week 4 Flashcards
De student kan de consequenties van spondylose op langer termijn benoemen (spondylolysis, spondylolisthesis, spondylodesis)
Spondylose (= breuk van de wervel) - Primair -> Degeneratief - Secundair o M. Scheuermann o Langdurig gebruik cortisonen
Spondylolysis (= breuk van de wervelboog) Ontstaat meestal bij kinderen en/of adolescenten als gevolg van overmatige strekactiviteit (bij sporten als turnen, ballet, rugby, karate). Er ontstaat dan een stressfractuur, meestal op L5.
Spondylolisthesis (=afglijden van de wervel) De bovengelegen wervel glijdt af naar voren ten opzichte van de ondergelegen wervel.
Oorzaak:
- Hypermobiliteit/hyperlordose
- Spondylolysis
Symptomen:
- LRK, uitstralend in de billen
- Trappetje fenomeen
- Bij verder afglijden ook uitstraling in de benen
- Bij ernstige afglijding ook rijbroekanasthesie en incontinentie
Spondylodesis (= vastzetten van de wervel)
Dit wordt voornamelijk toegepast bij een patiënt met een spondylolisthesis
De student kan de kenmerken van een lumbaal radiculair syndroom benoemen.
- Pijn in de rug, bil en been, veelal tot in de tenen.
- Tintelingen
- Uitvalsverschijnselen van reflexen, spierkracht en sensibiliteit.
- Beperkte beweeglijkheid van de zenuw (positieve zenuwrektest).
De student kan van de vertebrale gewrichten de bouw beschrijven en bewegingsmogelijkheden benoemen.
bestaat uit 2 soorten gewrichten:
- Symphysis intervertebralis wordt gevormd door 2 corpora met de tussenliggende discus.
- Art. zygapophysialis, oftewel facetgewricht, wordt gevormd door de facies articularis inferior van de bovengelegen wervel en de facies articularis posterior van de ondergelegen wervel
flexie, extensie, lateroflexie, rotatie, 3d flexie en extensie
De student kan van de rib-wervel gewrichten de bouw beschrijven en bewegingsmogelijkheden benoemen.
bestaat uit 2 gewrichten, makkelijk te onthouden met CCTT.
- Art. capitis costae: Corpus van de wervel articuleert met Caput van de costae
- Art. costotransversaria: Tuberculum van de costae articuleert met proc. Transversus van de wervel
bovenste ribben bewegen als en bucket handle omhoog, onderste ribben bewegen als chicken wings naar buiten.
De student kan van het SI-gewricht de bouw
beschrijven bewegingsmogelijkheden benoemen.
wordt gevormd door het sacrum en het ilium. Op beide botstukken zitten een oorvormig gewrichtsvlak: facies auricularis ossis sacri op het sacrum en facies auricularis ossis ilii op het ilium.
nutatie en contra-nutatie
De student kan de bouw van de discus van het voorste intervertebrale gewricht beschrijven.
De discus bestaat uit de anulus fibrosus (AF) en nucleus pulposus (NP) en wordt van boven en onder gesloten door dekplaten van hyalien kraakbeen. De AF vangt voornamelijk trekkrachten op, terwijl de NP voornamelijk drukkrachten opvangt.
De student kan de histologie en werking van de nucleus en anulus fibrosus beschrijven.
Anulus Fibrosus:
de AF is een vezelige ring die uit een aantal concentrische lamellen bestaat. In iedere lamel lopen de vezels schuin, maar de richting is in de opeenvolgende lamellen steeds tegengesteld. De vezels aan de periferie lopen verticaal en naar het centrum toe gaan ze steeds schuiner lopen. Dit zorgt ervoor dat de AF heel goed de rekkrachten op kan vangen. De centrale vezels die contact hebben met de NP, lopen bijna horizontaal en beschrijven een lange, schroefvormige baan van de ene sluitplaat naar de andere. Zo wordt de NP ingesloten de sluitplaten en de AF, in een ruimte die vrijwel geen rek toelaat.
