Week 1 H1, H3, H5 & H6 Flashcards

1
Q

Politieke wetenschappen

A

De studie van de theorie en praktijk van bestuur en politiek, met de nadruk op de structuur en dynamiek van instituties, politieke processen en politiek gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale wetenschappen

A

De studie van de menselijke samenleving en van de gestructureerde interacties tussen mensen binnen de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vergelijkende politiek

A

De systematische studie van de overheid en politiek in verschillende landen, met als doel deze beter te begrijpen door hun contrasten en overeenkomsten in kaart te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Theorie

A

Een abstracte of algemene benadering om een fenomeen of een reeks fenomenen te verklaren of te begrijpen, ondersteund door een aanzienlijke hoeveelheid hard bewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Overheid

A

De instellingen en processen waarmee samenlevingen worden bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Instelling

A

Een formele of informele organisatie of praktijk met regels en procedures gekenmerkt door duurzaamheid en interne complexiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bestuur

A

Het proces waarbij beslissingen, wetten en beleid worden gemaakt, met of zonder inbreng van formele instellingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Politiek

A

Het proces waarbij mensen onderhandelen en concurreren bij het nemen en uitvoeren van gedeelde of collectieve beslissingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Power

A

Het vermogen om beoogde effecten teweeg te brengen. de term wordt vaak gebruikt als synoniem voor invloed, maar wordt ook enger gebruikt om te verwijzen naar krachtigere vormen van invloed, met name het krijgen van je zin door middel van bedreigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Autoriteit

A

Het recht om te regeren. autoriteit creëert zijn eigen macht, zolang mensen accepteren dat de persoon met autoriteit het recht heeft om beslissingen te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Regime

A

Een politiek type, gebaseerd op een geheel van principes, normen, regels en besluitvormingsprocedures en dat bijvoorbeeld een democratisch regime of een autoritair regime omvat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Politiek systeem

A

De interacties en instellingen die een regime vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Typologie

A

Het systeem waarmee de typen van iets (bijvoorbeeld staten, talen, persoonlijkheden, gebouwen en organisaties) worden geclassificeerd op basis van hun gemeenschappelijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bruto binnenlands product (Gross Domestic Product)

A

De waarde van de totale binnenlandse en buitenlandse productie door inwoners van een land in een bepaald jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Staat

A

Juridische en politieke autoriteit van een gebied met ene bevolking en grenzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Soevereiniteit

A

Het vermogen om te regeren en beslissingen te nemen binnen een politieke gemeenschap, zonder rekening te houden met externe of interne uitdagers of actoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Legitimiteit

A

De voorwaarde om legitiem te zijn. Een legitiem systeem van bestuur is gebaseerd op autoriteit, en degenen die onderworpen zijn aan het bestuur ervan erkennen het recht om beslissingen te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Interpretivisme

A

Een banneling van de studie van overheid en politiek, gebaseerd op de stelling dat politiek wordt gevormd door de ideeën die we erover hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Burgerschap

A

Het idee dat men een volwaardig lid is van een staat, met de rechten en plichten die bij die status horen. dit wordt doorgaans vastgelegd in een document, zoals een paspoort of identiteitskaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Westphalian system

A

Het moderne staatsbestel is volgens velen ontstaan uit de Vrede van Westfalen uit 1648 en is gebaseerd op de soevereiniteit van staten en politieke zelfbeschikking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Natuurlijke rechten

A

Rechten (zoals het recht op leven, vrijheid en eigendom) die door God of de natuur aan de mens zijn gegeven en waarvan het bestaan onafhankelijk van de overheid wordt verondersteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Microstates

A

Staten die klein zijn in bevolking en/of grondgebied. Bijv. Andorra, Barbados, Palau en de Malediven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Quasi-states

A

Staten die bestaan en erkend zijn onder het internationaal recht, maar waarvan de regering slechts een beperkt deel van het gebied onder hun jurisdictie controleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De facto states

A

staten die niet erkend worden onder internationaal recht, ook al controleren ze grondgebied en zorgen ze voor bestuur. ze bestaan in feite (facto) in plaats van onder de wet (de jure)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Natie

A

Een cultureel en historisch concept dat een groep mensen beschrijft die zich met elkaar identificeren op basis van een gedeelde geschiedenis, cultuur, taal of mythen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Zelfbeschikking

