week 2 Flashcards

1
Q

De student kan de begrippen “tangentieel vlak”, “normaal”, “capsulair patroon”, “closed pack position”
en “maximal loose pack position” beschrijven.

A

tangentieel vlak: is het vlak gelegen op de meest uitstekende delen van het concave botstuk

de normaal: is de lijn die loodrecht op het tangentieel vlak staat, de normaal is ook altijd de tractie richting

capsulair patroon: de volgorde van bewegingsbeperperkingen in een bepaald gewricht, ontstaat bij ontstekingen van het hele kapsel zoals artritis en artrose

closed pack position: grootse contact van kom met de kop, kapsel staat op spanning, grootste stabiliteit

maximal loose pack position: minste contact van kom met de kop, kapsel minst op spanning, minste stabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De student kan vanuit de convex-concaaf regel van elk gewricht, waarbij deze regel van toepassing is,
de artrokinematische bewegingen beschrijven

A

als de concaaf punctum fixum is wordt er een rolschuif beweging gemaakt.
als de concaaf punctum mobliae is wordt er een schommel/glij gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De student kan van het art. humeri de benamingen noemen van
de volgende onderdelen wanneer van toepassing.
* Kop/Kom
* Capsulair patroon
* Richting normaal/ tractierichting
* Ligamenten en remmingen van deze ligamenten

A

kop: caput humeri
kom: cavitas glenoidale
capsulair patroon: Exorotatie> abductie > endorotatie
richting normaal: lateraal/ventraal/iets craniaal
Ligamenten + remmingen:
Lig. glenohumerale superior: Exorotatie
Lig. glenohumerale inferior: Abductie + exorotatie
Lig. glenohumerale mediale: Abductie + exorotatie
Lig. coracohumerale anteriore vezels: retroflexie
Lig. coracohumerale posteriore vezels: anteflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De student kan van het SC-gewricht de benamingen noemen van
de volgende onderdelen wanneer van toepassing.
* Kop/Kom
* Capsulair patroon
* Richting normaal/ tractierichting
* Ligamenten en remmingen van deze ligamenten

A

Kop: Sternum/clavicula
Kom: clavicula/sternum
Bij protractie/retractie is het sternum de kop en de clavicula de kom. Bij elevatie/depressie is de clavicula de kop en het strenum de kom.
Capsulair patroon: max. bewegingsuitslagen + pijn Richting normaal/ tractierichting: Lateraal, dorsaal, iets craniaal (vanuit sternum)
Ligamenten + remmingen:
Lig. sternoclaviculare posterior: Protractie
Lig. sternoclaviculare anterior : Retractie
Lig. costoclaviculare: elevatie/protractie/retractie
Lig. interclaviculare: depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De student kan van het AC-gewricht de benamingen noemen van
de volgende onderdelen wanneer van toepassing.
* Kop/Kom
* Capsulair patroon
* Richting normaal/ tractierichting
* Ligamenten en remmingen van deze ligamenten

A
Kop: n.v.t.
Kom: n.v.t.
Capsulair patroon: Maximale bewegingsuitslagen en pijn
Richting normaal/ tractierichting: craniaal, ventraal en mediaal vanuit acromion 
Ligamenten + remmingen:
Lig. coracoacromiale, stabilisatie
Lig. acromioclaviculare, stabilisatie
Lig. coracoclaviculare, stabilisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De student kan van het art. humeri, de volgende waarden benoemen wanneer van toepassing.

  • De verschillende bewegingsmogelijkheden in het gewricht
  • CPP/MLPP
  • Richting normaal/ tractierichting
  • ROM’s van de verschillende bewegingen in het gewricht
  • Translatierichtingen bij de verschillende bewegingen
A

Bewegingen + ROMs: anteflexie (90-100), retroflexie (60), exorotatie (90), endorotie (90), abductie (80-90) en adductie (75).
cpp: max abductie, exorotatie, max horizontale abductie
mlpp: 60 anteflexie en abductie, 30 exorotatie
Richting normaal/ tractierichting: lateraal/ventraal/iets craniaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De student kan van het SC-gewricht en het AC-gewricht de volgende waarden
benoemen wanneer van toepassing.
* De verschillende bewegingsmogelijkheden in het gewricht
* CPP/MLPP
* Richting normaal/ tractierichting
* ROM’s van de verschillende bewegingen in het gewricht
*Translatierichtingen bij de verschillende bewegingen

A

Bewegingen + ROMs: Protractie (30), retractie (25), depressie (10), elevatie (40), axiale rotatie
CPP: n.v.t.
MLPP: n.v.t.
Richting normaal/ tractierichting: Lateraal, dorsaal, iets craniaal (vanuit sternum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De student kan van het AC-gewricht de volgende waarden
benoemen wanneer van toepassing.
* De verschillende bewegingsmogelijkheden in het gewricht
* CPP/MLPP
* Richting normaal/ tractierichting
* ROM’s van de verschillende bewegingen in het gewricht
*Translatierichtingen bij de verschillende bewegingen

A

Bewegingen + ROMs: protractie, retractie; elevatie, depressie; mediorotatie, laterorotatie
CPP: n.v.t.
MLPP: n.v.t.
Richting normaal/ tractierichting: craniaal, ventraal en mediaal vanuit acromion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De student kan het verschil tussen primaire en secundaire impingement aangeven.

