week 2 Flashcards
De student kan de begrippen “tangentieel vlak”, “normaal”, “capsulair patroon”, “closed pack position”
en “maximal loose pack position” beschrijven.
tangentieel vlak: is het vlak gelegen op de meest uitstekende delen van het concave botstuk
de normaal: is de lijn die loodrecht op het tangentieel vlak staat, de normaal is ook altijd de tractie richting
capsulair patroon: de volgorde van bewegingsbeperperkingen in een bepaald gewricht, ontstaat bij ontstekingen van het hele kapsel zoals artritis en artrose
closed pack position: grootse contact van kom met de kop, kapsel staat op spanning, grootste stabiliteit
maximal loose pack position: minste contact van kom met de kop, kapsel minst op spanning, minste stabiliteit
De student kan vanuit de convex-concaaf regel van elk gewricht, waarbij deze regel van toepassing is,
de artrokinematische bewegingen beschrijven
als de concaaf punctum fixum is wordt er een rolschuif beweging gemaakt.
als de concaaf punctum mobliae is wordt er een schommel/glij gemaakt.
De student kan van het art. humeri de benamingen noemen van
de volgende onderdelen wanneer van toepassing.
* Kop/Kom
* Capsulair patroon
* Richting normaal/ tractierichting
* Ligamenten en remmingen van deze ligamenten
kop: caput humeri
kom: cavitas glenoidale
capsulair patroon: Exorotatie> abductie > endorotatie
richting normaal: lateraal/ventraal/iets craniaal
Ligamenten + remmingen:
Lig. glenohumerale superior: Exorotatie
Lig. glenohumerale inferior: Abductie + exorotatie
Lig. glenohumerale mediale: Abductie + exorotatie
Lig. coracohumerale anteriore vezels: retroflexie
Lig. coracohumerale posteriore vezels: anteflexie
De student kan van het SC-gewricht de benamingen noemen van
de volgende onderdelen wanneer van toepassing.
* Kop/Kom
* Capsulair patroon
* Richting normaal/ tractierichting
* Ligamenten en remmingen van deze ligamenten
Kop: Sternum/clavicula
Kom: clavicula/sternum
Bij protractie/retractie is het sternum de kop en de clavicula de kom. Bij elevatie/depressie is de clavicula de kop en het strenum de kom.
Capsulair patroon: max. bewegingsuitslagen + pijn Richting normaal/ tractierichting: Lateraal, dorsaal, iets craniaal (vanuit sternum)
Ligamenten + remmingen:
Lig. sternoclaviculare posterior: Protractie
Lig. sternoclaviculare anterior : Retractie
Lig. costoclaviculare: elevatie/protractie/retractie
Lig. interclaviculare: depressie
De student kan van het AC-gewricht de benamingen noemen van
de volgende onderdelen wanneer van toepassing.
* Kop/Kom
* Capsulair patroon
* Richting normaal/ tractierichting
* Ligamenten en remmingen van deze ligamenten
Kop: n.v.t. Kom: n.v.t. Capsulair patroon: Maximale bewegingsuitslagen en pijn Richting normaal/ tractierichting: craniaal, ventraal en mediaal vanuit acromion Ligamenten + remmingen: Lig. coracoacromiale, stabilisatie Lig. acromioclaviculare, stabilisatie Lig. coracoclaviculare, stabilisatie
De student kan van het art. humeri, de volgende waarden benoemen wanneer van toepassing.
- De verschillende bewegingsmogelijkheden in het gewricht
- CPP/MLPP
- Richting normaal/ tractierichting
- ROM’s van de verschillende bewegingen in het gewricht
- Translatierichtingen bij de verschillende bewegingen
Bewegingen + ROMs: anteflexie (90-100), retroflexie (60), exorotatie (90), endorotie (90), abductie (80-90) en adductie (75).
cpp: max abductie, exorotatie, max horizontale abductie
mlpp: 60 anteflexie en abductie, 30 exorotatie
Richting normaal/ tractierichting: lateraal/ventraal/iets craniaal
De student kan van het SC-gewricht en het AC-gewricht de volgende waarden
benoemen wanneer van toepassing.
