Week 4 Flashcards

1
Q

Waaraan is de leeftijd waarop een vrouw in de overgang gaat gerelateerd?

A

Het is gerelateerd aan de leeftijd van de overgang van de moeder. Roken vervroegt de overgang met 1-2 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn overgangsverschijnselen?

A
  • Menstruatie
    o Onregelmatige cyclus
    o Meer bloedverlies (stolsels)
    o Langer bloedverlies
  • Opvliegers
  • Nachtelijk transpireren
  • Hartkloppingen
  • Moodswings
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel procent van de vrouwen in de menopauze heeft last van opvliegers?

A

75%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 4 klachten komen in de overgang vaak voor )naast opvliegers)?

A
  • Slapeloosheid
  • Stemmingsveranderingen
  • Geïrriteerdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kunnen opvliegers in de overgang verklaard worden?

A

Oestrogenen spelen een rol in het reguleren van de interne thermoregulatie. Wanneer er een bepaalde bovengrens is bereikt, daalt de temperatuur. Bij weinig oestrogenen daalt de ondergrens, waardoor de temperatuur continue stijgt en daalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 effecten, naast veranderen van de thermoregulatie, heeft het dalen van de oestrogeenspiegel?

A
  1. Perifere vasodilatatie: bloed doorstroming van de huid stijgt, gevoel van warmte.
  2. Transpiratie: dalen kerntemperatuur.
  3. Bibberen: als kerntemperatuur onder normaalwaarde daalt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan de thermoneutrale zone verbreden?

A

Door serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee hebben opvliegers een samenhang?

A
  • Dieet gewoontes: alcohol, koffie en hete dranken zijn triggers
  • Sociale acceptatie
  • Culturele perceptie
  • Stress
  • Slaapproblemen
  • Werkverzuim
  • Minder goede QoL
  • Effecten op seksuele drive, relatie, familieleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn 3 lange termijn veranderingen van de menopauze?

A
  • Toename hart- en vaatziekten
  • Toename osteoporose
  • Toename borstkanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de meest effectieve behandeling van menopauzeklachten?

A

Hormoontherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de postmenopauzale hormoontherapie? En waarmee moet het gecombineerd worden?

A

Oestrogeen substitutie. Dit moet vaak gecombineerd worden met progestagenen, omdat anders het endometrium alleen maar opbouwt en kan leiden tot kanker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 4 voordelen van hormoontherapie in de menopauze?

A
  • Overgangsklachten verdwijnen
  • Goed voor de botten
  • Goed voor blaas en vagina
  • Goed voor huid, haar, slijmvliezen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn nadelen van hormoontherapie in de menopauze?

A
  • (Soms) weer ongesteld
  • Steeds weer hormonen slikken/plakken
  • Soms gespannen borsten
  • Soms misselijk
  • Soms vocht vasthouden
  • Hoger risico op mammacarcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn 4 contra-indicaties voor hormoontherapie in de menopauze?

A
  • Borstkanker
  • Baarmoederslijmvlieskanker
  • Trombose en/of longembolie
  • Migraine -> relatief, is de migraine hormoonafhankelijk?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn 3 indicaties voor hormoontherapie in de menopauze?

A
  • Indien menopauze onder 46 jaar
  • Ernstige overgangsklachten
  • Versterkte botontkalking onder 50 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn alternatieven voor hormoontherapie in de menopauze?

A
  • Clonidine
  • SSRI (efexor, fevarin)
  • Yoga
  • Joggen
  • Acupunctuur
  • Cognitieve gedragstherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 2 functies heeft de bekkenbodem?

A
  • Afsluitmechanisme
  • Ondersteuning van de organen en daardoor minder stress op de ligamenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn risicofactoren voor een prolaps?

A
  • Vaginale bevalling
    o Groot kind
    o > pariteit
    o Snelle partus
  • Hoog BMI
  • Obstructief long lijden
  • Positieve familie anamnese
  • Zwaar lichamelijk werk
  • Operatief
    o Hysterectomie
    o Eerdere prolaps chirurgie
  • Roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke 3 delen heeft de levator ani van de bekkenbodem?

A
  1. M. puborectalis
  2. M. pubococcygeus
  3. M. ilieo-coccygeus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe gebeurt de innervatie van de bekkenbodemspieren?

