren. Het kan ook depressie opleveren, of problemen door fysieke adaptaties (andere slaappositie, seks kan anders voelen, minder sexy kleren dragen)

61
Q

Waar wordt baarmoederhalskanker vaak door veroorzaakt?

A

HPV, wat de tumor onderdrukkende genen kan onderdrukken

62
Q

Waarom is baarmoederkanker moeilijk te detecteren?

A

Het heeft veel verschillende symptomen die ook makkelijk aan andere dingen toegeschreven kan worden, zoals menopauze of menstruatie

63
Q

Wat zijn mogelijke symptomen van prostaatkanker in vroege en late stage?

A

Vroeg: vaak plassen (vooral snachts), moeilijk plassen, blaas niet leeg krijgen, frequente erecties, verhoogde seksdrive
Laat: verminderde seksueel functioneren

64
Q

Hoe kan prostaatkanker behandeld worden?

A

De prostaat verwijderen met hormoontherapie/radiateitherapie/medicatie
Of onbehandeld laten, aangezien het vooral bij oudere mannen voorkomt en het zo langzaam spreidt dat een operatie meer slechte symptomen veroorzaakt dan de kanker zelf

65
Q

Hormonen

A

Chemische stoffen die in endocriene klieren worden geproduceerd en direct in de bloedbaan worden afgegeven. Worden snel gevoeld en hebben effect op andere plekken dan waar het geproduceerd wordt

66
Q

Hoe reguleren de hypofyse en de hypothalamus onze hormonen?

A

De hypothalamus reguleert de hypofyse en vitaal gedrag zoals eten, drinken en seks. De hypofyse reguleert via de anterior kwab de gonaden

67
Q

Welk effect heeft testosteron in mannen?

A

Stimuleert en houdt secundaire geslachtskenmerken in stand. Heeft ook effect op de genitaliën en sperma productie, stimuleert groei van botten en spieren

68
Q

Hoe reguleren de hypothalamus en hypofyse de testosteronproductie?

A

Hypothalamus geeft GnRH af –> hypofyse heeft LH & FSH af –> FSH zorgt ervoor dat testes testosteron produceren –> testosteron zorgt ervoor dat de hypothalamus minder GnRH afgeeft

69
Q

Welk effect heeft het LH hormoon in mannen?

A

Het zorgt voor spermaproductie

70
Q

Inhibin

A

Zorgt ervoor dat FSH productie stopt, waardoor er er minder sperma en testosteron wordt geproduceerd

71
Q

GnIH

A

Een hormoon wat geproduceerd wordt door de hypothalamus die ervoor zorgt dat er minder LH, FSH en testosteron wordt geproduceerd

72
Q

Welk effect heeft oestrogeen in vrouwen?

A

Het zorgt en houdt de secondaire geslachtskenmerken in stand. Het stopt ook de groei van botten en spieren, waardoor vrouwen minder lang dan mannen zijn. Het zorgt voor fasen van de menstruatiecyclus, zwangerschap en menopauze

73
Q

Hoe reguleren de hypothalamus en hypofyse de oestrogeenproductie?

A

Hypothalamus geeft GnRH af –> hypofyse heeft LH af –> LH zorgt voor verhoogde output oestrogeen –> minder GnRH productie

74
Q

Welke twee andere hormonen worden geproduceerd door de hypofyse?

A

Prolactine, stimuleert melkuitscheiding
Oxytocine, stimuleert melkuitscheiding, samentrekkingen van de baarmoeder en affectieve hechting

75
Q

Hoever is de sekse al gedifferentieerd in de 7e week na conceptie?

A

Er zijn dan al wat structuren die later mannelijk en vrouwelijk worden. Er zijn 2 sets gonaden, 2 sets aan ducts/kanalen en 2 tubercles/onontwikkelde genitaliën

76
Q

Hoe verloopt seksuele differentiatie na de 7e week na conceptie?

A

Seksehormonen beginnen de gonaden te laten differentiëren, die kunnen daarna sekshormonen produceren. Daarna vormen de ducts en interne geslachtsorganen en ook de externe organen

77
Q

Welke ducts zijn er in prenatale ontwikkeling?

A

Wolffian en Müllerian ducts.
Wolffian ducts worden de epididymis, zaadleider en ejaculatiekanaal
Müllerian ducts worden de eileiders, baarmoeder en bovenste deel van de vagina

78
Q

Wanneer is de seksuele differentiatie duidelijk?

A

Bij 12 weken na conceptie

79
Q

Wat gebeurt er met de testes tijdens prenatale ontwikkeling?

A

Ze ontstaan bovenaan in de buikholte en bewegen daarna richting de bekken. Daar gaan ze via het lieskanaal naar buiten (in de 7e maand na conceptie)

80
Q

Wat is sensitiviteit voor hormonen en waar is het belangrijk voor?

