Week 3 - 13 september tm 17 september Flashcards

1
Q

Welke 2 typen epitheel zijn er?

A
  • Bedekkend epitheel

- Secretoir/klierepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke soorten bedekkend epitheel zijn er?

A
  • Plaveiselepitheel: platte cellen
  • Kubischepitheel: vierkante cellen
  • Cylindrisch epitheel: kolommen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de globale functies van de huid?

A
  • Bescherming
  • Opvangen van signalen (sensorische zenuwcellen)
  • Thermoregulatie: zweten, haarvaatjes nauwer/wijder
  • Metabole functies: vorming vitamine D
  • Communicatie: door teint zien of je ziek bent
  • Absorptie: licht, zichtbaar licht, IR- en UV-straling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De huid bestaat op micro-anatomisch niveau uit:

A
  • Endotheel
  • Dermis
  • Hypodermis/subcutis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke vier cellen komen voor in het epitheel?

A
  • Keratinocyten
  • Melanocyten: produceren melanine –> beschermen celkern tegen UV-straling
  • Langerhanscellen: antigeenpresenterende cellen
  • Merkelcellen: verantwoordelijk voor tastzin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verhoorning vindt van onder naar boven plaats in het:

A
  • Stratum basale / stratum germinativum: stamcellen keratinocyten
  • Stratum spinosum: sommige keratinocyten kunnen nog delen
  • Stratum granulosum: keratinocyten zijn korrels
  • Stratum lucidum: celkernen ontbreken
  • Stratum corneum: dode laag verhoornde cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke componenten bestaat bindweefsel?

A
  • Cellen
  • Vezels (ECM)
  • Tussenstof (ECM)
  • Weefselvloeistof (ECM)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 typen vezels zijn er?

A
  • Collageen vezels: collageen type I is dik en voor weerstaan van trekkrachten en collageen type III is dun en voor structuur in weefsels en organen
  • Reticulaire vezels: collageen type III
  • Elastische vezels: elastine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een kenmerk van vezelig bindweefsel? In welke twee vormen komt dit voor?

A
  • Minder cellen en veel meer collagene vezels
  • Regelmatig: biedt weerstand tegen trekkracht in 1 richting
  • Onregelmatig: biedt weerstand tegen trekkrachten in
    alle richtingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de componenten van elastisch bindweefsel?

A
  • Bundels dikke elastische vezels (elastine)

- Dunne collagene vezels type III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de componenten van reticulair bindweefsel?

A
  • Collageen type III
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke typen vetweefsel zijn er?

A
  • Wit (uniloculair)

- Bruin (multiloculair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van wit vetweefsel?

A
  • Opslag van energie
  • Isolatie
  • Bescherming
  • Vormgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van bruin vetweefsel?

A
  • Belangrijk voor warmteproductie: heeft veel mitochondriën

- Goed gevasculariseerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de functies van kraakbeen?

A
  • Weerstand bieden aan mechanische stress dmv water
  • Ondersteuning zachte weefsels
  • Absorberen van schokken in gewrichten en schuiven
  • Functie in uitgroei lange botten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke typen kraakbeen bestaan er?

A
  • Hyalien kraakbeen
  • Elastisch kraakbeen
  • Vezelig kraakbeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaat en wat is de functie van hyalien kraakbeen?

A
  • Collageen type II en 75% water

- Tijdelijke skelet in embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waaruit bestaat elastisch kraakbeen?

A
  • Collageen type II met GAG en proteoglycanen

- Veel elastische vezels in ECM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat vezelig kraakbeen?

A
  • Collageen type II met GAG en proteoglycanen icm vezelig bindweefsel
  • Collageen type I
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke manieren van groei zijn er bij kraakbeen?

A
  • Interstitiële groei: van binnenuit

- Appositionele groei: van buitenaf (vanuit perochondrium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de functies van het bot?

A
  • Steun
  • Bescherming
  • Beweging
  • Bloedcelvorming
  • Reservoir voor calcium en fosfaat
22
Q

Uit welke componenten bestaat bot?

A
  • Gecalcificeerde ECM (osteoïd, collageen type I en tussenstof)
  • Osteoblasten: verantwoordelijk voor matrixproductie –> geven osteoïd af wat mineraliseert tot bot
  • Osteocyten: onderhoud van bot
  • Osteoclasten: bot afbraak door verlaging pH
23
Q

Waarin kan bot op macroscopisch niveau worden ingedeeld?

A
  • Compact bot

- Spongieus bot

24
Q

Welke twee manieren van osteogenese bestaan er?

A
  • Intramembraneuze ossificatie: platte botten (schedel) vanuit mesenchym
  • Endochondriale ossificatie: voor korte en lange botten (pijpbeenderen) vanuit hyalien kraakbeen
25
Q

Wat zijn de functies van de eerste barrière?

