week 4: strafuitsluitingsgronden Flashcards

1
Q

Wat is overmacht?

A
  • Elke kracht, drang of dwang waaraan men geen weerstand kan bieden.
  • Invulling en toepassing overgelaten aan rechter.
  • Psyschische overmacht als schulduitsluitingsgrond.
  • Noodtoestand als rechtvaardigingsgrond.
  • Situaties die iedereen kan voorkomen bij een gewoon, gemiddeld mens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de vereisten voor overmacht als noodtoestand (art. 40 Sr) (HR Zelfdoding door niet-arts)?

A
  • Actuele en concrete nood (niet algemeen).
  • Conflict van plichten of belangen.
  • Verdachte kiest zwaarstwegende belang of plicht.
  • Adequatievereiste.
  • Proportionaliteit → redelijke verhouding tot druk van buiten.
  • Subsidariteit → goed alternatief voor handen?
  • Evt. Garantenstellung.
  • Geen culpa in causa, want redelijkheid verdringt de eigen schuld.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is noodweer (art. 41 lid 1 Sr)?

A

Vorm van verdediging die gebaseerd is op het recht om onrecht af te weren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vereisten voor noodweer (art. 41 lid 1 Sr)?

A
  • Ogenblikkelijk → feitelijk begonnen of onmiddellijk dreigend gevaar.
  • Geen vrees en na afloop.
  • Wederrechtelijke aanranding.
  • Eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
  • Noodzakelijk en geboden.
  • Proportionaliteit.
  • Subsidariteit.
  • Evt. Garantenstellung.
  • Evt. culpa in causa.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vereisten voor noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A
  • Ogenblikkelijk → feitelijk begonnen of onmiddellijk dreigend gevaar.
  • Wederrechtelijke aanranding.
  • Eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
  • Disproportionele verdedigingswijze.
  • Hevige gemoedsweging.
  • Dubbele causaliteit.
  • Evt. Garantenstellung.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de dubbele causaliteit bij noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A
  • De aanval moet bij de aangevallene een hevige gemoedsbeweging veroorzaken.
  • Uit de gemoedsbeweging moet en excessive reactie te verklaren zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de disproportionele verdedigingswijze bij noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A
  • Verdediging is noodzakelijk, maar verdachte is in de verdediging doorgeschoten.
  • Intensief en extensief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is extensief noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A

De aangevallene schiet door, waardoor de zelfverdediging overgaat in een aanval die verder strekt dan waar de noodsituatie opvraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is tardief noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A

De verdediging wordt door de aangevallene pas ingezet op een moment waarop de noodweersituatie reeds nier meer bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is intensief noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A

De aangevallene loopt direct te hard van stapel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr)?

A

Onder bepaalde omstandigheden is zelfverdediging of de verdediging van eens anders lijf, eerbaarheid of goed niet gebonden aan de eisen van proportionaliteit, namelijk als er onder directe invloed van een hevige gemoedsbeweging wordt gehandeld die door de aanranding is veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is overmacht als noodtoestand (art. 40 Sr) (HR Zelfdoding door niet-arts)?

A

Er mocht van de verdachte in redelijkheid niet worden gevraagd anders te handelen vanwege conflicterende belangen of plichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is proportionaliteit?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is subsidiariteit?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is culpa in causa (HR Moord te Capelle en HR In de steek gelaten vrouw)?

A

Gevallen waarin de verdachte zichzelf verwijtbaar in een situatie heeft gebracht waarin hij zich beroept op een strafuitsluitingsgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar kan de verdachte een beroep op doen om de wederrechtelijkheid weg te nemen?

A

Rechtvaardigheidsgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar kan de verdachte een beroep op doen om de verwijtbaarheid weg te nemen?

A

Schulduitsluitingsgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn strafuitsluitingsgronden?

A
  • Uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het toch niet nodig is om een straf op te leggen.
  • Rechtsvaardigingsgrond.
  • Schulduitsluitingsgrond.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn rechtvaardigingsgronden?

A
  • Overmacht in de zin van noodtoestand (art. 40 Sr; HR Hulp bij zelfdoding door niet-arts).
  • Noodweer (art. 41 lid 1 Sr; HR Overzichtsarrest noodweer(exces)).
  • Wettelijk voorschrift (art. 42 Sr).
  • Bevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 1 Sr).
  • Ontbreken van materiële wederrechtelijk (ongeschreven; HR Huizense Veearts).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn schulduitsluitingsgronden?