A

De innervatie gebeurt door segment S3 en n. pudendus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar in de bekkenbodem treden de meeste verzakkingen op?

A

Centraal achter de cervix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke 4 vormen van prolaps kennen we?

A
  • Cystocele
  • Totale prolaps
  • Enterocele
  • Rectocele
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn symptomen van een prolaps?

A
  • Zwaar gevoel
  • Toename aan het eind van de rug
  • Dyspareunie
  • Lage rugpijn
  • Stress incontinentie
  • Faecale urgency
  • Incomplete lediging van de blaas
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke behandelingen van een prolaps zijn er?

A
  • Niets doen
  • Pessarium/ring
  • Fysiotherapie
  • Operatie of mesh
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Met welke klachten presenteren patiënten met een endometriumcarcinoom zich?

A

Vaak presenteren patiënten zich zonder klachten. Als zij wel klachten hebben, zijn deze vaak aspecifiek, zoals gastro-intestinaal, toename van de buikomvang of mictie- of defaecatieproblemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe is het risico op ovariumcarcinoom gerelateerd aan pilgebruik?

A

De pil geeft een 30-50% risicoreductie tot ovariumcarcinoom indien > 3 jaar gebruik.

27
Q

Wat is de eerste beeldvorming die wordt gedaan bij een palpabele massa in de onderbuik?

28
Q

Welke markers kunnen bij (verdenking) op een endometriumcarcinoom worden gemeten?

A

o CA 125
o CEA
o A1FP, hCG, LDH (kiemceltumoren)
o Inhibine A en B, estradiol, AMH (seks cord stroma celtumoren)

29
Q

Wat is het meest voorkomende ovariumcarcinoom?

A

Het sereus ovarium carcinoom

30
Q

Waar denken we dat de origine zit van de ovariumcarcinomen?

A

We denken dat ovariumcarcinomen eigenlijk tubacarcinomen zijn en dus ook in de tuba ontstaan. Dit komt doordat het weefsel wat we zien niet thuishoort in het ovarium, maar in de tuba. Deze kleine veranderingen zouden dan opgepikt kunnen worden door de eierstokken.

31
Q

Door welke 3 factoren kan vroege intraperitoneale metastasering ontstaan?

A
  • Intraperitoneale lokalisatie van de ovaria
  • De exfoliatieve groei
  • De versleping van de tumorcellen
32
Q

Hoeveel procent van de patiënten geneest van een ovariumcarcinoom en hoe wordt het meestal ontdekt?

A
  • Meestal bij toeval gevonden, zelden klachten
  • 75-90% genezing
33
Q

Wat is de behandeling van een hoog stadium ovariumcarcinoom?

A

We halen hier vaak het omentum weg. Deze is namelijk vaak geheel ingenomen door de tumor, dit noemen we een omental cake.

34
Q

Wat is een sister mary joseph nodule? En bij welke vorm van kanker komt het voor?

A

Metastase in de navel, het komt voor bij hoogstadium ovariumcarcinomen.

35
Q

Wat zijn risicofactoren voor een ovariumcarcinoom?

A
  • Hormoon gebruik
  • Obesitas
  • Infertiliteit in voorgeschiedenis
  • Nullipariteit
  • Late overgang
  • Leeftijd
  • Diabetes
  • Hypertensie
  • Radiotherapie van het bekken
  • Erfelijk (Lynch syndroom)
36
Q

Naar welke moleculaire markers wordt onderzoek gedaan bij ovariumcarcinoom?

A
  • Mismatch repair genen (MMR)
  • ER
  • p53
37
Q

Waarmee is een POLE tumor geassocieerd?

A

Met een lagere mortaliteit

38
Q

Hoe worden de T-stadia van endometrium carcinomen gedefinieerd?

A
  • T1
    o Beperkt tot corpus
  • T2
    o Uitbreiding naar cervix
  • T3
    o Naar buikholte en of schede
  • T4
    o Lokale uitbreiding naar blaasrectum
39
Q

Wat is de behandeling van ovariumcarcinomen?

