week 1 Flashcards
het verschil tussen screening en diagnosticeren?
screenen: het vroegtijdig identificeren van een herkende ziekte, snel uit te voeren
diagnosticeren: het herkennen van een oorzaak a.g.v. bepaalde verschijnselen.
De student kan de opbouw van het fysiotherapeutisch methodisch handelen beschrijven?
Doelgericht:
• De hulpverlener laat zich leiden door het doel dat hij /zij wil bereiken.
• Hij / zij laat zich leiden door een concrete voorstelling van het resultaat van zijn /haar handelen
Bewust:
• De therapeut is zich ervan bewust
• dat oordelen van patiënt en therapeut gebaseerd zijn op verschillende waarden en normen • dat patiënt, fysiotherapeut en verwijzer verschillende ideeën hebben over de bedoeling van de fysiotherapeutische behandeling • Hij respecteert deze zonder zichtzelf geweld aan te doen • Hij neemt zijn besluiten bewust op basis van best practice overwegingen :
• Best evidence • Clinical expertise • Patient values
Systematisch:
• Logische ordening van de te nemen stappen gerelateerd aan de doelen • Hij gebruikt regels en werkwijzen
Procesmatig:
• De fysiotherapeut handelt procesmatig als
• Hij / Zij volgens een bepaalde ontwikkelingsgang handelt • Hij / Zij in staat is om van het hulpverleningsproces een dynamisch gebeuren te maken.
De fysiotherapeut gebruikt uitkomsten / gegevens uit voorgaande fase en taxaties van het toekomstig verloop voor het bepalen van de te nemen stappen.
De student kent het begrip ‘initiële’ hypothese en de begrippen PIP’s/NPIP’s.
Initiële hypothese: is de hypothesevorming dia al bij het eerst contact met de patiënt plaatsvindt.
PIP’s: is het gedeelte op het RPS formulier dat volgens de patiënt is dus subjectief.
NPIP’s: zijn de gegevens die een fysio ontvangt doormiddel van testen en dit is dus subjectieve informatie.
De student kan het model van Cott beschrijven?
Centraal in het onderzoek: Wat wil de patiënt?
• Preferred movement capacity
• Current movement capacity
• Maximal achievable movement potential
Beantwoord altijd volgende vragen:
- Welke interne factoren hebben invloed?
- Welke externe factoren hebben invloed?
- Wat is instap niveau van de patiënt op het Movement Continuum?
De student kent de inhoud van de fysiotherapeutische diagnose?
• Leeftijd + contactreden patiënt (PIP/NPIP/Hulpvraag)
• Gezondheidsprobleem qua aard (ICF), beloop (tijdslijn) en prognose:
o Onderliggende medische factoren
o Externe/omgevings factoren
o Persoonlijke factoren
- Tijdslijn (beloop van het herstel, vb bindweefsel hersteltijd)
- Te verwachten herstel(prognose)