A
  • Ontoerekenbaarheid (art. 39 Sr; Hof Tolbert).
  • Psychische overmacht (art. 40 Sr; HR In de steek gelaten vrouwen en HR Moord te Capelle).
  • Noodweerexces (art. 41 lid 2 Sr).
  • Onbevoegd gegeven ambtelijk bevel (art. 43 lid 2 Sr).
  • Afwezigheid van alle schuld (ongeschreven; HR Melk en Water en HR Motorpapieren).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de algemene factoren voor strafuitsluitingsgronden?

A
  • Subsidariteit.
  • Proportionaliteit.
  • Evt. culpa in causa.
  • Evt. Garantenstellung.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de verplichtingen van de partijen bij een strafuitsluitingsgrond?

A
  • Voor het Openbaar Ministerie geldt een bewijslast voor de tenlastelegging.
  • De rechter moet er op toe zien dat dit voldoende bewezen is verklaard.
  • De verdediging moet met een strafuitsluitingsgrond voldoende aannamelijk maken dat dit beroep slaagt.
23
Q

Wat zijn de gradaties van toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • Volledig toerekenbaarheid.
  • Verminderd toerekenbaarheid.
  • Volledig ontoerekenbaarheid.
24
Q

Hoe wordt verminderde toerekenbaarheid vastgesteld (art. 39 Sr)?

A

De mate van vermindering hangt ervan hoe heftig de stoornis is ten tijde van het delict en hoe heftig het heeft doorgewerkt in het delict.

25
Q

Wat is de verhouding tussen toerekenbaarheid en opzet (art. 39 Sr en Hof Arnhem Tolbert)?

A

Opzet valt pas weg wanneer de verdachte echt compleet van de kaart was ten tijde van het delict door een psyschische stoornis.

26
Q

Wat is het uitgangspunt bij toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • Verdachte is volledig toerekeningsvatbaar.
  • Bij afwijzingen van ontbreken moet de verdachte worden onderzocht.
  • De rechter is verplicht een deskundige in te schakelen wanneer hij denkt dat er sprake is van een stoornis.
27
Q

Wat is toerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr)?

A

Het gaat om inwendige kwesties, psychische stoornissen en de invloed die zij hebben gehad op op het tenlastegelegde feit.

28
Q

Wat zijn mogelijke sancties bij toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • Geen sanctie (geen maatregel en geen straf).
  • Terbeschikkingstellling (TBS) (art. 37a Sr).
  • Combinatievonnis (maatregel en straf).
  • Enkel straf (niet mogelijk bij algehele ontoerekenbaarheid).
29
Q

Hoe wordt geoordeeld over toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • Psychische stoornis ten tijde van het tenlastegelegde feit.
  • Doorwerking van stoornis in het feit.
  • Eindoordeel: mate van toerekenbaarheid?
30
Q

Wat is rapportage pro Justitia?

A
  • Een door een gedragsdeskundige opgemaakt rapport over de geestestoestand van een verdachte.
  • Advies aan de rechter over de mate van diens toerekenbaarheid.
31
Q

Wat zijn de problemen bij toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • Soms gebrekkigge communicatie tussen gedragskundigen en juristen.
  • Controversen van wilsvrijheid.
  • Impacht van ‘weigerachtige onservandus’.
32
Q

Wat is putatieve (of vermeende) overmacht (art. 40 Sr)?

A
  • Er was in werkelijkheid geen sprake van overmacht, maar aan alles is begrijpelijk dat verdachte dacht in een overmacht situatie te zijn.
  • Dwaling.
33
Q

Wat is het gevolg van putatieve (of vermeende) overmacht (art. 40 Sr)?

A

Afwezigheid van alle schuld.

34
Q

Wat zijn de voorwaarden voor psychische overmacht (art. 40 Sr en HR Moord te Capelle)?

A
  • Zeer pragende omstandigheden die een psychische drang of druk doen ontstaan.
  • Omstandigen zijn extern van aard, geen interne overwegingen van de verdachte zelf.
  • Hoe acuter de situatie, hoe groter kans van aannemen.
  • Weerstand bieden is redelijkerwijs niet mogelijk en niet gevergd → normatieve beoordeling waarbij de gemiddelde mens centraal staat.
  • Subsidariteit → beter alternatief?
  • Proportionaliteit → verhouding tussen de gedraging van de verdachte en de druk die diegene heeft als gevolg?
  • Evt. Garantenstellung.
  • Evt. culpa in causa.
35
Q

Wanneer is er sprake van een rechtvaardigende noodtoestand?

