hoofdstuk 10 athena Flashcards

1
Q

gezamelijke verhoudingen

A

voelen individuen een speciale verantwoordelijkheid voor elkaar en geven en ontvangen ze volgens het principe van behoefte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ruilverhoudingen

A

deze zijn van korte duur en individuen voelen geen speciale verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

maatschappelijke uitwisselingstheorie

A

hangt de manier waarop mensen zich voelen over een relatie af van hun perceptie van hun kosten en beloningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vergelijkinsniveau

A

dit gaat over de verwachtingen die mensen hebben als ze denken over wat ze verdienen of verwachten dat ze uit een relatie krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vergelijkingsniveau voor alternatieven

A

gaat over de verwachtingen die mensen hebben over wat ze uit alternatieve relaties kunnen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gelijkheidstheorie

A

willen mensen ook eerlijkheid of gelijkheid in hun relaties nastreven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

attachment theorie

A

vormen vroege hechtingen met ouders en andere verzorgers de relaties die we later in leven hebben..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

securely attached

A

deze kinderen waren waarschijnlijker om de omgeving te verkennen en voelde zich veilig zelfs wanneer de verzorger niet in contact was met hen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

anxious attached

A

deze kinderen waren van streek in de onbekende omgeving en werden minder gerustgesteld door de verzorger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

avoidant attachment

A

kinderen met dit soort hechting kunnen de aandacht afwijzen wanneer het door de verzorger wordt aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

anxiety dimension of attachments

A

de mate van angst die een persoon heeft om te worden afgewezen of verlaten in een hechte relatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

avoidance dimension of attachments

A

de mate waarin een persoon comfortabel is met intimiteit en afhankelijkheid van partners.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

mere exposure effect

A

houdt in dat hoe meer je blootgesteld bent aan iets, hoe leuker je het vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

complementariteit

A

het idee dat mensen op zoek zijn naar andere eigenschappen dan die van zichzelf die hun eigen kenmerken aanvullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

status uitwisseling hypothese

A

verhoogt romantische aantrekkingskracht wanneer twee individuen elkaar complementeren aangaande met hun sociale status door elkaar een hogere status aan te bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

self-fulfilling prophecies

A

iemand kan praten op manieren die de warmte en zelfvertrouwen brengen zoals we van die persoon hadden verwacht. mensen zich gedragen op manieren die teweegbrengen wat ze hadden verwacht dat zou gebeuren.

17
Q

reproductieve conditie

A

de capaciteit om hun genen door te geven. associeren aantrekkelijke mensen hiermee.

18
Q

facial attractiveness

A

geassocieerd met bilaterale symmetrie omdat het gezien wordt als een signaal van het vermogen van een organisme om ziekte te weerstaan

19
Q

companionate love

A

liefde wie we ervaren met mensen die we meestal vertrouwen, waarmee we activiteiten en interesses delen en graag bij willen zijn, zoals vrienden en familieleden.

20
Q

compassionate love

A

streven naar gemeenschappelijke relatie, met banden gericht op het monitoren en reageren op de behoeften van de ander.

21
Q

romantic love

A

liefde geassocieerd met intense meotie en seksueel verlangen.

22
Q

investment model of commitment

A

zijn drie factoren die zorgen dat partners meer inzetten voor elkaar.

  1. tevredenheid
  2. relatieve afwezigheid
  3. investeringen