Week 1 Flashcards

zenuwstelsel

1
Q

wat is EMV score en waar bestaat het uit?

A

Wordt gebruikt om bewustzijn te beoordelen
 E = eyes/ogen
 M = motorische reactie
 V = verbale rectie
Laagste EMV-score is 3 (slecht), hoogste is 15 (goed).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat vind plaats in de primaire sensorische schors? en welke gebieden bestaat het uit? (5)

A

primaire sensorische schorsgebieden vindt gewaarwording van de zintuiglijke prikkels plaats. Duidelijk afgegrensde gebieden zijn:
* primaire sensorische schors, parallel aan de primaire motorische schors, ontvangt sensorische informatie van de huidzintuigen (sensibiliteit) en de propriosensoren (bewegingsgevoel);
* smaakcortex, vlak boven de sulcus lateralis, ontvangt informatie uit de smaaksensoren;
* olfactorische cortex, onder de voorhoofdskwab, ontvangt informatie uit de reuksensoren;
* primaire auditieve schors, onder de sulcus lateralis, ontvangt informatie uit de gehoorzintuigen;
* primaire visuele schors, in de achterhoofdskwab, ontvangt informatie uit de gezichtszintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de thalamus:

A
  • bestaat uit kernen (grijze stof) die sensorische informatie uit het lichaam ontvangen en selectief doorschakelen naar de grote hersenen;
  • werkt hierdoor als filter zodat de grote hersenen niet overvoerd worden;
  • is schakelstation van impulsen tussen de grote en kleine hersenen;
  • ondersteunt de functie van de kleine hersenen;
  • maakt deel uit van het limbische systeem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke vragen kun je stellen om de verschillende soorten epilepsie te onderscheiden?

A

Was er een aura?
- Hoe begon de aanval?
- Waren er spierkrampen en spiertrekkingen?
- Verliep de aanval symmetrisch of niet?
- Hoe lang duurde elke fase?
- Hoe lang bleef het bewustzijn verstoord?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waar uit bestaat de pons?

A
  • bestaat uit veel dwars verlopende zenuwvezels met verbindingen tussen de twee helften van de kleine hersenen;
  • bevat kernen die deel uitmaken van de reticulaire formatie;
  • bevat een grote kern die impulsen uit de hersenschors doorschakelt naar de kleine hersenen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waaruit bestaat een ruggenmerg segment?

A
  • 2 voorhoorns–> bestaan uit cellichamen van motorische neuronen. vervoeren impulsen naar spieren/klieren
  • 2 achterhoorns–> , met zenuwvezels van sensibele neuronen en daarop aangesloten schakelcellen; de cellichamen van de sensibele neuronen liggen in het spinale ganglion net buiten de witte stof, van hieruit lopen de gebundelde zenuwvezels als sensibele achterwortel de grijze stof in;
  • 2 zijhoorns–> bestaan uit cellichaam van sympatisch ZS aanwezig tussen C7 en L2.
  • overig zenuwweefsel, bestaat voornamelijk uit schakelcellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verschijnselen hydrocephalus non communicans/ hydrocephalus communicans?

A

ventrikel naar de arachnoïdale ruimte, maar de resorptie van daaruit gaat dan te traag.
Verschijnselen:
- Hoofdpijn, ie toeneemt bij liggen
- Verminderd bewustzijn
- Hypertensie met polsvertraging
- Verminderde pupilreactie
- Temperatuurveranderingen
- ademstilstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

verlamming sensorische schors?

A

Wanneer een deel van de sensibele schors uitvalt, ontstaat een gestoord gevoel aan de andere kant. Gevoelsprikkels gaan dan wel naar de contralaterale helft, maar worden niet waar genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is refractoire informatie?

A
  • is een diffuus netwerk van onderling verbonden neuronen, die samen een functionele eenheid vormen;
  • reguleert het functieniveau van de grote hersenen (de mate van alertheid).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

welke 3 overige structuren heb je in de hersenen?

A
  • zijventrikels, één in elke hemisfeer;
  • basale ganglia, maken deel uit van het piramidale systeem;
  • capsula interna, een breed uitwaaierende band van efferente en afferente banen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hersenstam?