A

De cellen die hormonen detecteren worden gevoeliger voor testosteron in mannen en voor oestrogeen in vrouwen. Ze worden minder gevoelig voor oestrogeen (mannen) en testosteron (vrouwen). Dit is belangrijk voor de hypothalamus-hypofyse-gonaden feedbackloop

81
Q

Epigenetica

A

Wanneer omgevingsfactoren de expressie van DNA veranderen door een verandering in methylatie teweeg te brengen

82
Q

Wat is homologous & analogous

A

Homologous: organen die uit hetzelfde embryonale weefsel is ontwikkeld
Analogous: organen die dezelfde functies hebben

83
Q

Intersekse

A

Wanneer iemand verschillende tegenstrijdigheden heeft in biologische variabelen van geslacht (bijv chromosomen, gonaden, interne/externe organen, gevoeligheid voor hormonen, etc)

84
Q

Hoe verloopt pubertijd in meisjes?

A

Eest begint borstgroei, daarna ook meer vet in heupen/kont, groei van schaamhaar, groei van okselhaar komt later, groeispurt, rond 12 jaar eerste menstruatie

85
Q

Percent body fat hypothesis

A

Stelt dat tijdens pubertijd het percentage vet omhoog gaat, wat ervoor zorgt dat de menstruatie start. Vetpercentage moet hoog genoeg blijven om menstruatie te blijven houden

86
Q

Welk hormoon draagt bij aan het begin van de pubertijd? Hoe werkt het?

A

Leptine –> meer LH en kisseptin –> meer GnRH door hypothalamus –> meer LH en FSH –> meer oestrogeen

87
Q

Adrenarche

A

Wanneer de bijnieren meer androgenen gaan produceren, waardoor schaamhaar & okselhaar gaat groeien en het libido omhoog gaat

88
Q

Hoe verloopt pubertijd in jongens?

A

Groei van testes en scrotum, schaamhaar, penis wordt dikker en daarna groter. Door grotere testes meer testosteron en snellere groei van die dingen.
Daarna ook okselhaar en gezichtbeharing, meer erecties, kan voortaan ejaculeren, stem verandert, groeispurt, meer spieren, acne

89
Q

Hoe verandert het gedrag tijdens pubertijd?

A

Er is meer sensation-seeking gedrag, en sociaal gedrag is meer gericht op leeftijdsgenoten en potentiële partners

90
Q

Folliculaire fase menstruatie

A

Hypofyse geeft FSH af –> follikels groeien —> follikels geven oestrogeen af –> dikker endometrium

91
Q

Ovulatie fase menstruatie

A

follikels geven oestrogeen af –> inhibeert FSH en hypothalamus geeft meer GnRH af –> hypofyse heeft LG af –> triggert ovulatie

92
Q

Luteale fase menstruatie

A

Door LH wordt de lege follikel het corpus luteum –> maakt progesteron aan –> inhibeert LH en stimuleert het endometrium om voedingsrijker te worden –> uiteindelijk degenereert corpus luteum –> minder progesteron en oestrogeen –> triggert afbraak endometrium = menstruatie
Minder oestrogeen zorgt voor meer FSH en de cyclus start opnieuw

93
Q

Mittelschmerz

A

Als je jezelf voelt ovuleren

94
Q

Wat zijn 2 kenmerken waaraan je kunt peilen hoever in de cyclus je zit?

A

Lichaamstemperatuur en afscheiding

95
Q

Dysmenorrhea

A

Pijnlijke menstruatie, veroorzaakt door prostaglandins die zorgen voor samentrekkingen en grootte van de bloedvaten in de baarmoeder

96
Q

Endometriose

A

Wanneer het endometrium ook groeit op andere plekken dan in de baarmoeder

97
Q

Amenorrhea (primair en secundair)

A

Primair: afwezigheid van menstruatie, heeft nog nooit een menstruatie gehad
Secundiar: afwezigheid van menstruatie maar heeft eerder wel ooit gemenstrueerd

98
Q

PMS

A

Fysieke en psychologische symptomen die voor de menstruatie optreden

99
Q

Wat is hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van PMS?

A

Verwachtingen door socialisatie

100
Q

Hoe lang is een eicel bevruchtbaar nadat het vrijgelaten is uit de eierstokken?

A

Ongeveer 48 uur

101
Q

Zygoot

A

Een bevruchte eicel tot 2 weken daarna

102
Q

Embryo

A

Tot 8 weken na bevruchting

103
Q

Foetus

A

Vanaf 8 weken na conceptie

104
Q

Welke 3 lagen ontwikkelen er wanneer een foetus celdeling bezig is?

A

Ectoderm: wordt het zenuwstelsel en de huid
Endoderm: wordt het spijsvertering- en ademhalingsstelsel
Mesoderm: worden de botten, connectief weefsel, voortplantings- en cardiovasculaire systeem

105
Q

Hoe ontwikkelt een foetus zich?

