Week 4 - 20 september tm 24 september Flashcards
Waaruit bestaat het centrale zenuwstelsel?
- Hersenen
- Ruggenmerg
Waaruit bestaat het perifere zenuwstelsel?
- Perifere ganglia
- Receptoren
- Perifere delen van spinale zenuwen en hersenzenuwen
Waaruit bestaan de hersenen?
- Telenchephalon en cerbrum
- Diencephalon (tussenhersenen)
- Mesencephalon (middenhersenen)
- Metencephalon: pons en cerebellum
- Medulla oblongata: verlengde merg
Waaruit bestaat de hersenstam?
- Mesencephalon
- Pons
- Medulla oblongata
Waaruit bestaat een neuron?
- Dendrieten
- Soma (cellichaam)
- Axon (1 enkele uitloper)
- Zenuweindiging/Bouton de passage (neurotransmitter in vesiculi –> synapsblaasje)
- Synaps (pre- en postsynaptische cel & synapscel)
Wat is de functie van een neuron?
- Chemische prikkels vertalen in elektrische
- Integratie van elektrische prikkels
- Genereren van actiepotentiaal
- Snelle geleiding van prikkels
Wat is de functie van een gliacel?
- Controle van interne milieu
- Vormen van myelineschedes
- Fagocyterende werking
- Bloed-neuronbarrière
- Bron van kankercellen
Op welke manieren kunnen stoffen afgegeven worden?
- Endocrien: aan bloed
- Paracrien: aan nabijgelegen cellen
Neuronale prikkeloverdracht: speciale paracriene - Autocrien: aan eigen cel
Welke twee soorten vesicles zijn er?
- Dense-corse vesicles: bevatten neuropeptiden die niet lokaal worden gerecycled
- Clear vesicles: worden wel gerecycled dus cel hoeft minder zuinig te zijn
Wat zijn de afferenten van de motoneuronen?
- Primaire afferenten: axonen uit spinale ganglion –> vormen monosynaptische reflex
- Interneuronen: in hersenstam en ruggenmerg –> excitatoire en ihibitoire schakelcellen
- Supraspinale banen: pyramidebaan
Uit welke subsystemen bestaat het autonoom zenuwstelsel?
- Parasympatische systeem: rest & digest
- Orthosympatische systeem: fight or flight
- Plexus entericus: directe innervatie van darmen
Welke adrenerge receptoren zijn er?
- Alfa1-receptor: vooral op bloedvaten (vasoconstrictie)
- Alfa2-receptor: vooral op zenuweindes
- Bèta1-receptor: vooral in het hart
- Bèta2-receptor: vooral in de longen
Welke functies heeft de communicatie tussen cellen?
- Juiste signaal wordt doorgegeven
- Met juiste ontvangers wordt gecommuniceerd
- Communicatie is tijdig en accuraat
- Juiste effect wordt bewerkstelligd
- Effectieve beëindiging mogelijk, waardoor niet continu signaalmoleculen worden afgegeven
Wat zijn de essentiële eigenschappen van communicatie tussen cellen?
- Specificiteit: er past slechts 1 ligand in 1 receptor
- Affiniteit: ligand-receptorbindingen zijn mogelijk bij hele lage concentraties want is bindingsconstante laag
Welke twee receptoren zijn er voor grotere en hydrofiele liganden?
- Cell-surface receptors: binden hormoon aan buitenkant van de cel aan eigen receptor
- Intracellular receptor: kernreceptoren