Week 4 endocriene Flashcards

1
Q

wat zijn hormonen?

A

hormonen zijn chemische boodschapperstofjes die worden geproduceerd door gespecialiseerde cellen en die aan het bloed afgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke 2 groepen hormonen zijn er?

A
  1. steroidhormonen–> gaan de doelwitcel binnen en vervolgens de celkern en remmen/stimuleren het DNA in/tot de vorming van bepaalde eiwitten;
  2. peptide hormonen–> passen op een specifieke membraanreceptor in de celmembraan en na binding reageert de cel, bijvoorbeeld door de membraandoorlaatbaarheid te veranderen of meer of minder stoffen af te geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is negatieve terugkoppeling?

A

negatieve terugkoppeling is een proces waarbij een toename van het resultaat (bijv.stijging van de temperatuur) een remming van het proces veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waaruit bestaat de hypothalamus?

A

uit zenuwweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 3 hormonen worden geproduceerd door de hypothalamus?

A
  • twee peptidehormonen: antidiuretisch hormoon en oxytocine. Ze worden via zenuwvezels aan de neurohypofyse afgegeven (zie verder bij neurohypofyse);
  • releasing hormonen (RH) die de adenohypofyse stimuleren in de afgifte van hypofysehormonen;
  • inhibiting hormonen (IH) die de adenohypofyse remmen in de afgifte van hypofysehormonen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

waaruit bestaat de hypofyse?

A

neurohypofyse en de adenohypofyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat ontvangt de neurohypofyse?

A

ADH en oxytocine van de hypothalamus en geeft deze aan het bloed af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het doelwitorgaan van ADH?

A

de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de regelkring van ADH?

A
  • osmosensoren in de hypothalamus registeren een te hoge osmotische waarde van het bloed à hypothalamus produceert meer ADH à afgifte aan het bloed via de neurohypofyse à de nieren scheiden minder water uit à osmotische waarde van het bloed daalt àosmosensoren registeren lagere osmotische waarde à de hypothalamus wordt geremd in de afgifte van ADH.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de werkingen van oxytocine bij de vrouw?

A
  • doet de baarmoederwand samentrekken (weeën) bij de bevalling;
  • doet gladde spieren rondom de melkgangen in de borsten samentrekken (melkuitdrijving), dit is het toeschietreflex;
  • verstevigt de band tussen moeder en kind of tussen twee geliefden en wordt in dit verband knuffelhormoon genoemd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de werking van oxytocine bij de man?

A
  • doet de zaadleiders samentrekken;
  • werk als knuffelhormoon.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke hormonen staan onder controle bij de adenohypofyse?

A

releasing en inhibiting hormonen van de hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke 2 hormonen maakt de adenohypofyse?

A
  • glandotrope hormonen, reguleren andere hormoonklieren; de afgifte ervan gebeurt in een regelkring, waarbij het hormoon uit de hormoonklier zorgt voor negatieve terugkoppeling van de adenohypofyse;
  • effecthormonen, hebben direct invloed op een bepaalde lichaamsfuncties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke 5 glandotrope hormonen komen uit de adenohypofyse?

A
  • thyroïdstimulerend hormoon (TSH), zet de schilklier aan tot de vorming van schildklierhormoon (zie verder bij schildklier);
  • adrenocorticotroophormoon (ACTH), zet de bijnierschors aan tot vorming van corticosteroïden (zie verder bij bijnierschors);
  • follikelstimulerend hormoon (FSH); stimuleert bij de vrouw de ontwikkeling van de follikels in de eierstokken en bij de man de vorming van de zaadcellen in de zaadballen (zie verder H15 Voortplantingsstelsel);
  • luteïniserend hormoon (LH) stimuleert bij de vrouw follikelrijping, ovulatie en de ontwikkeling van het gele lichaam uit de lege eifollikel (zie verder H15 Voortplantingsstelsel);
  • interstitiëlecelstimulerend hormoon (ICSH), zelfde hormoon als LH maar bij de man anders genoemd, stimuleert de leydigcellen (interstitiële cellen) in de zaadballen tot aanmaak van testosteron (zie verder H15 Voortplantingsstelsel).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke 3 effecthormonen zijn er uit de adenohypofyse?

A
  • Somatotroop hormoon (STH) ofwel groeihormoon (GH), wordt het hele leven gevormd, stimuleert de celdeling en de celgroei in alle weefsels, nodig voor de groei tijdens de kindertijd en voor herstel van weefsels;
  • melanocytenstimulerend hormoon (MSH), bevordert de vorming van melanine in de huid;
  • prolactine ofwel lactotroop hormoon (LTH), bevordert de ontwikkeling van melkklierweefsel tijdens de zwangerschap en stimuleert de melkproductie tijdens de periode dat de moeder borstvoeding geeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar ligt de pijnappelklier en wat produceert het?