A
  • Mechanische bescherming
  • Chemische bescherming
  • Microbiologische bescherming
26
Q

Welke typen afweermechanismen zijn er?

A
  • Innate immuunresponse: aspecifiek en geen langdurige bescherming
  • Adaptieve immuunresponse: specifiek en langdurige bescherming
27
Q

Uit welke kiembladen is een embryo opgebouwd?

A
  • Endoderm: darm, longen, lever
  • Mesoderm: skelet, spieren, nieren, hart
  • Ectoderm: epidermis en zenuwstelsel / na 16 dagen: epiblast
28
Q

Hoe kan differentiatie naar verschillende celtype verlopen?

A
  • Via asymmetrische celdeling: dochtercellen verschillen door 2 verschillende helften moedercel
  • Via inductie: dochtercellen verschillen door contact met andere signaalmoleculen
29
Q

Wat zijn de functies van de drie kiemlagen?

A
  • Endoderm: binnenbekleding lichaam
  • Mesoderm: bindweefsel, bloedvaten, spier- en botweefsel, hart- en vaatstelsel, onderhuid, urogenitaalstelsel
  • Ectoderm: Communicatiemogelijkheden buitenwereld, opperhuid, zenuwstelsel, zintuigepitheel
30
Q

Welke typen mesoderm worden er gevormd?

A
  • Paraxiaal mesoderm: vormt somieten
  • Intermediair mesoderm: vormt nieren
  • Lateraal mesoderm: vormt weefsel rondom inwendige organen
31
Q

Uit welke lagen bestaat de extracellulaire matrix?

A
  • Lamina lucida interna
  • Lamina densa
  • Lamina lucida externa
  • Lamina reticularis
32
Q

Waar komt eenlagig plaveiselepitheel voor?

A

Nier, kapsel glomeruli

33
Q

Waar komt eenlagig kubisch epitheel voor?

A

Oppervlakte epitheel ovaria

34
Q

Waar komt eenlagig cilindrisch epitheel voor?

A

Darmepitheel

35
Q

Waar komt eenlagig pseudomeerlagig epitheel voor?

A

Trachea, genitale afvoerwegen

36
Q

Waar komt meerlagig plaveiselepitheel voor?

A

Slokdarm

37
Q

Waar komt meerlagig kubisch epitheel voor?

A

Zweetklieren

38
Q

Waar komt meerlagig overgangsepitheel voor?

A

Blaas, ureter

39
Q

Waar komt meerlagig cilindrisch epitheel voor?

A

Grote afvoerbuizen speekselklier

40
Q

In welke delen zijn exocriene klieren te onderscheiden?

A
  • Acini: verantwoordelijk voor aanmaak en uitscheiding van secreet
  • Buizen: verantwoordelijk voor afvoer van secreet
41
Q

Waar komt losmazig bindweefsel voor?

A

Mesenterium

42
Q

Waar komt vezelig on-/regelmatig bindweefsel voor

A

Resp. dermis en pezen

43
Q

Welke typen bindweefsel vallen er onder bindweefsel in engere zin?

A
  • Losmazig bindweefsel

- (On)regelmatig vezelig bindweefsel

44
Q

Welke typen bindweefsel hebben speciale eigenschappen?

A
  • Wit/bruin vetweefsel
  • Elastisch bindweefsel
  • Reticulair bindweefsel
  • Hematopoietisch en lymfopoietisch weefsel
  • Mucoid bindweefsel
45
Q

Waar komt elastisch bindweefsel voor?

A

In de gele ligamenten van wervelkolom

46
Q

Waar komt reticulair bindweefsel voor?

A

Stroma van lymfeklieren

47
Q

Waar komt hemato- en lymfopoietisch weefsel voor?

A

Perifeer bloed, beenmerg, milt, foetale lever, thymus, lymfeklieren en vrijliggend lymfoïd weefsel

48
Q

Waar komt mucoid bindweefsel voor?

A

Navelstreng en pulpa jonge tanden

49
Q

Welke typen bindweefsel vallen onder steunweefsel?

A
  • Kraakbeen: hyalien (gewrichtskraakbeen), elastisch en vezelig
  • Bot: compact (schedel) en spongieus
50
Q

Wat zijn de belangrijkste klassen componenten van grondsubstantie (amorfe tussenstof) tussen cellen in bindweefsel?

A
  • Glycosaminoglycanen: veel groepen die - lading meegeven aan tussenstof –> veel kationen en H2O aangetrokken
  • Proteoglycanen: dezelfde invloed als GAG
  • Multi-adhesieve glycoproteïnen: zorgt voor hechting van cellen aan bindweefselstructuren