week 4 Athena Flashcards

1
Q

emoties

A

zijn korte, specifieke subjectieve reacties die helpen doelen te behalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

evolutionaire benadering

A

ziet emoties als adaptieve reacties voor aan overleving gerelateerde bedreigingen en mogelijkheden, dus emoties zouden universeel moeten zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

culturele benadering

A

gaat ervan uit dat emoties beïnvloed worden door waarden en tollen in bepaalde culturen en dat ze kunnen verschillen per cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Darwin’s hypotheses over de nut van emoties (evolutionaire)

A
  1. alle mensen hebben dezelfde 30-40 gezichtsspieren gebruikt om te communiceren.
  2. delen geschiedenis met andere zoogdieren, dus zouden onze emotie-uitdrukkende gedragingen hetzelfde moeten zijn.
  3. blinde individuen zijn in staat op expressies te laten zien die gelijk zijn an die van mensen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

focale emoties

A

zijn emoties die relatief vaak voorkomen en met meer intensiteit ervaren worden binnen een cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

affect valuatie theorie

A

stelt dat emoties die culturele idealen begunstigen, gewaardeerd zijn en dus prominent zijn in de sociale levens van individuen binnen die cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verbreed-en-bouw hypothese

A

vernauwen negatieve emoties onze perceptie en verbreden positieve emoties onze gedachten en acties die zorgen dat mensen meer vergelijking zien tussen zichzelf en anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale intuïtionistische model van morele beoordeling

A

stalt dat onze morele beoordelingen resulteren uit snelle en emotionele intuïtie, die dan de manier waarop mensen redeneren over bepaalde dingen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

morele fundatie theorie

A

wordt gesteld dat er vijf universele morele domeinen zijn waarin specifieke emoties morele beoordelingen kunnen leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zorg/kwaad (morele fundatie theorie)

A

centreert op het lijden van anderen; getriggerd door signalen van zwakheid en pijn; wakkert emoties zoals sympathie op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eerlijkheid/valsspelen (morele fundatie theorie)

A

centreert op zorgen dat anderen op een eerlijke manier handelen; door oneerlijke daden; wakkert emoties zoals woede aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

loyaliteit/verraad (morele fundatie theorie)

A

over de toewijding aan groepen, basis van sterke en verbonden groepen; emoties als trots of woede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

autoriteit/subversie (morele fundatie theorie)

A

over het vinden van een plaats in sociale hiërarchie; emotie als schaamte, angst, trots of ontzag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

puurheid/degradatie (morele fundatie theorie)

A

gevaarlijke ziekten en besmetting vermijden, evenals sociaal onzuivere ideeën of acties; emoties als afkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

affectieve voorspellingen

A

het voorspellen van emoties in de toekomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

immuun verwaarlozing

A

de neiging om de eigen capaciteit om veerkrachtig te zijn onderschatten. dit leidt tot de gedachte dat problemen in het leven het geluk meer verminderen dan daadwerkelijk het geval is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

focalisme

A

de neiging om te veel te focussen op centrale aspecten van een gebeurtenis terwijl andere aspecten, die ook iemands tevredenheid vormen, genegeerd worden.

18
Q

vijandige agressie

A

gedrag dat voortkomt uit gevoelens van boosheid en vijandigheid , gericht op het schaden van anderen op een fysieke of psychologische manier.

19
Q

instrumentele agressie

A

agressie die niet voortkomt uit pure vijandigheid, maar eerder als doel om status te verhogen, aandacht te trekken, of uit politieke of ideologische opvattingen.

20
Q

vijf reacties geassocieerd met gewelddadige videogames

A
  1. verhoogd agressief gedrag
  2. verlaagd prosociaal gedrag
  3. verhoogde agressieve gedachten
  4. verhoogde agressieve emoties zoals woede
  5. verhoogde bloeddruk en hartslag
21
Q

dehumanisatie

A

staat bekend als de toeschrijving van niet-menselijke eigenschappen aan anderen.

22
Q

dehumanisatie soorten

A
  1. een persoon kan ontkend worden in zijn menselijke natuur.

2. een persoon kan ontkend worden in zijn menselijke uniciteit.

23
Q

eercultuur

A

zijn bezorgd over hun reputatie van taaiheid machismo en hun bereidheid en vermogen om zichzelf te verdedigen als reactie op beledigen.

24
Q

verkrachting vatbare culturen

A

culturen waarin verkrachting gebruikt werd als een oorlogsdaad tegen vijandelijke vrouwen. zulke culturen zijn waarschijnlijker om veel geweld, een geschiedenis van frequente oorlogsvoering en een nadruk op machismo en mannelijke taaiheid te hebben.

25
Q

inclusieve fitness

A

staat bekend als onze eigen overleving en die van onze nakomelingen. voor stiefouder is er geen verbetering in hun inclusieve fitness als ze zorgen voor hun stiefkinderen.