A

Eerst het hoofd, dan de rest.

106
Q

Placenta

A

`Weefsel dat de baby eerst omhult en daarna ernaast ligt, helpt bij de ontwikkeling en groei. Zorgt voor uitwisseling van stoffen tussen het bloed van de moeder en de baby

107
Q

Navelstreng

A

Waarmee het bloed van de foetus naar de placenta gaat

108
Q

Vruchtwater

A

Vloeistof dat in het binnenste membraan om de baby heen zit, wat zorgt voor een gelijke temperatuur en een soort stootkussentje is en beschermt tegen verwondingen

109
Q

Wat gebeurt er in het 1e trimester?

A

De menstruatie stopt
Placenta maakt meer oestrogeen en progesteron aan
Borsten worden gevoelig door ontwikkeling van de melkklieren.
Nisselijkheid en overgeven
Moe zijn, meer slapen door progesteron
Vochtbalans verandert –> meer plassen
Depressie kan voortkomen bij kwetsbare mensen, angst over miskraam kan stijgen

110
Q

Wat gebeurt er in het 2e trimester?

A

Je kunt de baby voelen bewegen, meeste fysieke symptomen van 1e trimester verdwijnen, meer water vasthouden, borstontwikkeling is compleet en colostrum kan beginnen. Mentaal gaat het ook beter, behalve als iemand al eerder is bevallen en dat niet goed ging

111
Q

Wat gebeurt er in het 3e trimester?

A

Baarmoeder is erg groot en drukt op andere organen zoals de longen en maag
Hoger bloedvolume, dus het hart heeft meer moeite.
Meer vermoeid, oefenweeën, meer gewichtstoename, baby gaat met hoofd naar beneden liggen.
Psychologisch welzijn is beter bij vrouwen met veel steun

112
Q

Teratogenen

A

Schadelijke stoffen die de baby’s ontwikkeling negatief kunnen beïnvloeden

113
Q

Wat gebeurt er tijdens de 1e fase van een bevalling?

A

De baarmoederhals wordt dunner en opent tot 10 centimeter.
Early stage: weeën zijn ver van elkaar, baarmoederhals is nog aan het verdunnen en verwijden
Late stage: dilatie is 5-8 centimeter, weeën zijn intenser en vaker
Transitie fase: naar 10 meter dilatie, sterke weeën

114
Q

Wat gebeurt er tijdens de 2e fase van een bevalling?

A

Het hoofd van de baby komt de vagina in, vrouw begint te persen, baby wordt geboren

115
Q

Wat gebeurt er tijdens de 3e fase van een bevalling?

A

De placenta en membranen die om de baby zaten worden “geboren”

116
Q

Hoe wordt de moeder vaak voorbereid voor een bevalling?

A

Educatie over wat ze kan verwachten, zodat angst minder wordt en het minder pijn zal doen. En relaxatietechnieken aanleren

117
Q

Welke fysieke veranderingen zijn er na de bevalling?

A

Door de afwezigheid van de placenta vallen de levels oestrogeen en progesteron naar beneden. Vrouw moet bijkomen/genezen van bevalling

118
Q

Waarom zijn vrouwen die borstvoeding geven vaak minder tevreden over hun seksleven?

A

Door borstvoeding maakt het lichaam minder oestrogeen aan, wat de vagina minder vochtig maakt en seks oncomfortabeler kan maken

119
Q

Buitenbaarmoederlijke zwangerschap

A

Wanneer een eicel bevrucht wordt en implanteert op een andere plek dan de baarmoeder. Bijv. de buikholte, eileider, baarmoederhals

120
Q

Preeclampsia

A

Verhoogde bloeddruk en vasthouden van vocht, met eiwitten in de urine

121
Q

Eclampsia

A

Vrouw heeft convulsies, kan in coma raken of overlijden

122
Q

Amniocentesis

A

Foetale cellen uit het vruchtwater halen, en deze testen op chromosomale afwijkingen of andere problemen

123
Q

Rh incompatibiliteit

A

Wanneer een vrouw met Rh- bloed een baby heeft met Rh+ bloed, als het bloed van de baby in aanraking komt met het bloed van de vrouw dan kan de vrouw antistoffen aanmaken die tijdens een volgende zwangerschap de rode bloedcellen van de foetus kunnen aanvallen. Dit kan zorgen voor miskraam, bloedarmoede of intellectuele beperkingen in het kind

124
Q

Te vroeg geboren kind, wat zijn de gevolgen daarvan?

A

Minder hoge overlevingskans, kan kind een handicap geven

125
Q

Onvruchtbaarheid

A

Als je na 1 jaar proberen nog steeds niet zwanger bent geworden