A

truncus cerebri

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is epilepsie en welke 2 vormen zijn er?

A

Bij epilepsie treden er aanvallen op doordat veel hersencellen tegelijkertijd ontladen. Als de motorische schors meedoet treden er krampen en spierschokken op.
1.Gegeneraliseerde epilepsie  abnormale ontladingen beginnen over de hele hersenen
2.Partiële epilepsie  de abnormale ladingen beginnen op één plek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat doet de n vagus?(3)

A
  • parasympathische motorische vezels innerveren het hart en de longen, regelen de peristaltiek en de werking van de spijsverteringsklieren;
  • sensibele vezels verzorgen de sensoriek van strottenhoofd, luchtwegen, longen en spijsverteringskanaal;
  • motorische zenuwvezels sturen de spieren van gehemelte, keelwand en stembanden aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De motorische schorsgebieden liggen vóór de ? Ze zorgen voor de willekeurige bewegingen. De ? ligt naast de gyrus precentralis en zet de skeletspieren aan tot ? bewegingen. De secundaire motorische schors (premotorische schors) ligt vóór de ? en regelt gecompliceerde bewegingen (zoals pianospelen, schrijven). Hier ligt ook het ? (motorisch spraakcentrum); het stuurt de spieren aan die bij spreken betrokken

A

gyrus precenteralis
primaire motorische schors
eenvoudige
primaire motorische schors
brocacentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oorzaak en verschijnselen partiele epilepsie?

A

Een deel van de hersenen begint abnormale impulsen af te geven. Meestal is er vooraf een aura. De aanval begint vaak asymmetrisch.
Oorzaak  lokale hersenbeschadiging of een tumor
Verschijnselen:
- Psychomotore aanvallen, ontstaan door abnormale hersenactiviteit in de temporaalkwab (slaapkwab).
- Motorische verschijnselen
- Visuele verschijnselen
- Tonisch clonisch insult met aura, ontstaat doordat focale abnormale hersenactiviteit zich uitbreidt over de hele hersenen. Men spreekt daarom ook wel van secundair gegeneraliseerde aanvallen.
- Status epilepticus, is een serie aanvallen zonder herstel van bewustzijn tussen de aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

door welke 2 inwendige halsslagaders krijgen de hersenen bloed?

A

De inwendige halsslagader (a. carotis interna):
* treedt binnen via een opening in de schedelbasis;
* vertakt in de voorste hersenslagader (a. cerebri anterior) en de middelste hersenslagader (a. cerebri media).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke 4 delen van een hemisfeer zijn er?

A
  1. voorhoofdskwab, lobus frontalis
  2. wandbeenkwab, lobus parietalis
  3. slaapbeenkwab, lobus temporalis
  4. achterhoofdskwab, lobus occipitalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onderzoek en behandeling partiele epilepsie?

A

Onderzoek  aanvalsbeschrijving, eeg, CT (computertomografie), MRI
Behandeling:
- Ruimte maken
- Ademweg vrijhouden
- Bespreken van leefregels (autorijden etc).
- Anti-epileptica bij partiële epilepsie:
- Carbamazepine (tegretol) of oxcarbamazepine
- Lamotrigine (lamictal)
- Diazepam (stesolid, valium) om een status epilepticus te couperen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

CVA en TIA?

A

Afkorting CVA = cerebrovasculair accident (hersenbloedvatenongeluk)
Meestal gaat het bij CVA om een verminderde bloedtoevoer naar een deel van de hersenen, een ischemisch CVA.
TIA = tijdelijke afsluiting van een cerebrale arterie, een blijvende afsluiting leidt tot een herseninfarct.
Een CVA kan ook komen door een hersenbloeding. Daarbij verdrukt bloed het hersenweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

welke 2 belangrijke zenuwnetwerken zijn er?

A
  • plexus cervicobrachialis, in het hoofd-hals-schouder-armgebied; ook de middenrifzenuw ontspringt hieraan;
  • plexus lumbosacralis in het heup-beengebied.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oorzaken herseninfarct?

A

Bij een ischemisch CVA kunnen de volgende factoren een rol spelen:
1. Arteriesclerose (slagaderverkalking)
2. Trombose (stolling in een bloedvat)
3. Embolie (stolsel vanuit hals of hart)
4. Bloeddrukdaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

waaruit bestaan de hersenen?