A

ligt in de middenhersenen en produceert melatonine, wat belangrijk is voor een dag- en nachtritme en remt de geslachtsrijping tot de puberteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

waar ligt de schildklier en wat produceert het?

A

vlak onder het schildkraakbeen van het strottenhoofd en het produceert T3, T4 en calcitonine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat doen de T3 en T4 hormonen?

A
  • stimuleren de celstofwisseling in alle lichaamscellen en bevorderen de celgroei;
  • de vorming staat onder invloed van TSH uit de adenohypofyse.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hoe werkt de regelkring van concentratie TSH en T3 en T4?

A

In de regelkring werkt de hogere concentratie T3 en T4 remmend op de vorming van TSH (negatieve terugkoppeling).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hoe verlaagt calcitonine de calciumconcentratie in het bloed?

A
  • calciumopname in de botten te stimuleren;
  • terugresorptie van calcium uit de voorurine te verminderen;
  • calciumresorptie in de dunne darm te remmen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

waarvan is calcitonine een antagonist?

A

het parathormoon uit de bijschildklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

wat produceren de bijschildklieren?

A

Ze produceren het parathormoon dat de calciumconcentratie in het bloed verhoogt door:

23
Q

wat stimuleert het parathormoon in de bijschildklieren?

A
  • calciumafgifte van de botten naar het bloed te stimuleren;
  • terugresorptie van calcium uit de voorurine te stimuleren;
  • calciumresorptie in de dunne darm te stimuleren.
24
Q

welke 2 cellen bevatten de eilandjes van Langerhans?

A

alfa en beta cellen

25
Q

door welke soort cellen worden glucagon en insuline gemaakt en wat is de werking ervan?

A
  • glucagon, door alfa cellen. verhoogt de bloedsuikerspiegel door omzetting van glycogeen in glucose stimuleren.
  • insuline, door beta cellen. verlaagt de bloedsuikerspiegel door de omzetting van glucose in glycogeen te stimuleren;
    stimuleert glucose-opname in lichaamscellen.
26
Q

wat zijn glucagon en insuline van elkaar?

A

antagonisten

27
Q

de bijnierschors produceert 3 schorshormonen welke zijn dat?

A
  1. Mineralocorticoïden
  2. Glucocorticoïden
  3. geslachtshormonen
28
Q

wat doen Mineralocorticoïden?

A

Mineralocorticoïden, reguleren natrium- en kaliumgehalte van het bloed door:
* terugresorptie van natrium in de nier te bevorderen (natriumretentie);
* excretie van kalium in de nier te bevorderen (kaliumdepletie).

29
Q

wat doen Glucocorticoïden?

A

Glucocobeïnvloeden de glucosehuishouding en spelen een rol bij de afweer van het lichaam door:
* glucosevorming in de lever te stimuleren;
* opname van glucose door de cellen te remmen, waardoor meer glucose in het bloed blijft (antagonist van insuline);
* eiwitafbraak te stimuleren, waardoor grondstoffen voor glucosevorming vrijkomen;
* ontstekingsreacties en allergische reacties van het lichaam te remmen;
* vorming van antistoffen te remmen.
rticoïden,

30
Q

door welke 2 dingen wordt de bijnierschors aangestuurd?

A
  1. ACTH uit de adenohypofyse
  2. angiotensine uit het RAAS systeem
31
Q

wat produceert de bijniermerg?

A

adrenaline en noradrenaline

32
Q

hoe worden geslachtshormonen aangestuurd?

A

door de glandotrope hormonen in de adenohypofyse

33
Q

welke hormonen vormen eierstokken?

A

Oestrogenen:
* stimuleren de groei en ontwikkeling van de primaire en secundaire geslachtskenmerken;
* bevorderen de lengtegroei tijdens de puberteit;
* stimuleren de adenohypofyse tot de vorming van luteïniserend hormoon;
* stimuleren de groei van het endometrium (vanaf de menstruatie tot aan de ovulatie).
Progesteron:
* stimuleert de groei van het endometrium (na de ovulatie);
* houdt het endometrium tijdens de zwangerschap in stand.

34
Q

wat produceert de zaadballen?

A

Testosteron:
* stimuleert de groei en ontwikkeling van de primaire en secundaire geslachtsorganen;
* bevordert ook de vorming van zaadcellen;
* stimuleert de eiwitaanmaak en de spiergroei op veel plaatsen in het lichaam (anabole werking).

35
Q

welke 9 weefselhormonen zijn er?