26
Q

precaire mannelijkheid hypothese

A

kan de mannelijke geslachtsidentiteit van kracht en hardheid beschadigd worden door verschillende factoren. de identiteit van mannen kwetsbaarder zijn dan die van vrouwen, waardoor mannen meer risicovol, en vaak agressiever gedrag gaan vertonen om hun mannelijkheid te bewijzen.

27
Q

altruisme

A

staat bekend als pro-sociaal gedrag waarvan anderen profiteren en dat wordt gedaan zonder dat er voordelen voor de uitvoerende persoon zijn.

28
Q

3 motieven voor altruïstische actie

A
  1. sociale beloning
  2. persoonlijke nood
  3. empatische zorg
29
Q

bijstand interventie

A

verwijst naar de handeling om iemand te helpen als mensen getuigen van een noodgeval.

30
Q

spreiding van verantwoordelijkheid

A

mensen gaan ervan uit dat andere mensen de situatie ook hebben gezien en zullen ingrijpen, hierdoor voelt iedereen zich minder verantwoordelijk.

31
Q

pluralistische onwetendheid

A

komt voor wanneer mensen onzeker zijn over wat er gebeurt en wanneer ze ervan uitgaan dat alles goed is omdat niemand anders reageert.

32
Q

kin selectie

A

wordt beschouwd als een evolutionaire strategie. gedrag dat de kans op overleving van genetische verwanten vergroot, wordt bevorderd.

33
Q

wederkerige altruïsme

A

veronderstelling dat we, wanneer we andere helpen, verwachten dat zij in de toekomst ook iets voor ons doen. vergroot de overlevingskansen.

34
Q

gevangenendilemma

A

soort spel waarin twee deelnemers van elkaar zijn gescheiden en gevraagd wordt of zij met elkaar willen samenwerken of deserteren.

35
Q

reputatie

A

bestaande uit collectieve overtuigingen, de evaluatie of de indruk van andere mensen over deze personen die ontwikkelen binnen een groep of sociale netwerk, kan het resultaat van het gevangendilemma beïnvloeden.

36
Q

tit-for-tat-strategie

A

werkt men samen met elke tegenstander in de eerst ronde en doet daarna alles na wat de tegenstander deed in de vorige ronde. deze strategies coöperatief, niet jaloersmakend, niet-exploitabel, vergevingsgezind en gemakkelijk te herkennen.

37
Q

Eerste hypothese testen van Darwin (Ekman en Friesen): Mensen in alle culturen op een vergelijkbare manier moeten communiceren en emoties kunnen waarnemen.

A

gingen naar Papoea-Nieuw-Guinea emoties op foto’s van gezichten beoordelen. De emoties waren boosheid, afgunst, angst, geluk, verdriet en verbazing. Beide groepen herkenden de emoties meer nauwkeurig dan verwacht werd.

38
Q

beschadiging aan de orbifrontale cortex

A

verliezen het vermogen om op hun emoties te vertrouwen en om zich op manieren te gedragen die bij de huidige situatie passen.

39
Q

geluk bestaat uit twee methoden

A

levenstevredenheid: hoe goed je denkt dat het gaat met je leven.
emotionele gezondheid: het evenwicht van positieve en negatieve emoties op elk moment in de tijd gedurende een bepaalde tijdsduur. het gaat er hierbij om wat je op een bepaald moment voelt.

40
Q

Sociale afwijzing evolutionaire gezien

A

dit kan de dood betekenen. Deze afwijzing activeert ons systeem voor verdediging bij bedreigingen; het fight or flightsysteem, waaronder de afgifte van cortisol en defensieve agressie neigingen.

41
Q

Verschillende soorten geweld zijn waarschijnlijker in landen waar grotere inkomensongelijkheid bestaat tussen de tijken en armen. Zijn hier verklaringen voor:

A
  • gevoelens van sociale afwijzing van degenen die onder die samenlevingen staan, kunnen geweld veroorzaken
  • ongelijkheid kan de gevoelens van vertrouwen en goede wil ondermijnen in mensen en leiden tot meer geweld en misdaad
  • ongelijkheid leidt tot een extremere concurrentie tussen mannen voor economische middelen en toegang tot vrienden.
42
Q

Mensen van het platteland zijn waarschijnlijker om te helpen dan mensen uit de stad:

A
  • de hoeveelheid prikkels is in stedelijke omgevingen te hoog om alles op te kunnen merken.
  • stedelijke gebieden bestaan uit meer uiteenlopende populaties, waardoor de kans dat iemand vergelijkbaar is met jezelf kleiner is.
  • er zijn meer mensen in stedelijke omgevingen die te hulp kunnen schieten.
  • in landelijke omgevingen is de kans groter dat altruïstische acties worden waargenomen door bekenden.