A

primair:
Vooral oudere pt > 40 jaar, denk aan NEER
Structurele veranderingen, afgrenzing subacromiale ruimte.
Veranderingen van de vulling van de subacromiale ruimte.

secundair:
Oorzaak ligt niet direct in de subacromiale ruimte.
Etiologie is van groot belang
Veroorzaakt een primair subacromiaal syndroom ???????????????

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De student herkent de symptomatologie van een schouder impingement.

A
  • Leeftijd; jongere personen met name secundair impingement. Vanaf 40 jaar neemt het risico op primair impingement toe.
  • Pijn; met name ter hoogte van de laterale zijde van de bovenarm, soms uitstralend naar distaal ( dorsolaterale onderarm).
  • De pijn neemt toe bij bovenhoofdse activiteiten.
  • Pijn neemt veelal toe bij het brengen van de arm op de rug. • Er kunnen nachtelijke pijnen aanwezig zijn. Het liggen op de aangedane zijde is hierbij het probleem (cuff beschadiging?)
  • Pijn heeft scherp karakter
  • Objectiveren door VAS of NRS • Beperkingen in activiteiten en participatie
  • Pijn bij abductie en elevatie» reiken (stukadoor), pakken, tillen/verplaatsen met afgevoerde arm Fysieke beroepen), gooien/werpen (sport)
  • Pijn bij het endoroteren in abductie stand» insteken in mouw, vast maken BH bandje Aankleden), iets achter het lichaam pakken
  • Te objectiveren door de DASH of SPADI
  • Soms crepitaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De student kan uitleggen wat impingement is.

A

een inklemming van een structuur. bij de schouder is dit meestal in de subacromiale ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De student kent de etiologie van schouderimpingement

A

??????????

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De student kan de fysiologische herstelprocessen beschrijven na een bindweefseltrauma in de onstekingsfase

A

Proces:

  1. vasoconstrictie,
  2. Invasie macrofagen en leukocyten,
  3. Vrijkomen bradykinine, histamine, prostaglandine
  4. Contractie myofibroblasten

effect:

  1. hemostase
  2. Afbraak weefselresten
  3. Oedeem en hyperalgesie
  4. Wondcontractie

doel:

  1. voerkomen bloedverlies uit bloedvaten
  2. reinigen wondgebied
  3. ontzien van wondgebied
  4. verkleinen wondgebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De student kan de fysiologische herstelprocessen beschrijven na een bindweefseltrauma in de proliferatiefase

A

proces

  1. Sterke activiteit fibroblasten
  2. Functionele mechanische, onbelaste prikkels
  3. Nieuwvorming capillairen
  4. Functionele mechanische, belaste prikkels

effect:

  1. Intensieve productie collageen type III
  2. Ordening collagene vezels in trekrichting
  3. Aanleveren zuurstof fibroblast
  4. Versterking collageen

doel:

  1. Opbouw granulatieweefsel
  2. Voorkómen littekenweefsel
  3. Synthese collageen type I
  4. Toename belastbaarheid weefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De student kan de fysiologische herstelprocessen beschrijven na een bindweefseltrauma in de remodelleringsfase

A

proces:

  1. Toename crosslinking
  2. Productie grondsubstantie
  3. Ingroei zenuwvezels

effect:

  1. Toename treksterkte
  2. Toename GAG’s en PG’s
  3. Herstel Propriocepsis

doel:

  1. Toename belastbaarheid weefsel
  2. Toename belastbaarheid weefsel
  3. Herstel van stabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De student kan uitleggen wat bedoeld wordt met frozen shoulder

A

capsulitis adhesiva, verkleving van het anterieure kapsel, coracohumerale ligament en glenohumerale ligament.

17
Q

De student kan de stadia van Frozen Shoulder beschrijven

A

Stage 1 ligt voor freezing: geringe bewegingsbeperking vooral exorotatie. Verwart met impingement
Freezing: sinovitis met ingroei van bloedvaten en vrije zenuwuiteinden.
Frozen: Progressive kapsulaire/ligamentaire fibrose.
Thawing: tot 24 mnd langzame afname van de mobiliteitsstoornis. Meestal niet terug tot normaal, maar geen last in ADL

18
Q

De student kan verschillende stadia van een AC-luxatie beschrijven

A

Indeling door Tossy:
I. Geen schade aan ligamenten, zijn alleen opgerekt. Wel letsel aan het kapsel.
II. Ruptuur van het ACL
III. Ruptuur aan ACL en CCL + luxatie (pianotoets)
IV. Luxatie clavicula door trapezius + subcutaan
V. Luxatie clavicula naar boven (pianotoets x2)
VI. Luxatie clavicula naar beneden onder het coracoid