Week 5 Flashcards

oncologie

1
Q

wat zijn risicofactoren voor tumoren?

A

omgevingsfactoren, erfelijke factoren, chemische stoffen, ioniserende stralen, chronische ontstekingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe komt een tumor?

A

Er kunnen stukken DNA, die normaal afgedekt zijn, vrij komen te liggen. Zo kan voor het weefseltype ongewone erfelijke informatie tot uiting komen. Normale celdelingen worden gereguleerd door stukken DNA, die groeigenen genoemd kunnen worden. Wanneer groeigenen vrij spel krijgen, kunnen cellen ongecontroleerd gaan delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe heten stoffen die tumoren maken? en welke drie zijn er?

A

tumormarkers → stoffen, die kenmerkend zijn voor bepaalde tumoren.
- PSA (prostaatspecifiek antigeen) → bij prostaattumoren
- CEA (carcino-embryonaal-antigeen) → dikke darmkanker
- AFP (aflafoetoproteïne) → leverkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is expansieve groei?

A

Een benigne tumor drukt daarbij de omringende weefsels opzij. Men noemt dit expansieve groei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de naamgeving van een benigne tumor?

A

Goedaardige gezwellen worden genoemd naar het weefsel waarvan de afkomstig zijn met daarachter -oom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat treed niet bij een benigne tumor op? en waarom?

A

Bij een benigne tumor treedt geen metastasering (uitzaaiing) op, omdat het gezwel niet door lymfevaten en bloedvaten groeit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke onderzoeken zijn er om een benigne tumor in kaart te brengen?

A
  1. pathologisch onderzoek- cytologie en histologie
  2. beeldvormend onderzoek- echo, rontgen, CT/MRI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verschijnselen van de patiënt door een benigne tumor
?

A

Patiënt voelt het gezwel. Door afsluiting van holtes of door verdrukking van omgevende weefsels aanleiding geven tot klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is histologie en cytologie?

A

Cytologie = microscopisch beoordelen van losse cellen verkregen via uitstrijkje of punctie van celhoudend vocht. Histologisch onderzoek = stukje weefsel wordt microscopisch beoordeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is de behandeling bij een benigne tumor?

A

vaak een operatieve verwijdering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is een lage differentiatie?

A

Lage differentiatie: cellen wijken sterk af van cellen in weefsel van oorsprong. Ze zijn zo laag gedifferentieerd. Cellen worden dan anaplastisch genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat gebeurd er bij maligne tumoren?

A

Cellen delen ook autonoom (ongecontroleerd). Maar is er geen kapsel en maligne tumor groeit daardoor infiltratief. Hierdoor dringt het door in omringende weefselstructuren waardoor metastasering (uitzaaiing) veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke 6 soorten van metastasering zijn er?

A
  • Lymfogene metastasering: wanneer malgine cellen in lymfevat gaan groeien
  • Hematogene metastasering: wanneer maligne cellen via bloedvaten naar andere weefsels
    worden getransporteerd en daar verder gaan groeien.
  • Lever metastasen: al het bloed gaat bijna naar de lever, via de vena porta (poortader) daarom wordt altijd de lever onderzocht bij carcinomen van maag en darmen.
  • Botmetastasen en hersenmetastasen: bloed vanuit longen stroom via venae pulmonales door linkerharthelft naar takken van aorta, waar kankercellen vastlopen. Longkanker gaat dus vooral om bot en hersen metastasen.
  • Longmetastasen: kankercellen niet afkomstig uit buik of lang gaan via holle aders en rechterharthelften naar takken van longslagaders. Bij botkanker en nierkanker zoekt met dus naar longmetastasen.
  • Entmetastasen: als kankercellen zich verspreiden via lichaamsholten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer heet het -carcinoom en wanneer heet het -sarcoom?

A
  • Kwaadaardige gezwellen van het epitheel (dekweefsel) worden genoemd naar weefsel waarvan ze afkomstig zijn, met daarachter -carcinoom:
  • Kwaadaardige gezwellen van bind- en steunweefsel worden genoemd naar weefsel waarvan ze afkomstig zijn, met daarachter -sarcoom:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat voor onderzoek is er voor maligne tumoren?