A

Verdachte mocht in redelijkheid niet gevraagd worden anders te handelen indien:
- Actuele en concrete nood.
- Conflict van plichten of belangen → naleven strafwet vs. rechtvaardigende norm.
- Adequatievereiste.
- Proportionaliteit → zwaarstwegende belang.
- Subsidariteit → goed alternatief.
- Evt. Garantenstellung.
- Evt. culpa in causa.

36
Q

Wat is het adequatievereiste?

A

Niet alleen moet het zwaarstwegende belang zijn gekozen, maar het gepleegde strafbare feit moet ook een bepaalde kans van slagen hebben tot het dienen van dat belang.

37
Q

Wat zijn de verschijningsvormen van afwezigheid van alle schuld?

A
  • Verontschuldbare dwaling ten aanzien van de feiten (HR Melk en Water).
  • Verontschuldbare dwaling ten aanzien van het recht (HR Motorpapieren).
  • Verontschuldigbare onmacht (HR Black-Out).
  • Betrachten van de redelijkerwijs te vergen zorg.
38
Q

Wat is de criteria voor afwezigheid van alle schuld?

A
  • Proportionaliteit → redelijk middel tot redelijk doel.
  • Evident voordeel van de rechtsorde.
  • Bescherming van belang in verlengde van het door de overtreden bepaling beschermde belang.
  • Subsidiariteit → onvervangbaar middel.
39
Q

Is een deelnemer strafbaar bij een rechtvaardingsgrond?

A

De pleger van het feit en (in de meeste gevallen) de deelnemers zijn niet strafbaar bij een geslaagd beroep.

40
Q

Is een deelnemer strafbaar bij een schulduitsluitingsgrond?

A
  • De verwijtbaarheid ziet op de geestesgesteldheid van de dader en is daarmee persoonsgebonden.
  • Andere betrokkenen kunnen wel strafbaar zijn.
41
Q

Wat zijn de buitenwettelijke strafuitsluitingronden?

A
  • Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid (HR Huizense veearts)
  • Afwezigheid van alle schuld (HR Melk en Water).
  • Putatieve noodweer.
42
Q

Wat zijn algemene rechtvaardingsgronden?

A

Gelden voor alle strafbare feiten.

43
Q

Wat zijn bijzondere rechtvaardigingsgronden?

A

Gelden alleen voor het feit genoemd in die bepaling.

44
Q

Welke vragen moet de rechter stellen bij toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • In welke mate had de verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit last van de stoornis?
  • In hoeverre is de stoornis van invloed geweest op de gedragingen die zijn gedaan en strafbaar zijn (causaal verband)?
  • Welke oordeel moet worden gegeven over de toerekenbaarheid?
45
Q

Wat is volledige toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A
  • Normaal, gemiddelde mens.
  • Geen stoornis of stoornis heeft niet doorgewerkt in het delict.
46
Q

Wat is verminderde toerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A

Bepaalde, beperkte wilsvrijheid door een psychische stoornis.

47
Q

Wat is volledige ontoerekenbaarheid (art. 39 Sr)?

A

Verdachte had geen wilsvrijheid tijdens het begaan van het delict en het kan hem daarom niet worden toegerekend.

48
Q

Wat is het vermogen tot innerlijk overleg?

A

Het vermogen van de verdachte om zelf keuzes en inschattingen te maken, specifiek bij het ten laste gelegde feit.

49
Q

Wat is een combinatievonnis?

A

Vonnis bestaande uit maatregel en straf.

50
Q

Waarop zijn maatregelen gericht?

A

Preventie.

51
Q

Welk vonnis mag de rechter op leggen bij volledig toerekeningsvatbaarheid (art. 39 Sr)?

A

Alleen een (volledige) straf, maar eventueel ook voorwaardelijk.

52
Q

Welk vonnis mag de rechter op leggen bij verminderde toerekeningsvatbaarheid (art. 37a jo 39 Sr)?

A
  • Straf voor het gedeelte waarvoor de verdachte wel toerekenbaar is en maatregel voor het gedeelte waarvoor de verdachte niet toerekenbaar is (art. 37a Sr en HR Zwarte Ruiter).
  • Uitsluitend terbeschikkingstelling (art. 37a lid 2 Sr).
53
Q

Welk vonnis mag de rechter op leggen bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid (art. 37a jo 39 Sr)?

A

Alleen een maatregel.

54
Q

Wanneer kan een beroep op putatieve (of vermeende) overmacht slagen (art. 40 Sr)?

A

Indien de verdachte excuseerbaar heeft gemeend dat hij zich in een overmachtssituatie bevond en noodzakelijkerwijs daar naar moest handelen.