A

De behandeling is bijna altijd chirurgie. Er wordt dan vaak een totale extirpatie gedaan. Verder kan qua aanvullende therapie bestraling of chemotherapie worden aangeboden. Hormoonbehandeling wordt alleen gedaan indien er een laaggradige tumor is met hormoonreceptoren op de cellen en (bewezen) restziekte.

40
Q

Wat zijn symptomen van een cervixcarcinoom?

A
  • Bloedverlies
  • Afscheiding
  • Buikpijn
  • Geen: ontdekt bij screening
41
Q

Wat voor onderzoek kan er worden gedaan bij een cervixcarcinoom?

A
  • Colposcopie
  • Laboratorium onderzoek
  • Screening op HIV
  • Beeldvormend onderzoek
42
Q

Wat is het doel van een colposcopie?

A

Het doel van een colposcopie is om te beoordelen of de weefsel-las zichtbaar is. Verder kan er gekeken worden of er afwijkingen zichtbaar zijn en kan de plaats van de meest ernstige afwijking bepaald worden. Hier kan dan eventueel ook nog een biopt worden genomen.

43
Q

Hoe worden de T-stadia van een cervixcarcinoom gedefinieerd?

A
  • T1
    o Beperkt tot de baarmoedermond
  • T2
    o Beperkte uitbreiding naar de schede of naar opzij (parametria)
  • T3
    o Uitbreiding naar onderste 1/3 van de schede of vast aan bekkenwand (hydronefrose)
  • T4
    o Uitbreiding naar blaas of rectum
44
Q

Wat voor behandelingen zijn mogelijk bij een cervixcarcinoom?

A
  • Large loop excision transformation zone (LLETZ)
  • Hysterectomie met lymfadenectomie
  • Radicale trachelectomie
45
Q

Waarvan is de keuze qua opereren o.a. afhankelijk?

A

Of we willen opereren is afhankelijk van de kinderwens en lymfangio invasieve groei.

46
Q

Hoe definiëren we een IA1, IA2, IB1 en IB2 tumor?

A

Bij een IA1 is er infiltratie tot 3 mm en bij IA2 is er infiltratie tot 3-5 mm. Bij een IB1 tumor is de kanker dieper dan 5 mm, maar niet dieper dan 2 cm. Bij een 1B2 tumor is de kanker dieper dan 2 cm, maar niet groter dan 2 cm in grootte.

47
Q

Wat voor behandeling doen we bij een tumor met > 5 mm infiltratie en maximaal 4 cm doorsnede?

A

Bij meer dan 5 mm infiltratie met een tumor van maximaal 4 cm doorsnede wordt een radicale tachelectomie of hysterectomie met pelviene lymadenectomie gedaan.

48
Q

Wat wordt er gedaan bij een Wertheim-operatie?

A

Bij de Wertheim-operatie wordt de baarmoeder, bovenste deel van de vagina, lymfeklieren en soms de eierstokken (bij > 50 jaar) weggehaald.

49
Q

Wat is de aangewezen behandeling bij een hoog stadium cervixtumor?

A

Bij een hoger stadium geven we in- en uitwendige radiotherapie in combinatie met chemotherapie of diepe hyperthermie.

50
Q

Wat is het doelgebied van radiotherapie bij cervixtumoren?

A
  • Uterus en cervix
  • Bovenste 2/3 vagina en parametria
  • Bekken klieren: iliacaal en obturator loge
  • Eventueel liezen en para-aortale klieren
51
Q

Wat zijn acute en late bijwerkingen van radiotherapie?

A
  • Acuut
    o Frequentere aandrang ontlasting, diarree, krampen
    o Frequentere mictie, branderigheid
    o Huidreactie, mucositis
    o Haaruitval lokaal
    o Vermoeidheid
    o Osteoradionecrose sacrum
  • Laat
    o Ovariële dysfunctie
    o Darmschade: ileitis terminalis, stricturen, proctitis
    o Blaasschade
    o Vermoeidheid
52
Q

Welk model wordt gebruikt voor communicatie over seksuele dysfuncties en wat zou je per onderdeel kunnen bespreken?

A
  1. Toestemming
    a. Normaliseren en erkennen van seksualiteit
  2. Weinig informatie
    a. Geruststelling en realiteitstoetsing
    b. Zelfredzaamheid vergroten
    c. Voorkomen chronische seksuele problemen
  3. Specifieke suggesties
    a. Simpele gedragsadviezen
    b. Timing van seks en meer tijd nemen
  4. Intensieve therapie
    a. Streeloefeningen
    b. Psychotherpie
    c. Cognitieve gedragstherapie
53
Q

Wat is het verschil tussen man en vrouw na een orgasme?