A

Het vermogen om te handelen zonder externe dwang. Het recht op nationale zelfbeschikking is het recht van een volk om zijn eigen regering te bezitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Natie staat

A

Een staat waarvan de burgers een gemeenschappelijke nationale identiteit delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Multinationale state

A

Een staat die bestaat uit meerdere verschillende nationale groepen onder 1 regering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Nationalisme

A

Het geloof dat een groep mensen met een gemeenschappelijke nationale identiteit (meestal gekenmerkt door een gedeelde cultuur en geschiedenis) het recht heeft om een onafhankelijke staat te vormen en zichzelf te besturen zonder inmenging van buitenaf

30
Q

Xenofobie (vreemdelingenhaat)

A

De angst voor, afwijzing of uitsluiting van mensen die als buitenlanders worden beschouwd in een gemeenschap of staat, nauw verbonden met racisme en naturisme, of de opvattingen dat de belangen van de oorspronkelijke bewoners voorrang moeten krijgen boven die van immigranten

31
Q

Veiligheidsstaat

A

Een staat die zich inspant om de activiteiten van haar burgers te volgen, bijvoorbeeld door middel van gesloten televisiecircuits en het monitoren van telefoongesprekken en internetgebruik

32
Q

Falende staat

A

Een staat met zwakke bestuursinstellingen, vaak diepe interne verdeeldheid en waar de basisbehoeften van mensen niet meer worden vervuld. Bijv. Eritrea, Haiti, Somalie, Syrië en Jemen

33
Q

Democratie

A

Een politiek regime waarin de regering gebaseerd is op een eerlijk en open mandaat van alle gekwalificeerde burgers van een gemeenschap

34
Q

Polyarchie

A

Regering door velen (in plaats van heerschappij door allen), wat suggereert dat niet iedereen een gelijke rol te spelen heeft in wat wij normaal gesproken als een democratie beschouwen

35
Q

Rechtsstaat (rule of law)

A

Een regeling waarbij samenlevingen worden bestuurd met behulp van duidelijke, stabiele en rechtvaardige wetten waaraan alle inwoners, ongeacht hun status, in gelijke mate onderworpen zijn

36
Q

volledige democratie

A

Een politiek regime met een sterke reputatie op het gebied van democratie, zoals blijkt uit de openheid en efficiëntie van de overheid en de bescherming van rechten

37
Q

Gebrekkige democratie (Flawed)

A

Een politiek regime dat voornamelijk democratisch is, maar problemen heeft met de kwaliteit van het bestuur

38
Q

Democratisering

A

Het proces waarbij samenlevingen de instellingen en processen opbouwen die nodig zijn om democratieën te worden

39
Q

Directe democratie

A

Een bestuurssysteem waarbij alle leden van een gemeenschap deelnemen aan het nemen van beslissingen die van invloed zijn op die gemeenschap

40
Q

E-democracy

A

Een vorm van democratische expressie waarbij iedereen die geïnteresseerd is in een probleem of kwestie, zichzelf kan uiten via internet of sociale media

41
Q

Publieke sfeer

A

Een arena waar burgers samenkomen om gedeelde belangen en zorgen te bespreken, vrij van invloed van de overheid, de staat of de media

42
Q

Representative democratie (vertegenwoordigende)

A

Een indirecte vorm van bestuur waarbij leden van een gemeenschap mensen kiezen die hun belangen vertegenwoordigen en beslissingen nemen die van invloed zijn op de gemeenschap

43
Q

Liberale democratie

A

Een vorm van indirecte democratie die representatie combineert met de grondwettelijke bescherming van individuele rechten

44
Q

Beperkte overheid

A

Het geloof dat er garanties voor burgers moeten worden geboden door beperkingen te stellen aan de bevoegdheden en reikwijdte van de overheid

45
Q

Liberalism

A

Het geloof in de hoogste waarde van het individu, wiens natuurlijke rechten onafhankelijk van de overheid bestaan en die beschermd moet worden tegen te veel overheid

46
Q

Checks and balances

A

Een regeling waarbij overheidsinstellingen bevoegdheden krijgen die elkaar in evenwicht houden en waarbij ze verplicht zijn om samen te werken bij het besturen en nemen van beslissingen

47
Q

Illiberal democratie

A

Een politiek regime waarin regeringen democratisch worden gekozen, maar vervolgens de rechten en vrijheden van burgers ondermijnen

