Week 4 H4, H13 & H12 Flashcards

1
Q

Politieke cultuur

A

De som van individuele en groepswaarden, overtuigingen, houdingen, normen en verwachtingen ten aanzien van politiek en bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elite politieke cultuur

A

De politieke normen en verwachtingen van degenen die het dichtst bij de politieke machtscentra staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Elite

A

Een groep mensen met een bevoorrechte positie in de maatschappij, gebaseerd op een combinatie van factoren zoals opleiding, rijkdom, sociale klasse en leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Multiculturalisme

A

De actieve betrokkenheid van een staat bij de voorkeuren en zorgen van de verschillende culturele of etnische groepen binnen haar samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Identiteitspolitiek

A

Politieke standpunten en activiteiten die verband houden met een bepaalde identiteit zoals geslacht, leeftijd, etniciteit, religie, handicap of seksuele geaardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Culturele theorie

A

Een verzamelnaam voor benaderingen om de dynamiek van cultuur en de relatie ervan met bijvoorbeeld politiek, maatschappij, media en economie te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Burgerlijke cultuur

A

Een gematigde politieke cultuur waarin de meeste mensen de plicht accepteren om deel te nemen aan de politiek, maar waarin ze ook de autoriteit van de staat en diens recht om beslissingen te nemen, erkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Post-materialisme

A

Een geheel van waarden die de nadruk leggen op de kwaliteit van het leven boven de kwaliteit van het leven boven materialistische waarden zoals economische groep en fysieke veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Politiek vertrouwen

A

Het geloof dat heersers doorgaans goede bedoelingen hebben en effectief zijn in het dienen van de belangen van de mensen die onder hen vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Politieke participatie

A

Acties van individuen met als doel invloed uit te oefenen op de overheid en de acties die zij onderneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conventionele deelname

A

Vindt plaats binnen formele politieke processen en de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Onconventionele deelname

A

Vindt plaats buiten de formele politieke processen of zelfs de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Digitaal activisme

A

Politiek activisme dat gebruik maakt van sociale media, e-mail, podcasts en andere digitale media. Ook bekend als internetactivisme, onlineactiivisme en hashtagactivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Clicktivisme

A

Een vorm van politieke betrokkenheid met online activiteiten zoals het delen van tweets of trekking hashtags of het ondersteunen van online petities. In denigrerende zin bekend als slacktivisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Politieke uitsluiting

A

Het verschijnsel dat bepaalde groepen mensen, zoals armen, minderheden en werklozen, vanwege hun marginale positie in de samenleving worden ontmoedigd om deel te nemen aan collectieve besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Paradox van participatie

A

Het idee dat stemmen een irrationele draad is, gezien de tijd en moeite die het kost en de minimale kans dat 1 kiezer een verschil kan maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Theorie van rationele keuze

A

Een benadering van de studie van politiek en bestuur, gebaseerd op het idee dat individuen ernaar streven hun voordelen te maximaliseren en hun kosten te minimaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sociale klasse

A

Een hiërarchische indeling van de samenleving op basis van maatstaven als rijkdom, opleiding, beroep en status

19
Q

Economisch stemmen

A

De theorie dat er een sterke correlatie bestaat tussen de keuze van de kiezer en de staat van de economie

20
Q

Stemmen kopen (vote buying)

A

Het verstrekken van goederen en voordelen aan kiezers door partijen en kandidaten in ruil voor hun steun bij verkiezingen

21
Q

Kiezer kwestie (issue voter)

A

Een kiezer die bij verkiezingen keuzes maakt op basis van het beleid dat hem het meest interesseert, en niet alleen op basis van sociologische of demografische factoren

22
Q

Secularisatie

A

De afnemende ruimte die religie inneemt in het politieke, sociale en persoonlijke leven

23
Q

Publieke opinie

A

De verschillende standpunten van de leden van een getroffen gemeenschap over een kwestie die van maatschappelijk belang is

24
Q

Opiniepeiling

A

Een reeks vragen die op een gestandaardiseerde manier worden gesteld aan een systematische steekproef van de bevolking om de publieke opinie te peilen

25
Q

Steekproefonderzoek

A

Vergelijkbaar met een opiniepeiling, maar met een meer gedetailleerde vragenlijst. Dergelijke onderzoeken worden vaak uitgevoerd in opdracht van overheden of academische onderzoekers

26
Q

Cliëntelisme

A

Het vertrekken van materiële goederen ruil voor electorale steun

27
Q

Relatie patroon-cliënt

A

Een informele hiërarchische relatie tussen politieke beschermheren en hun cliënten, gebaseerd op gunsten in ruil voor steun

28
Q

Gemobiliseerde deelname

A

Door de elite gecontroleerde betrokkenheid bij de politiek, bedoeld om de steun van de bevolking voor het regime tot uitdrukking te brengen

29
Q

Politiek geweld

A

Geweld gepleegd door mensen of regeringen voor politieke doeleinden

30
Q

Politieke communicatie

A

De middelen waarmee politieke informatie wordt geproduceerd en verspreid en de effecten die dit heeft op het politieke proces

31
Q

Massa media

A

Communicatiekanalen zoals televisie, radio en websites die een groot aantal mensen bereiken

32
Q

Zelfselectie

A

De keuze van mediabronnen die een individu maakt. Bijvoorbeeld, mensen die al conservatief zijn, zullen hoogstwaarschijnlijk conservatieve nieuwsbronnen kiezen

33
Q

Internet

A

Het wereldwijde systeem van computernetwerken, verbonden door gestandaardiseerde communicatieprotocollen, die diensten zoals het World Wide Web en e-mail transporten

34
Q

Sociale media

A

Interactieve onlineplatformen die collectieve of individuele toegang tot de uitwisseling van door gebruikers gegenereerde content vergemakkelijken

35
Q

Media concentratie

A

De consolidatie van het media-eigendom in de handen van een steeds kleiner wordend aantal grote ondernemingen

36
Q

Net neutraliteit

A

Het idee dat internetproviders alle internetcommunicatie gelijk moeten behandelen en niet mogen discrimineren op basis van toegang, inhoud, gebruikers of bronnen

37
Q

Echo kamer

A

Het verschijnsel waarbij ideeën binnen een gesloten systeem circuleren en gebruikers alleen op zoek gaan naar informatiebronnen die hun waarderen bevestigen of versterken

38
Q

Internet troll

A

Iemand die opzettelijk probeert de beledigen of online discussies uitlokt door opruiende en provocerende opmerkingen te plaatsen

39
Q

Bot

A

Een applicatie die geautomatiseerde taken op internet uitvoert, waaronder de massale verspreiding van politieke berichten

40
Q

Desinformatie

A

Misleidende, valse of bevooroordeelde informatie die met het opzettelijke doel wordt verspreid om te misleiden. (misinformatie is valse informatie die wordt versterkt, ongeacht de intentie om te misleiden)

41
Q

Post-waarheidswereld

A

Het idee dat een beroep wordt gedaan op emoties en persoonlijke overtuigingen, heeft meer invloed gekregen dan objectieve feiten en bewijs bij het vormen van de publieke opinie en het beleid

42
Q

Propaganda

A

Informatie die wordt gebruikt om een bepaalde politieke zaak of ideologie te promoten met als doel de publieke opinie te beheersen of te veranderen

43
Q

Digitaal autoritarisme

A

Het gebruik van informatietechnologie door autoritaire leiders om de sociale en politieke controle te vergroten

44
Q
A