* De verschillende bewegingsmogelijkheden in het gewricht
* CPP/MLPP
* Richting normaal/ tractierichting
* ROM’s van de verschillende bewegingen in het gewricht
*Translatierichtingen bij de verschillende bewegingen
Bewegingen + ROMs: Protractie (30), retractie (25), depressie (10), elevatie (40), axiale rotatie
CPP: n.v.t.
MLPP: n.v.t.
Richting normaal/ tractierichting: Lateraal, dorsaal, iets craniaal (vanuit sternum)
De student kan van het AC-gewricht de volgende waarden
benoemen wanneer van toepassing.
* De verschillende bewegingsmogelijkheden in het gewricht
* CPP/MLPP
* Richting normaal/ tractierichting
* ROM’s van de verschillende bewegingen in het gewricht
*Translatierichtingen bij de verschillende bewegingen
Bewegingen + ROMs: protractie, retractie; elevatie, depressie; mediorotatie, laterorotatie
CPP: n.v.t.
MLPP: n.v.t.
Richting normaal/ tractierichting: craniaal, ventraal en mediaal vanuit acromion
De student kan het verschil tussen primaire en secundaire impingement aangeven.
primair:
Vooral oudere pt > 40 jaar, denk aan NEER
Structurele veranderingen, afgrenzing subacromiale ruimte.
Veranderingen van de vulling van de subacromiale ruimte.
secundair:
Oorzaak ligt niet direct in de subacromiale ruimte.
Etiologie is van groot belang
Veroorzaakt een primair subacromiaal syndroom ???????????????
De student herkent de symptomatologie van een schouder impingement.
- Leeftijd; jongere personen met name secundair impingement. Vanaf 40 jaar neemt het risico op primair impingement toe.
- Pijn; met name ter hoogte van de laterale zijde van de bovenarm, soms uitstralend naar distaal ( dorsolaterale onderarm).
- De pijn neemt toe bij bovenhoofdse activiteiten.
- Pijn neemt veelal toe bij het brengen van de arm op de rug. • Er kunnen nachtelijke pijnen aanwezig zijn. Het liggen op de aangedane zijde is hierbij het probleem (cuff beschadiging?)
- Pijn heeft scherp karakter
- Objectiveren door VAS of NRS • Beperkingen in activiteiten en participatie
- Pijn bij abductie en elevatie» reiken (stukadoor), pakken, tillen/verplaatsen met afgevoerde arm Fysieke beroepen), gooien/werpen (sport)
- Pijn bij het endoroteren in abductie stand» insteken in mouw, vast maken BH bandje Aankleden), iets achter het lichaam pakken
- Te objectiveren door de DASH of SPADI
- Soms crepitaties
De student kan uitleggen wat impingement is.
een inklemming van een structuur. bij de schouder is dit meestal in de subacromiale ruimte
De student kent de etiologie van schouderimpingement
??????????
De student kan de fysiologische herstelprocessen beschrijven na een bindweefseltrauma in de onstekingsfase
Proces:
- vasoconstrictie,
- Invasie macrofagen en leukocyten,
- Vrijkomen bradykinine, histamine, prostaglandine
- Contractie myofibroblasten
effect:
- hemostase
- Afbraak weefselresten
- Oedeem en hyperalgesie
- Wondcontractie
doel:
- voerkomen bloedverlies uit bloedvaten
- reinigen wondgebied
- ontzien van wondgebied
- verkleinen wondgebied
De student kan de fysiologische herstelprocessen beschrijven na een bindweefseltrauma in de proliferatiefase
proces
- Sterke activiteit fibroblasten
- Functionele mechanische, onbelaste prikkels
- Nieuwvorming capillairen
- Functionele mechanische, belaste prikkels
effect:
- Intensieve productie collageen type III
- Ordening collagene vezels in trekrichting
- Aanleveren zuurstof fibroblast
- Versterking collageen
doel:
- Opbouw granulatieweefsel
- Voorkómen littekenweefsel
- Synthese collageen type I
- Toename belastbaarheid weefsel
De student kan de fysiologische herstelprocessen beschrijven na een bindweefseltrauma in de remodelleringsfase
proces:
- Toename crosslinking
- Productie grondsubstantie
- Ingroei zenuwvezels
effect:
- Toename treksterkte
- Toename GAG’s en PG’s
- Herstel Propriocepsis
doel:
- Toename belastbaarheid weefsel
- Toename belastbaarheid weefsel
- Herstel van stabiliteit