A
  • renine, gevormd door de juxtaglomerulaire cellen in de nieren, speelt een rol in het RAAS;
  • erytropoëtine, vooral gevormd in de nieren, stimuleert in het rode beenmerg de vorming van rode bloedcellen;
  • gastrine, gevormd door de maagwand, stimuleert de productie van maagsap;
  • secretine, gevormd door de wand van de twaalfvingerige darm, stimuleert de afgifte van alvleeskliersap en gal (door de lever);
  • cholecystokinine, gevormd door de wand van de twaalfvingerige darm, stimuleert afgifte van alvleessap en gal (door de galblaas);
  • leptine, gevormd in vetweefsel, veroorzaakt via de hypothalamus een gevoel van verzadiging;
  • histamine, gevormd door beschadigde lichaamscellen, bindweefselcellen en bloedcellen, heeft uiteenlopende effecten afhankelijk van de plaats in het lichaam;
  • prostaglandines, gevormd door veel typen weefselcellen, hebben uiteenlopende effecten op de nabijgelegen weefselcellen.
  • osteocalcine, gevormd in de botten, betrokken bij het reguleren van de botaanmaak, bij de initiatie van de ‘vecht-of-vlucht-reactie’, bij de regulering van de hoeveelheid insuline en bij de kwaliteit van het geheugen.
36
Q

oorzaak DM1?

A

Bij deze vorm van suikerziekte maakt de pancreas geen insuline meer. Oorzaak van diabetes mellitus type 1 is meestal een auto-immuunproces. Immunoglobulinen tegen de eigen eilandjes van Langerhans zijn vooral in het begin van de ziekte aantoonbaar. Ook na pancreatitis of verwijdering van de pancreas kan diabetes mellitus type 1 ontstaan.

37
Q

symptomen DM1?

A

Moeheid ontstaat vooral door glucosegebrek in de spieren. Zonder insuline kan glucose uit bloed namelijk amper worden opgenomen in spiercellen. Polyurie (veel plassen) komt doordat de glomeruli bij hoge bloedsuikers zo veel glucose filtreren, dat de proximale tubulus dit iet meer kan reabsorberen. Polydipsie (veel drinken) is goed om de polyurie te compenseren. Jonge mensen met diabetes mellitus krijgen meestal voldoende water binnen om uitdroging te voorkomen.
Vermagering ontstaat omdat glucose de vetcellen niet kan bereiken. Vermagering bij diabetes mellitus type 1 treedt ook op bij goede eetlust. Er is een verhoogde gevoeligheid voor infecties, bijvoorbeeld urineweginfecties of candidainfecties. Slecht zien kan een gevolg zijn van de wisselende glucoseconcentratie rondom de ooglens. De ooglens zwelt dan op of wordt leeggezogen door de veranderende osmotische druk. Amenorroe (stoppen van de menstruatie) en impotentie komen vaak voor bij diabetes, meestal tijdelijk.

38
Q

oorzaak DM2?

A

Bij deze vorm van suikerziekte maakt de pancreas wel wat insuline, maar het werkt niet voldoende. Het is nog steeds onbekend waardoor de cellen niet goed reageren op insuline. Diabetes mellitus type 2 is duidelijk genetisch, ook spelen vetzucht en ouderdom een rol. Door erfelijke factoren kan de pancreas op leeftijd niet meer genoeg insuline maken om de minder gevoelige spiercellen van glucose te voorzien.

39
Q

symptomen DM2?

A

Verschijnselen van diabetes mellitus type 2 ontstaan geleidelijk, meestal bij oudere mensen. Dezelfde verschijnselen als bij type 1 treden op, maar milder en zonder vermagering.

40
Q

welke 3 schildklierafwijkingen heb je?

A
  • hyperthyeroidie, overproductie van schildklierhormoon
  • hypothyeroidie, trage schildklierproductie
  • struma, vergroting van de schildklier
41
Q

wat zijn 3 oorzaken van hyperthyreoidie?

A
  1. ziekte van Graves-Basedow–> berust op auto-immuniteit met schildklierstimulerende antistoffen
  2. toxisch multinodulair struma–> struma zijn er meerdere knobbels die te veel T3 en T4 produceren
  3. solitaire toxische nodus (toxisch adenoom) –> is er maar één knobbel met overproductie van thyroxine.(T4)
42
Q

symptomen hyperthyreoidie?

A

Afvallen (veel energie verstookt);
* Veel zweten (hoge warmteproductie);
* Gejaagd denken en gedrag (reacties gaan sneller);
* Tachycardie (snelle prikkelvorming en geleiding);

43
Q

behandeling hyperthyreoidie?

A
  • schildklierremmende medicatie zoals thiamazol.
  • thyreoidectomie
44
Q

4 oorzaken hypothyeroidie?