A
  • cytologie
  • histologie
  • biopsie
  • biopt
  • Vriescoupeonderzoek: bij twijfel over aard van gezwel. Operatief verwijderde weefsel wordt
    snel bevroren om het in coupes (plakjes) te snijden voor microscopisch onderzoek. Dan
    wordt er aan operatiekamer door gegeven of het goedaardig of kwaadaardig is.
  • Coupe is goedaardig → wond gedicht
  • Coupe is kwaadaardig → verwijdering van gezwel met een marge gezond weefsel en
    regionale lymfeknopen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verschijnselen maligne tumor?

A

Verschijnselen
- Gezwel voelen
- De tumor verstoort bepaalde functies
- Chronische bloedverlies zonder pijn, omdat kankercellen bloedvaten en slijmvliezen
infiltreren.
- Bloed ophoesten zonder pijn → carcinomen in luchtwegen of longen
- Hematurie (bloed plassen) → kanker van blaas of nieren
- Zwarte ontlasting → bloeding bij maag
- Veel algemene verschijnselen: malaise, moeheid en gewichtsverlies (daardoor pas laat
ontdekt)

9
Q

wat is de stadiering van tumoren?

A

Door middel van het TNM-systeem
- T = tumor, gaat van T1, een kleine tumor beperkt tot het orgaan van de oorsprong, tot T4,
waarbij de tumor is doorgegroeid tot andere organen.
- N = noduli, gaat van N0, geen verdachte lymfeknopen tot N3, waarbij de lymfeknopen
vastgegroeid en onbeweeglijk zijn.
- M = metastasen, is M0 (geen aangetoonde metastasen op afstand) of M1 (wel metastasen
op afstand aangetoond).
Om het TNM stadium te bepalen, worden onder meer de volgende onderzoeken verricht.

10
Q

wat is een schildwachtonderzoek?

A

Doel hierbij is een lymfeknoop onderzoek, waarheen de kanker eventueel is uitgezaaid. Tevoren wordt een radioactieve tracer rond tumor ingebracht, vervolgens spuit de chirurg een blauwe kleurstof in vlakbij het gezwel. De klier waar radioactiviteit en blauwe kleurstof ophogen, is de schildwachtklier. Deze wordt verwijderd en histologisch onderzocht. Als deze sentinel node kankervrij blijkt, hoeven geen andere lymfeklieren verwijderd te worden. kans op lymfeoedeem door stuwing is dan kleiner dan bij verwijdering van knopen.

11
Q

welke behandelingsmethoden zijn er voor tumoren?(6)

A
  1. curatieve resectie= wanneer tumor beperkt is tot orgaan van oorsprong zonder metastasen (M0). Het gezwel wordt met marge omringend weefsel weg gehaald.
  2. palliatieve operatie= bijvoorbeeld aanleggen van ontlastend stoma bij afsluitende darmkanker met levermetastasen.
  3. radiotherapie= voor slinken van tumor of verdwijnen. Gevoeligheid wisselt per soort kanker. Laag gedifferentieerde en snel delende tumoren zijn gevoeliger voor radiotherapie.
  4. debulking operatie= : grote massa kankerweefsel verwijderen, waarbij kleinere resten beter reageren op cytostatica (chemokuren).
  5. adjuvante radiotherapie= naast een andere behandeling uit voorzorg een bepaald gebied wordt bestraald. Als de tumor is verwijderd, nog een andere therapie doen.
  6. neo-adjuvante radiotherapie=therapie die je voor de verwijdering van de tumor geeft.
12
Q

bijwerkingen radiotherapie?

A

Bijwerkingen van radiotherapie:
- Huidreacties, vooral bij uitwendige bestraling
- Misselijkheid, diarree (vooral bij bestraling van de buik)
- Haaruitval (bij bestraling van behaarde delen)
- Blaasklachten en onvruchtbaarheid (bij bestraling onderin de buik)
- Beenmergremming (bij bestraling van bekken)
- Prikkelhoest, pneumonie (bij bestraling borstkas en hals)

13
Q

risicofactoren en verschijnselen mamacarcinoom?