A

bestaan uit twee hemisferen, met daartussen een diepe spleet, de fissura longitudinalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

De kleine hersenen ontvangen efferente en afferente informatie via drie paar banen in beide hersenstelen (pedunculi cerebellares)?

A
  • Via de bovenste baan ontvangen de kleine hersenen informatie over de lichaamshouding en de standsverandering ten opzichte van de omgeving.
  • Via de middelste baan krijgen de kleine hersenen informatie van de grote hersenen over de bedoelde beweging.
  • Via de onderste baan worden de kleine hersenen op de hoogte gehouden van de stand van de ledematen en pees- en spierspanningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

waaruit bestaat de hersenstam?(4)

A

middenhersenen, pons, verlengde merg en reticulaire formatie. De 12 hersenzenuwen ontspringen aan de hersenstam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wat doet het limbisch systeem?

A

betrokken bij uiting van emoties en stemmingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

wat gebeurt er in de secundaire sensorische schors? en waar bestaat het uit? (4)

A

In de secundaire sensorische schorsgebieden vinden bewustwording, verwerking en interpretatie van de primaire sensorische informatie plaats en wordt de informatie geassocieerd met eerder vastgelegde gegevens (geheugen). Duidelijk omgrensde gebieden zijn:
* secundaire sensorische schors;
* secundaire auditieve schors;
* wernickecentrum, vlakbij de auditieve schors, ontvangt informatie van alle sensorische schorsgebieden en speelt een rol bij het interpreteren, herinneren en begrijpen van gesproken en geschreven taal; komt maar in één hemisfeer voor, bij rechtshandigen is dat meestal de linkerhemisfeer;
* secundaire visuele schors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Het elektro-encefalogram (EEG) registreert de hersenactiviteit in de vorm van ritmische golfpatronen. Enkele standaardritmes zijn:(5)

A
  • alfaritme (10 Hz), bij iemand die rustig ligt met de ogen gesloten;
  • bètaritme (15 - 30 Hz), bij iemand met open ogen en/of die geconcentreerd ergens mee bezig is;
  • thètaritme (4 - 7 Hz), bij iemand in zijn eerste slaap; de slaap gaat via enkele fases over in het
  • deltaritme (2 Hz), bij iemand in diepe slaap;
  • ritme tijdens de remslaap, lijkt veel op het bètaritme (wakker zijn).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Delen van de witte stof zijn de ? (tussen beide voorhoorns), de zijstreng (tussen de ?achterhoorns) en de achterstreng (tussen de achterhoorns). Alle strengen bevatten ?. De voorstreng en het centrale deel van de zijstreng bevatten ? van de piramidale en extrapiramidale banen. De achterstreng en de buitenste delen van de zijstreng bevatten ?

A

voorstreng
voor en de
korte banen van schakelcellen
motorische axonen
afferente zenuwvezels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q
  1. Hypesthesie (patiënt voelt minder) of anesthesie (patiënt voelt helemaal niks)
  2. Hemihypesthesie
  3. Hemianesthesie
A
  1. uitval van gevoel
  2. verminderd gevoel aan een zijde van het lichaam
  3. totaal gevoelloze lichaamshelft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hydrocephalus communicans ?

A

de liquor kan wel doorstromen van zijventrikels via de derde en vierde ventrikel naar de arachnoïdale ruimte, maar de resorptie van daaruit gaat dan te traag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

verlamming motorische schors?

A

Wanneer een deel van de motorische schors uitvalt, ontstaat hierdoor een contralaterale verlamming. Er vertrekken dan vanuit de hersenen te weinig of geen impulsen naar de spieren aan de andere kant.

