Week 2 H2, H8, H9 & H11 Flashcards
Vergelijkende methode
Het proces waarbij verschillende gevallen met elkaar worden vergeleken om hun kwaliteiten beter te begrijpen en hypothesen, theorieën en concepten te ontwikkelen
Kritisch denken
De zorgvuldige en objectieve analyse van feiten en gegevens met als doel een oordeel te vormen over een fenomeen
Empirische benadering
Conclusies of gevolgtrekkingen gebaseerd op feiten, ervaringen of observatie in plaats van logica of theorie
Normatieve benadering
Oordelen en voorschriften formuleren over wat er had moeten gebeuren of wat er had moeten gebeuren
Behaviouralisme
Een benadering van de studie van de politiek die de nadruk legt op mensen boven instellingen, waarbij de indruk ligt op de systematische studie van het gedrag van individuen
Grand theory
Een brede en abstracte vorm van theorievorming die veel andere theorieën omvat en die probeert brede gebieden van een vakgebied te verklaren in plaats van specifiekere zaken
Modern
Een staat met een industriële of postindustrieel economie, welvaart, gespecialiseerde beroepen, sociale mobiliteit en een stedelijke en goed opgeleide bevolking
Modernisering
Het proces waarbij de kenmerken van een moderne samenleving worden verworven, of een samenleving die hedendaagse ideeën, instellingen en normen weerspiegelt
Methodologie
Het geheel van methoden of middelen die worden gebruikt om een fenomeen of probleem te bestuderen
Eenheid van analyse
Het object van studie in de vergelijkende politiek
Niveau van analyse
Het niveau van de studie in vergelijkende politiek, variërend van het macroniveau (politiek systeem) tot het microniveau (individueel)
Case study method
Een onderzoeksmethode waarbij een bepaald object en de context waarin het zich bevindt, gedetailleerd worden en bestudeerd
Kwalitatieve methode
Een onderzoeksmethode die gebaseerd is op het bestuderen van een aantal casussen in hun natuurlijk omgeving, met de nadruk op waarden, meningen, gedrag en context
Meest vergelijkbaar systeem
Een onderzoeksbenadering die gebaseerd is op het verklaren van een belangrijk verschil tussen twee of meer vergelijkbare politieke systemen, waarbij rekening wordt gehouden met de overeenkomsten en de oorzaken van het verschil worden geïsoleerd
Meest verschillende systeem
Een onderzoeksbenadering die gebaseerd is op het verklaren van een belangrijke overeenkomst tussen twee of meer verschillende systemen, het controleren van de verschillend en het isoleren van de oorzaken van de gelijkenis
Kwantitatieve methode
Een onderzoeksmethode waarbij meer cases en variabelen worden gebruikt en waarbij met behulp van statistische analyse wordt geprobeerd politieke verschijnselen te verklaren
Variabel
Een veranderlijke eigenschap, factor, hoeveelheid of element
Afhankelijk variabel
De factor of het element dat we willen verklaren
Onafhankelijk variabel
De factor of het element waarvan men denkt dat het de afhankelijke variable beïnvloedt. Er zijn vaak veel van zulke variabelen
Correlatie
Een relatie tussen twee of meer variabelen of attributen. Correlatie bewijst echter niet altijd causaliteit
Regressielijn
De best passende lijn in een spreidingsdiagram, die de relatie tussen twee variabelen samenvat
Uitschieter
De waarneming die het verst afwijkt van de waarde die door een regressielijn wordt voorspeld
Historische methode
Een onderzoeksmethode die gebaseerd is op het bestuderen van casussen uit het verleden, waarbij vaak de nadruk ligt op hun ontwikkeling door de tijd heen
Contrafactisch
Een gedachte-experiment waarin gespeculeerd wordt over mogelijke uitkomsten als een bepaalde factor afwezig zou zijn geweest in een proces of als een afwezige factor wel aanwezig zou zijn geweest
Selection Bias
Een probleem dat ontstaat wanneer geselecteerde gevallen en variabelen niet representatief zijn voor de bredere klasse waaruit ze zijn gehaald
Bevestiging bias
De neiging om informatie te zoeken of te interpreteren die bestaande overtuigingen en houdingen bevestigt en informatie te negeren die dat niet doet
Globalisering
Het proces waarbij de banden tussen mensen, bedrijven en overheden in verschillende staten worden geïntegreerd door politieke beslissingen, handel, investeringen en technologie
Leidinggevend
De politieke instelling die verantwoordelijk is voor het toezicht op de uitvoering van wetten en beleid, en die meestal wordt geassocieerd met het idee van nationaal leiderschap
Leiderschap
Het vermogen om leiding te geven door anderen te motiveren of te inspireren om gemeenschappelijke doelen te bereiken, idealiter vrijwillig en uit vrije wil, maar anders door middel van bedreigingen en geweld
Staatshoofd
De boegbeeld of ceremoniële leider van een staat, die gekozen of benoemd kan worden, of in het geval kan monarchen de positie kan ervan