A

Risicofactoren
- Erfelijkheid
- Borstkanker
- Leeftijd
- Oestrogenen uit anticonceptie
- Late zwangerschap
- Gebrek aan lichaamsbeweging
- Alcohol en roken
Verschijnselen
- Knobbel in borst of oksel
- Tepeleczeem
- Ingetrokken tepel
- Tepeluitvloed
- Spontane fracturen

14
Q

welke 4 onderzoeken zijn er om een mammacarcinoom vast te stellen?

A
  1. klinisch onderzoek- palpatie, anamnese
  2. radiologisch onderzoek- echo, mammagrafie, MRI
  3. microscopisch onderzoek- cytologie en histologie
  4. schildwachtklieronderzoek
15
Q

curatieve en palliatieve behandeling mammacarcinoom?

A

Curatief –> verwijdering van de borsten Adjuvante (aanvullend) en
palliatieve therapie  –> radiotherapie, pijnbestrijding, chemo, gonadorelinen etc.

16
Q

risicofactoren en verschijnselen longkanker?

A

Risicofactoren
- Roken
- Erfelijkheid
- COPD
- Leeftijd (65-70)
- Asbestvezels
Verschijnselen
Tumorgroei in luchtwegen of longen:
- Prikkelhoest
- Hemoptoë (bloed ophoesten)
- Obstructiepneumonie

17
Q

verschijnselen longkanker van doorgroei in thorax?

A
  • Heesheid
  • Slikklachten
  • Eenzijdige diafragmaparalyse
  • Pleuritis carcinomatosa
  • Pancoast-syndroom
18
Q

onderzoek en behandeling longkanker?

A

Onderzoek
Röntgenfoto’s, echo, CT, MRI en botscan. PET-scan is een alternatief Als me overweegt te opereren, wordt een longfunctie onderzoek uitgevoerd. Dit maakt duidelijk of bijvoorbeeld een pneumectomie nodig is.
Behandeling
Operatief verwijderen in gevallen bij longcarcinomen beperkt tot long en hilus. Meestal is de therapie palliatief:
* Bestraling
* Laserbehandeling
* Pijnstilling

19
Q

hoe groeit darmkanker?

A

groeien lokaal vanuit het slijmvlies de spierlagen in en dan door de darmwand naar nabijgelegen organen

20
Q

naar welke organen kan darmkanker gaan
?

A
  • lymfogeen- naar regionale klieren
  • hematogeen- naar lever en longen
  • verspreiding in buikholte kan leiden tot ascites (vochtophoping tussen peritoneumbladen)
21
Q

risicofactoren en verschijnselen darmkanker?

A

Risicofactoren
- Leefpatroon, alcohol en roodvlees.
- Obesitas
- Erfelijke factoren
- Het hebben van ziekte van Crohn in dikke darm en colitis ulcerosa.
Voedingsvezels en veel beweging verlagen concentratie carcinogenen.
Verschijnselen
Rechterhelft van dikke darm (coecum en colon ascendens): passageklachten.
- Occult bloedverlies of palpabele tumor
- Linkerhelft van dikke darm (colon descendens en sigmoïd): veranderd obstipatieprobleem.
Obstipatie en geregeld bloed zichtbaar, vermengd met ontlasting.
- Verspreiding in peritoneale holten en leverafwijkingen: ascites (vochtophoping in buik).
- Galwegen dichtdrukken: icterus (gele verkleuring door bilirubine)
- Uitzaaiing naar longen: prikkelhoest en obstructiepneumonie
- In rectum: tenesmi (pijnlijke krampen met aandragen om te poepen).

22
Q

onderzoek darmkanker?