33
Q

derde ventrikel; (2)

A
  • is een smalle hoge ruimte in de tussenhersenen;
  • eindigt naar caudaal in een smal kanaal, aqueductus mesencephali, waarmee het in verbinding staat met het vierde ventrikel.
34
Q

welke groeven en windingen bevinden zich in het hersenoppervlak? (4)

A
  • sulcus lateralis, horizontale groeve aan de zijkant, vormt de scheiding tussen slaapbeenkwab enerzijds en de voorhoofds- en wandbeenkwab anderzijds;
  • sulcus centralis, verticale groeve vanaf de sulcus lateralis tot de fissura longitudinalis, vormt de scheiding tussen slaapbeenkwab en wandbeenkwab;
  • gyrus precentralis, de winding vóór de sulcus centralis;
  • gyrus postcentralis, de winding achter de sulcus centralis
35
Q

vierde ventrikel; (4)

A
  • is een ruitvormige ruimte in de hersenstam;
  • ligt tussen de pons, het verlengde merg en de kleine hersenen;
  • sluit met drie klein openingen aan op de subarachnoïdale ruimte;
  • loopt naar caudaal toe in een smalle buis die overgaat in het centrale kanaal in het ruggenmerg.
36
Q

wat doen de kleine hersenen?

A

De functie is het verfijnen van de bewegingen die door de grote hersenen zijn aangestuurd

37
Q

Dysartrie
Apraxie
Agnosie

A

Dysartrie = onvermogen tot correcte uitspraak. Komt door een stoornis is de fijne besturing van de spieren van keel en mond.
Apraxie = onvermogen doelbewuste handelingen te verrichten
Agnosie = onvermogen om dingen te herkennen

38
Q
  1. Hemianopsie
A

= halfzijdige gezichtsvelduitval van beide ogen

39
Q
  1. Parese
  2. Paralyse
  3. Hemiparese
  4. Hemiplegie
A
  1. onvolledige verlamming
  2. volledige verlamming
  3. onvolkomen verlamming van 1 zijde van het lichaam
    4, totaal verlamde lichaamshelft
40
Q

verschil motorisch en sensorisch geheugen?

A

sensorisch maakt deel uit van limbisch systeem, motorisch van primaire motorische schors

41
Q

welke 4 hersenventrikels zijn er?

A

Er zijn vier hersenventrikels: twee zijventrikels, het derde ventrikel en het vierde ventrikel

42
Q

behandeling TIA?

A

Behandeling:
- Fibrinolytica (trombolyse)
- Nieuwe stolsels beperken
- Acetylsalicylzuur (aspirine)
- Carbasalaatcalcium (ascal)
- Clopidrogel (plavix)
- Fysiotherapie
- Hersenoedeem afremmen met corticosteroïden
- Logopedie
- Ergotherapie

43
Q

door welke 2 wervelslagaders (nog 1) worden de hersenen voorzien van bloed?

A
  • komen via het achterhoofdsgat de schedelholte binnen;
  • hebben meteen vertakkingen naar de kleine hersenen;
  • verenigen zich aan de basis van de hersenstam tot de a. basilaris die zich uitgebreid vertakt rondom het hersenweefsel; bepaalde aftakkingen vormen met anastomosen de cirkel van Willis.
44
Q

waaruit bestaat het ruggenmerg (binnen naar buiten) wat valt je op?

A

Delen van het ruggenmerg zijn (van binnen naar buiten) centrale kanaal, grijze stof en witte stof.
A: in de hersenen is de buitenkant juist grijze stof

45
Q

waar begint de ruggenmerg en waar eindigt het?

A

Het ruggenmerg (medulla spinalis) ligt in het wervelkanaal, begint bij het grote achterhoofdsgat (foramen magnum) en eindigt bij de 1e of 2e lendenwervel.

46
Q

belangrijke banen van de medulla? (5)

A
  • associatiebanen, verbindingen binnen een hemisfeer, ze kruisen de mediaanlijn niet;
  • commissuren, verbindingen tussen de twee hemisferen, ze kruisen de mediaanlijn wel; de grootste commissuur is de hersenbalk;
  • afferente banen, vervoeren sensorische informatie via de thalamus naar de gyrus postcentralis;
  • efferente banen, vervoeren motorische informatie via het ruggenmerg naar de spieren; we onderscheiden piramidebanen en extrapiramidale banen.
  • korte opstijgende en afdalende banen, tussen grote en kleine hersenen, en tussen grote hersenen en hersenstam.
47
Q

tussen wat liggen de middenhersenen? en welke 4 dingen bevatten de middenhersenen?