A
  1. congenitale
  2. ziekte van Hashimoto
  3. na thyreoidectomie
  4. Als de afgenomen schildklierwerking komt door uitval van hypofyse of hypothalamus (minder TSHafgifte), spreekt men van secundaire hypothyreoïdie.
45
Q

wat is de ziekte van Hashimoto?

A

een auto-immuunziekte waarbij antistoffen worden aangemaakt tegen de schildklier

46
Q

symptomen hypothyreoidie?

A

Door gebrek aan schildklierhormoon, dus vertraagde stofwisseling ontstaan:
* Gewichtsstijging (weinig energie);
* Kouwelijkheid (lage warmteproductie);
* Traag denken en handelen (reacties gaan langzamer);
* Obstipatie (peristaltiek is vertraagd).
 Andere verschijnselen van hypothyreoïdie zijn moeilijken te verklaren:
* Droge huid en haren;
* Lage krakerige stem;
* Myxoedeem (vooral gezicht en tong).

47
Q

welke 2 bijnierafwijkingen zijn er?

A
  1. syndroom van Cushing–> Dit is vaak een gevolg van prednisongebruik, maar kan ook komen door een adenoom in een bijnier.
  2. ziekte van Addison–> Omdat hierbij juist onvoldoende cortisol wordt afgegeven, zijn de verschijnselen min of meer tegengesteld aan die bij Cushing.
48
Q

oorzaken syndroom van Cushing?

A

Het syndroom van Cushing kan komen door gebruik van corticosteroïden, zoals prednison en dexamethason. Doel van deze geneesmiddelen is ontstekingsverschijnselen af te remmen of afstotingsreacties te onderdrukken. Cushing-verschijnselen kunnen ook optreden door een adenoom van de hypofyse, dat te veel ACTH produceert. In dat geval spreekt men van de ziekte van Cushing en zijn beide bijnieren hyperplastisch. Soms maken ook longcarcinomen (te veel) ACTH.

49
Q

symptomen ziekte van Cushing?

A
  • Verschijnselen:
  • Hoge bloedglucose (de gluconeogenese wordt gestimuleerd);
  • Dunne huid met striae (door geremde eiwitsynthese);
  • Neiging tot (maag)bloedingen (door geremde eiwitsynthese);
  • Groeivertraging en osteoporose (door geremde eiwitsynthese);
  • Stijging bloeddruk (soort aldosteroneffect);
  • Hoog Na+ en laag K+ (soort aldosteroneffect);
  • Vollemaansgezicht en dikke buik (mannelijke vetverdeling);
  • Dunne ledematen (mannelijke vetverdeling); * Overmatige lichaamsbeharing en amenorroe.
50
Q

behandeling syndroom van Cushing?

A

Wanneer het syndroom van Cushing komt door medicatie, lijkt dosisverlaging voor de hand te liggen. Maar middelen als prednison en dexamethason worden voorgeschreven om ernstige ontstekingsreacties en afstoting van organen af te remmen. Overmatige productie van cortisol kan tijdelijk geremd worden met ketoconazol. Hypofyseadenomen (ziekte van Cushing) worden zo mogelijk transsfenoïdaal verwijderd. Een adenoom van de bijnier wordt behandeld met een eenzijdige adrenalectomie. Gewoonlijk worden er na deze ingreep nog voldoende hormonen geproduceerd door de andere bijnier. Bij een ACTH-producerende longkanker kan de cortisolproductie afgeremd worden met ketoconazol of een adrenalectomie beiderzijds

51
Q

Oorzaken bijnierschorsinsufficiëntie / ziekte van Addison?

A

Meestal wordt de schors van de bijnieren uitgeschakeld door een auto-immuunontsteking. Maar ook infecties, zoals tuberculose en cytomegalievirus, kunnen de bijnierschors uitschakelen. Bij deze primaire bijnierproblemen spreekt men van ziekte van Addison. Bijnierschorsinsufficiëntie kan ook secundair zijn aan uitval van de hypofyse. Vaak zijn er dan ook verschijnselen van hypothyreoïdie en verminderde afgifte van geslachtshormonen.

52
Q

verschijnselen ziekte van Addison?

A

Bijnierschorsinsufficiëntie begint vaak sluipend met moeheid en flauwvallen door hypoglycemie en lage bloeddruk. Ook kunnen maag- en darmproblemen met misselijkheid en gewichtsverlies optreden door elektrolytafwijkingen. Deze verschijnselen komen door een tekort aan cortisol en aldosteron.

53
Q

behandeling ziekte van Addison/bijnierschorsinsufficiëntie ?

A

De therapie bestaat vooral uit suppletie of substitutie van hydrocortison (en fludrocortison). Hydrocortison is een glucocorticoïd, dat cortisol vervangt. Fludrocortison is een mineralcorticoïd dat dezelfde effecten heeft als aldosteron