A

Anamnese: risicofactoren en klachtenpatroon
- Inspectie: tekenen van bloedarmoede, vermagering, opgezette buik en icterus.
- Auscultatie; hoogfrequente geluiden wijzen op ileus, stille buik past bij peritonitis.
- Matte percussie: grote tumor of ascites
-Palpatie; letten op zwelling en drukpijn.
- Rectaal toucher; voelen van laag gelegen carcinomen
- Bloedonderzoek: ijzergebreksanemie
- Histologisch onderzoek van materiaal verkregen bij endoscopie.
- CT en MRI over grootte van tumor, lokale infiltratie, lymfeklierpathologie en hematogene
metastasering

23
Q

behandeling darmkanker?

A

Belangrijkste curatieve therapie: resectie van darmdelen met bijbehorende mesenterium. Vaak
laparoscopisch, soms via buikincisies:
- Hemicolectomie rechts: resectie van coecum en colon ascendens
- Transversumresectie: verwijdering van horizontale deel van dikke darm
- Hemicolectomie links: is resectie van colon descendens
- Sigmoïdresectie: verwijdering van kronkeldarm
- Rectumresectie: verwijdering van een stuk endeldarm
- palliatieve chemokuren
- therapie bij rectum carcinoom, bestraling en daarna operatie

24
Q

benigne prostaathyperplasie?

A

goedaardige prostaatvergroting, komt vooral voor bij oude mannen,
omdat testosteron de groei van de klier blijft stimuleren.

25
Q

symptomen en complicaties prostaathyperplasie?

A

symptomen:
- slappe straal en nadruppelen gevolg vernauwing urethra
- vaak s’nachts plassen
- overloopblaas ontstaat
- urineretentie
complicaties:
-Retentie (achterblijven urine) maakt voedingsbodem waardoor urineweginfecties kunnen ontstaan.
Acute anurie: heftige aandrang maar kan niet plassen, vooral na seksuele opwinding.
Blaaskatheterisatie nodig om klachten te verminderen en nierschade door stuwing te voorkomen.

26
Q

onderzoek prostaathyperplasie?

A

Onderzoek
- Anamnese: problemen met plassen.
- Rectaal toucher: prostaat gelijkmatig en symmetrisch vergroot.
- Bloedonderzoek: normaal of licht verhoogd PSA. Dit is prostaatspecifiek antigeen dat verhoogd is bij prostatitis en prostaatkanker.
- Katheterisatie en echografie: mate van retentie duidelijk maken.

27
Q

behandeling prostaathyperplasie?(3)

A
  1. Alfa-1-receptorblokkers → Alfuzosine en Tamsulosine → ontspannen van het gladde spierweefsel
    van blaashals en urethra. Werken vaatverwijdend, waardoor hoofdpijn, orthostatische hypotensie en
    reflextachycardie kunnen optreden.
  2. Finasterine en dutasterine → remmen enzym 5 alfa reductase → minder testosteron wordt omgezet,
    waardoor prostaat kleiner wordt zonder veel direct effect op plasklachten. Bijwerkingen: libidoverlies en impotentie.
  3. Transurethrale resectie van prostaat nodig (TURP) → via plasbuis met elektrische lus worden stukjes
    prostaat weggehaald. Vloeistof kan in bloed komen waardoor meer circulerend volume, kan leiden
    tot hypertensie en overbelasting van hart met (long)oedeem.
28
Q

verschijnselen prostaatkanker?

A

Soms veroorzaakt prostaatcarcinoom hematurie. Diagnose vaak pas gesteld als patiënt komt met lage rugpijn door wervelmetastasen.

29
Q

onderzoek prostaatkanker?

A
  • Anamnese levert zelden duidelijke oorzaken op.
  • Rectaal toucher: asymmetrische en harde prostaat. PSA sterk verhoogd, kan ook komen door prostatitis.
  • Biopt: over aard van de kanker.
  • Botscan: uitsluiten of aannemelijk maken van wervelmetastasen.
30
Q

behandeling prostaatkanker?

A
  • radicale prostatectomie= operatieve verwijdering van prostaat, zaadblaasjes en deel van zaadleiders
  • bestraling
  • HIFU= ultrageluidsgolven brengen kanker in trilling waardoor koorts optreed
  • cryochirurgie= herhaaldelijk bevriezen en ontdooien van stukjes prostaatkanker
31
Q
A