A

de middenhersenen liggen tussen de pons en de tussenhersenen. ze bevatten een smal kanaaltje dat de derde en vierde ventrikel verbind. bevatten hersenstelen, dit zijn dikke zenuwbundels met motorische en sensibele banen. bevat ook kernen met zenuwcellichamen van de hersenzenuwen van de middenhersenen. bevat kernen van het extrapiramidale systeem

48
Q

oorzaak gegeneraliseerde epilepsie?

A

Hele hersenschors geeft tegelijk impulsen af. Begint waarschijnlijk hoog in de hersenstam en verspreid zich vanuit daar snel over de rest van de hersenen. De aanvallen beginnen daarom plots en symmetrisch zonder aura.
Oorzaak = afwijkende natriumkanalen, waardoor hersencellen elkaar makkelijk prikkelen.

49
Q

hoe circuleert liquor?

A

Liquor circuleert via de ventrikels, het centrale kanaal en de arachnoïdale ruimtes in en om de hersenen en ruggenmerg. Het wordt in de bloedbaan teruggenomen via de granulationes arachnoidales, kleine uitstulpingen vanuit het spinnenwebvlies in het harde vlies.

50
Q

verlamming visuele schors?

A

Wanneer de visuele schors in één hersenhelft uitvalt, worden de lichtprikkels van de andere kant niet waargenomen.

51
Q

welke 8 bestaat/bevat de verlengde merg (8)

A
  • is het caudale deel van de hersenstam en loopt uit in het ruggenmerg;
  • is de uittreeplaats van de meeste hersenzenuwen;
  • bevat de kernen met de zenuwcellichamen van deze hersenzenuwen;
  • bevat banen met zenuwvezels van en naar de andere hersendelen;
  • bevat de decussatio pyramidium, de plaats waar de piramidebanen uit de linker- en rechterhersenhelft elkaar kruisen;
  • bevat de olijfkern (oliva), met schakelcentra voor het gehoor en het evenwicht;
  • bevat centra die een grote rol spelen bij de vegetatieve integratie en regulatie (hartregulatiecentrum, vasomotorische centrum, ademcentrum, temperatuurregulatiecentrum, braakcentrum en hoestcentrum);
  • bevat het kanaaltje dat het vierde ventrikel met het centrale kanaal in het ruggenmerg verbindt
52
Q

twee zijventrikels; (4)

A
  • zijn de grootste ventrikels;
  • bevinden zich in de hemisferen van de grote hersenen;
  • hebben de vorm van een halve cirkel;
  • staan elk met een opening (foramen interventriculare) in verbinding met het derde ventrikel.
53
Q

wat zijn convulsies?

A

stuipen, kan bij iedereen optreden door een te lage bloedglucose, te laag bloedcalcium of een elektroshock.

54
Q

welke 2 banen bestaat de afferente route?

A
  1. homolateraal stijgend= met sensibele zenuwvezels die het ruggenmergsegment binnentreden en aan dezelfde kant opstijgen, de banen kruisen in de hersenen; via deze route ontvangen de grote hersenen sensorische informatie uit de huid (tastzin, drukzin, vibratiezin) en uit het bewegingsapparaat;
  2. heterolateraal stijgend= met zenuwvezels die kruisen in het ruggenmergsegment waar ze binnenkomen; via deze route ontvangen de grote hersenen informatie uit de huid (pijnzin, temperatuurzin).
55
Q

wat bevat het centrale kanaal?

A

hersenvocht

56
Q

Hydrocephalus non communicans  ?

A

komt vaak door een afsluiting van de aqueductus cerebri. Dan kan de liquor niet via de vierde ventrikel naar de arachnoïdale ruimte stromen, waar deze normaal geresorbeerd zal worden.

57
Q

waaruit bestaat het ruggenmerg?

A
  • 8 cervicale zenuwen in het nek/halsgebied (C1 t/m C8);
  • 12 thoracale zenuwen in de borstkas (T1 t/m T12);
  • 5 lumbale zenuwen in het buikgebied (L1 t/m L5);
  • 5 sacrale zenuwen in het bekkengebied (S1 t/m S5);
  • 1 coccygeale zenuw bij het staartbeen(os coccygis) (Co1).
58
Q

wat is de decussatio pyramidium?

