Week 2 - 6 september tm 10 september Flashcards
1
Q
Wat is de volgorde van mogelijke reacties bij daling van ATP in cytosol?
A
- Verbruik creatinefosfaat
- Anaerobe glycolyse met lactaat/lactose productie
- Aerobe glycolyse
- Vetzuuroxidatie, voornamelijk bij lange duur van lichte inspanning
2
Q
Welke 3 transportmechanismen voor eiwitten zijn er?
A
- Receptorbinding door signaalpeptide
- Porie-eiwitten (translocator)
- Transport vesicles (membraan blaasjes)
3
Q
Welke processen dragen bij aan de nauwkeurigheid van DNA-replicatie?
A
- Baseselectie: alleen complementaire base wordt ingebouwd
- Proofreading: fout wordt hersteld
- Mismatch reparatie: eiwitten binden aan mismatch en trekken exonnuclease-enzymen aan die mismatch deleten
4
Q
Waardoor wordt de structuur en functie van orgaan bepaald?
A
- Cytoskelet
- Cel-celinteracties
- Cel-matrixinteracties
5
Q
Welke vormen van adaptatie zijn er?
A
- Hypertrofie: celmassa en ECM neemt toe
- Hyperplasie: aantal cellen van weefsel/orgaan neemt toe
- Atrofie: verlies celmassa door (on)gecontroleerde eiwitafbraak door autofagosomen
- Metaplasie: weefseltype wordt vervangen –> kwaliteit/aard verandert
6
Q
Welke mechanismen bestaan er voor transport van eiwitten van ene naar andere celcompartiment?
A
- Eiwitmoleculen met nuclear location signal (NLS) kunnen mbv receptoreiwit door kernporiën naar kern
- Eiwit translocators zijn eiwitten die poriën in membraan vormen waardoor polypeptideketen ontvouwen getransporteerd kan worden
- Eiwitten kunnen ook in transport vesicles getransporteerd worden
7
Q
Hoe kan een eiwit worden afgebroken?
A
- Door proteasomen: alleen eiwitten met ubiquitine marker
- Door lysosomen: membraan organellen die zure hydrolasen bevatten
8
Q
Welke filamenten komen voor in het cytoskelet?
A
- Actine filamenten: zorgen voor vorm en beweging of voor opbouw en afbraak van cellen voor migratie
- Intermediair filamenten: komen voor in cytoplasma of kernmembraan en bieden treksterkte
- Microtubuli: komen voor in cytoplasma en zijn betrokken bij transport van grote dingen in cel
9
Q
Welke cel-celverbindingen zijn er?
A
- Desmosomen: verbinden intermediair filament van twee cellen via cadherine
- Gap junctions: verbindingen tussen cellen doorlaatbaar voor ionen en kleine moleculen
- Tight junctions tussen epitheelcellen: vormen diffusie-barrière tussen buitenwereld en intercellulair milieu
- Adherens junctions: geven cel strctuur en zijn opgebouwd uit cadherine en actine
10
Q
Welke soorten membraaneiwitten zijn er?
A
- Integrale eiwitten: alleen van membraan los te krijgen met zeep, zitten helemaal door membraan heen
- Perifere eiwitten: ook los te krijgen mbv zoutoplossing, zitten op of gedeeltelijk in membraan