Nucleus Pulposus:
is een gelatineuze substantie. De doorzichtige gelei bestaat voor 80-85% uit water en is zeer hydrofiel. De chemische structuur heeft als basis een matrix van glycosaminoglycanen (GAG’s). De NP heeft een hoge osmotische druk en zuigt daardoor veel water aan. Naarmate de dag verstrijkt wordt er steeds meer water uit de NP geperst, dit wordt opgezogen in het spongieuze bot van de corpora. Als het lichaam in rust verkeerd wordt dit water weer opgezogen door de NP door de GAG’s die zich daarin bevinden. Hierdoor ben je aan het begin van de dag een paar centimeter groter dan aan het eind van de dag
De student kan aan de hand van de stand van een facetgewricht in de ruimte de bewegingsmogelijkheid beschrijven.
- cervicaal: transversale vlak, longitudinale as, rotatie.
- thoracaal: frontale vlak, saggitale as, lateroflexie.
- lumbaal: saggitale vlak, transversale as, flexie-extensie.
De student kan de ligamenten van de rib-wervelgewrichten op een plaatje herkennen.
lig. Costotransversarium
lig. Costotransversarium laterale
lig. Costotransversarium superior
De student kan de ligamenten van het SI-gewricht op een plaatje herkennen.
lig. Iliolumbale
lig. Arcuatum pubis
lig. Sacrotuberale
lig. Sacroiliacum anterior
lig pubicum superius
lig.sacrospinale
De student kan de etiologie, pathogenese en symptomen bij osteoporose benoemen
Etiologie (= oorzaak) - Primair: botverlies zonder aanwijsbare oorzaak, terwijl er wel een samenhang is met het natuurlijke verouderingsproces. - Secundair: botverlies door een aanwijsbare oorzaak: o Inflammatoire darmziekten o Coeliakie o Osteogenesis imperfecta o Anorexie nervosa o Reumatoïde artritis o Langdurig gebruik corticosteroïden
Pathogenese (= ziekteverloop)
- Primair:
o Postmenopauzale osteoporose vindt men bij vrouwen tussen de 51 en 61 jaar, waarbij een duidelijk verhoogd verlies van trabeculair botweefsel bestaat. Na de menopauze zijn de osteoblasten niet meer zo actief. Hierdoor is de balans tussen osteoclasten/osteoblasten verstoord, en hebben de osteoclasten de overhand. De wervels worden ‘afgebroken’ en zakken in.
o Osteoporose bij ouderen vindt men zowel bij vrouwen als bij mannen boven de 65 jaar.
De aandoening wordt gekenmerkt door het verlies van trabeculair en corticaal botweefsel.
Symptomen
- Kyfotische houding
- afgenomen lichaamslengte
- Gering trauma kan fractuur veroorzaken
De student kan de gele vlaggen voor aspecifieke lage rug pijn benoemen.
Psychologische en psychosociale stress
Pijn gerelateerde angsten en of vermijdingsgedrag
Somatisatie
Depressieve klachten
De student kan de systemen van de rugspieren benoemen.
spinaal systeem transversospinaal systeem lateraal systeem: 1. transversaal 2. intertransversaal spinotransversaal systeem
De student kan de rol van het spiercorset van de romp m.b.t. stabiliteit beschrijven.
Het spiercorset wordt gevormd door het middenrif, de buikspieren, de bekkenbodem spieren en de rugspieren. Als je daar goed naar kijkt, dan kun je het zien als een kooi van spieren om de lumbale wervelkolom heen. Als je deze spieren dus allemaal zou aanspannen, zou je daarmee de stabiliteit van de LWK kunnen verbeteren.
De student kan de drie sturingssystemen volgens het stabiliserend systeem benoemen.
Het stabiliserend systeem wordt beïnvloed door de interactie tussen drie systemen: - Het passieve sturingssysteem - Het actieve sturingssysteem o Local stabilizers o Global movers - Het neurale sturingssysteem o Nervi