A

de plaats waar de piramidebanen uit de linker- en rechterhersenhelft elkaar kruisen;

59
Q

waaruit bestaat het limbisch systeem? (6)

A

. Delen zijn: olfactorische schors, thalamus, hypothalamus en dieper gelegen delen van de hersenschors, waaronder de amygdala en de hippocampus. De prefrontale cortex speelt hierbij ook een belangrijke rol, vooral wat betreft sociaal gedrag.

60
Q

3 verschijnselen gegeneraliseerde epilepsie?

A

1.Abscence = afwezigheidjes
2. Tonisch clonisch insulten=  bewustzijns verlies en valt verstijfd neer. Alle skeletspieren zijn verkrampt (tonisch). Clonische fase is wanneer alle skeletspieren schokken. Patiënt herinnert zich niets.
3. Myocloniën  = zijn aanvallen met symmetrische spierschokjes zonder bewustzijnsdaling

61
Q

functies liquor?

A

Functies van liquor:
* voorziet het zenuwweefsel van zuurstof en voedingsstoffen;
* voert afvalstoffen uit het zenuwweefsel af;
* zorgt voor een constante inwendige druk op het zenuwweefsel;
* vormt in de arachnoïdale ruimte een schokdempende vloeistoflaag;
* ondersteunt de relatief zware hersenen

62
Q

waar wordt liquor gevormd? en waar is dat? door wat voor cellen en hoe heet het uiteindelijk?

A

Liquor wordt in de plexus choroideus uit bloed gevormd. De plexus bevinden zich in de bodem van de zijventrikels, in het dak van het derde ventrikel en op de achterwand van het vierde ventrikel. Door gespecialiseerd endotheel en de werking van ependymcellen (gliacellen) vormen de plexus een selectief filterende laag, de bloed-hersenbarrière. Deze houdt de samenstelling van liquor gezond en constant. Per dag wordt 500 ml liquor gevormd

63
Q

het ruggenmerg vervoert impulsen langs drie vaste routes?

A
  1. efferente routes
  2. afferente routes
  3. horizontale routes
64
Q

welke 3 vliezen omgeven het CZS?

A

buiten naar binnen: harde vlies, spinnenwebvlies en zachte vlies.

65
Q

verschijnselen hersenbloeding?

A

Verschijnselen:
- Contralaterale verlamming
- Hemiparese = eenzijdig krachtsverlies
- Hemianesthesie = eenzijdig volkomen sensibiliteitsverlies
- Afasie
- Broca-afasie = taalbegrip is normaal, maar uitdrukken gaat slecht (expressie).
- Wernicke-afasie = patiënt begrijpt taal niet, spreken kan wel
- Gemengde afasie, komt het meest voor
- Dysartrie = onvermogen tot correcte uitspraak
- Apraxie = onvermogen doelbewuste handelingen te verrichten
- Agnosie = onvermogen om dingen te herkennen.

66
Q

onderzoek en behandeling gegeneraliseerde epilepsie?

A

Onderzoek = aanvalsbeschrijving, eeg (elektro-encephalorafie), elektriciteit van de hersenen wordt onderzocht
Behandeling:
- Maak ruimte om beschadigingen te voorkomen
- Ademweg vrijhouden, door stabiele zijligging.
- Bespreken van leefregels (autorijden etc)
- Anti-epileptica bij gegeneraliseerde epilepsie zijn:
- Lamotrigine
- Valproïnezuur (depakine)
- Levetiracetam (keppla)
Geneesmiddelen moeten levenslang geslikt worden.

67
Q

welke 2 banen bevatten de horizontale routes?

A
  • homolateraal horizontaal, betreft sensorische informatie die op motorische neuronen overgeschakeld wordt; de motorische impulsen verlaten het ruggenmerg via de voorwortel aan dezelfde kant als waar de informatie binnenkwam; de overschakeling kan via één of meerdere schakelcellen gebeuren;
  • heterolateraal horizontaal, betreft sensorische informatie die op motorische neuronen overgeschakeld wordt; de motorische impulsen verlaten het ruggenmerg via de voorwortel aan de andere kant als waar de informatie binnenkwam; de overschakeling kan via één of meerdere schakelcellen gebeuren.
68
Q

oorzaken hersenbloeding?