48
Q

Mensenrechten

A

De natuurlijke, universele en onvervreemdbare rechten waarop alle mensen recht hebben

49
Q

Burgerlijke vrijheden

A

De rechten die burgers hebben ten opzichte van de overheid en die niet door de overheid beperkt mogen worden

50
Q

Burgerrechten

A

De rechten die burgers hebben ten opzichte van zowel de overheid als andere individuen

51
Q

Structureel geweld

A

Sociale, politieke en/of economische onderdrukking die in een regeringssysteem is ingebouwd en gericht is op bepaalde leden of groepen

52
Q

Autoritarisme

A

Een politiek systeem waarin de regering wordt gecontroleerd door een heersende elite, zonder openlijk mandaat van burgers, die geen gelijke rechten hebben

53
Q

Dictatuur

A

Een politiek systeem waarin een leider of heersende elite een combinatie van repressie en loyaliteit gebruikt om aan de macht te blijven

54
Q

Hybride regime

A

Een politiek regime dat er democratisch uitziet, maar waarvan de instellingen, processen, wetten en beleidsmaatregelen worden gemanipuleerd om heersers of elitegroepen aan de macht te houden

55
Q

Autoritair regime

A

Een politiek regime gebaseerd op onderwerping aan het gezag van de heersende elite, beperkt politiek pluralisme, gecentraliseerde politiek controle, intolerantie tegenover oppositie en schendingen van de mensenrechten

56
Q

Autocratie

A

Letterlijk betekent dit ‘heerschappij door 1 persoon’ maar terwijl monarchie (ook heerschappij door 1 persoon) wordt gebruikt in de context van erfelijke heerschappij, is autocratie een synoniem voor dictatuur

57
Q

Dwang (coercion)

A

Het gebruiken van bedreigingen, sancties of geweld tegen groepen als middel om hen te dwingen een bepaalde handelwijze te ondernemen of juist te staken

58
Q

Bescherming (patronage)

A

De steun, het voorrecht, de kans of de aanmoediging die een individu of organisatie aan een ander geeft, vaak gekoppeld aan benoemingen in een politiek ambt of toegang tot politieke privileges

59
Q

Goddelijk recht (Devine)

A

Het historische principe dat Europese vorsten hun recht om te regeren rechtstreeks aan god ontleenden en niet aan het volk

60
Q

Autocratisering

A

Het proces waarbij samenlevingen zich afkeren van democratie en in de richting bewegen van politieke regimes die repressiever zijn en waarin politieke participatie en expressie beperkt en gecontroleerd worden

61
Q

Totalitarisme

A

De meest absolute regeringsvorm, gebaseerd op een opperste leider, 1 leidende ideologie en volledige politieke controle over alle aspecten van het openbare en privé-leven

62
Q

Despotisme

A

De uitoefening van absolute mach, vaak gekenmerkt door misbruik van ambtsbevoegdheden, willekeurige keuzes en het gebruik van gewelddadige intimidatie. De term wordt vaak gebruikt voor dictatuur, tirannie en autocratie

63
Q

Absolute monarchie

A

Een regimetype waarin een monarch macht uitoefent over een staat en waarin alle andere overheidsinstellingen marginaal zijn. Moet niet worden verward met de beperkte bevoegdheden van een constitutionele monarchie

64
Q

Presidentiële monarchie

A

Een regime waarin een dictator het ambt van president bekleedt en ernaar streeft om deze functie levenslang de behouden net als een monarch

65
Q

Personalisme

A

Een vorm van bestuur waarbij het gezag minder gebaseerd is op het ambt dat wordt bekleed, dan op de persoonlijke banden tussen heersers en hun beschermheren, medewerkers, cliënten en sympathisanten

66
Q

Cult of personality

A

Regeling waarbij leiders de media, propaganda en politieke instellingen gebruiken om hun dominantie in een politiek systeem veilig te stellen

67
Q

Regeringspartij

A

Een regimetype waarin de macht wordt gecontroleerd en gemanipuleerd door 1 politieke partij, die de oppositie slechts symbolische kansen biedt (als die er zijn)

68
Q

Militair bewind

A

Een regimetype waarbij de regering bestaat uit militairen, of waarbij burgerleiders worden aangestuurd door militaire leiders

69
Q

Staatsgreep (Coup d’état)

A

Een illegale machtsovername, meestal door het leger

70
Q

Corruptie

A

Het misbruiken van macht voor persoonlijke gewin