A
  • Vaatafwijkingen
  • Hypertensie (verhoogde bloeddruk)
  • Antistolling/stollingsproblemen
    Meestal is de wand verzwakt en de bloeddruk verhoogd
69
Q

welke wervels vormen de paardenstaart
‘?

A

L1 t/m L2

70
Q

waar treden verlammingen op?

A

contralateraal

71
Q

uit welke 2 banen bestaat de efferente route? piramide/extrapiramide?

A
  1. homolateraal afdalend= piramidebanen, die in het verlengde merg kruisen en aan dezelfde kant van het ruggenmerg uittreden als ze binnenkomen. regelen de fijne motoriek
  2. heterolateraal afdalend= extrapiramidale banen, die pas kruisen in het ruggenmergsegment waar ze uittreden. grove motoriek
72
Q

de hypothalamus:

A
  • bestaat uit een aantal kernen (grijze stof);
  • beïnvloedt de werking van de hypofyse;
  • maakt deel uit van het limbische systeem;
  • reguleert veel vegetatieve functies van het lichaam en speelt daardoor een belangrijke rol bij de handhaving van de homeostase (temperatuurcentrum, dorstcentrum, hongercentrum en biologische klok).
73
Q

welke 2 fase is de geheugenfunctie onderverdeeld?

A
  • kortetermijngeheugen, kortdurende informatieopslag die je snel vergeet als de informatie niet herhaald wordt;
  • langetermijngeheugen, langduriger informatieopslag, die oproepbaar is (herinneren).
74
Q

belangrijke delen van de tussenhersenen?

A

thalamus, hypothalamus en pijnappelklier

75
Q

in welke 5 stappen gebeurd een neurologische reactie?

A
  1. Prikkelvorming door zintuigcellen (sensoren)
  2. Prikkelgeleiding via perifere zenuwen naar het centraal ZS (afferent)
  3. Prikkelverwerking in het centraal ZS (hersenen en ruggenmerg)
  4. Prikkelgeleiding via perifere zenuwen naar spieren en/of klieren (efferent)
  5. Spiercontractie en/of kliersecretie
76
Q

welke test/onderzoek is er voor een TIA?

A

Onderzoek = trombolyse/fibrinolyse (stolsel oplossen) lijkt de hersenschade te beperken.
FAST-test:
* Face  vergelijk de mondhoeken bij tanden laten zien/lachen
* Arm  let op symmetrie bij armen vooruit houden met de handpalmen omhoog
* Speech  hoe spreekt de patiënt en hoe is het taalbegrip
* Time  wanneer zijn de klachten precies begonnen? Was dat plotseling?
Om onderscheid te maken tussen een herseninfarct en een hersenbloeding is een CT-scan nodig. Hersenbloeding is meteen te zien, maar een infarct pas een dag later.

77
Q

welke 3 soorten afasie heb je?

A
  • Expressieve afasie (Broca-afasie)
  • Receptieve afasie (Wernicke-afasie)
  • Gemengde afasie (komt het meest voor)
    1. Zuivere expressieve afasie = taalbegrip is normaal, maar het uitdrukken (expressie) gaat slecht
    2. Zuivere receptieve afasie = patiënt begrijpt de taal niet, spreken kan vloeiend verlopen maar is onbegrijpelijk voor de omgeving.
    3. Gemengde afasie = expressieve als receptieve afasie
78
Q

benoem per vlies de kenmerken (dura mater, arachnoidea mater, pia mater)

A
  • dura mater= taai vlies van bindweefsel, belangrijkste functie is bescherming van zenuwweefsel, meerdere holtes waardoor heen veneus bloed wordt afgevoerd.
  • spinnenwebvlies= dunne bindweefsellaag, een kan vergroeid met harde vlies andere kan met zachte vlies—> ontstaat spinnenwebruimte waarin liquor bevat, belangrijke functie is bescherming van zenuwweefsel en circuleren van liquor.
  • pia mater= dunne laag bindweefsel, uitgebreid doorbloed, functie doorbloeding van zenuwweefsel.