A

Mannen hebben na een orgasme een refractaire periode waarin zij geen orgasme of erectie kunnen krijgen. Vrouwen hebben dit niet.

54
Q

Bij welke 4 factoren is er sprake van een seksuele dysfunctie?

A
  • Adequate stimulatie
  • > 6 maanden aanwezig
  • Lijdensdruk
  • DSM-V
55
Q

Welke 4 seksuele dysfuncties komen het meeste voor bij mannen? En bij vrouwen?

A

Seksuele dysfuncties bij mannen
- Erectiele dysfunctie 37%
- Verminderde zin 28%
- Premature ejaculatie 28%
- Anorgasmie 20%

Seksuele dysfuncties bij vrouwen
- Verminderde zin 43%
- Lubricatie verlies 39%
- Anorgasmie 34%
- Dyspareunie 17%

56
Q

Hoe werkt sildenafil?

A

PDE5 is een enzym wat zorgt voor remming van omzetting van cGMP. Dit zorgt ervoor dat dilatatie van de bloedvaten langer standhoudt. Dit werkt dus alleen als iemand al in staat is om een erectie te krijgen.

57
Q

Wat zijn risicofactoren voor Peyronie’s disease?

A
  • M. Dupuytren
  • DM
  • Peniele kromstand
  • Pijn in erectie
  • Erectieklachten
  • Lengteverlies
  • Pijn bij coïtus
  • Peniel trauma
  • Palpabele plaque
58
Q

Wat zijn voorbeelden van medicatie die een effect kunnen hebben op het seksueel verlangen?

A
  • Anticonceptiva
  • SSRI’s
  • Anticholinergica
  • 5-alfareductase remmers
  • GnRH agonisten of antagonisten
  • Statines
59
Q

Welke seksuele dysfuncties kunnen mannen ervaren na een kankerbehandeling als chemotherapie, bestraling en operatie?

A
  • Chemo/hormonale therapie
    o Erectiele dysfunctie
    o Verminderd libido
    o Ejaculatie klachten
    o Gynaecomastie
    o Penis/testis atrofie
    o Infertiliteit
  • Bestraling/brachytherapie
    o Mictieklachten
    o Erectieklachten
    o Darmklachten
    o Penis/testis atrofie
  • Chirurgie
    o Mictieklachten
    o Erectieklachten
    o Body image
    o Pijn
    o Ejaculatieklachten
    o Penis verkorting
    o Peniele kromstand
60
Q

Welke seksuele dysfuncties kunnen vrouwen ervaren na een kankerbehandeling als chemotherapie, bestraling en operatie?

A
  • Chemo/hormoon therapie
    o Irregulaire menses
    o Vroege menopauze
    o Hot flashes
    o Slapeloosheid
    o Prikkelbaarheid
    o Depressie
    o Vaginale doorheid
    o Dyspareunie
    o Infertiliteit
    o Verminderd libido
  • Bestraling
    o Bekken fibrosis
    o Vaginale atrofie
    o Verlittekening
    o Verminderde lubricatie
    o Mictieklachten
    o Erytheem
    o Oedeem
    o Ulceratie
    o Verminderde elasticiteit
  • Operatie
    o Lichaamsbeeld
    o Darmklachten
    o Menopauze
    o Pijn
    o Verandering in vaginale grootte en gevoeligheid
    o Tepelverlies -> kan een probleem vormen bij het krijgen van een orgasme bij sommige vrouwen
61
Q

Wat zijn voorbeelden van seksuele klachten na RALP (prostaatoperatie met robot)?

A
  • Minder zin in seks door erectieklachten en orgasme klachten
  • Neurogene erectieklachten door letsel NVB (slappe penis bij seksuele opwinding)
  • Aspermie door wegnemen vesicula seminales
  • Climacturie door wegnemen prostaat en sfincter insufficiëntie
    o Urineverlies na een orgasme
  • Anorgasmie
  • Veranderd orgasmegevoel door aspermie
  • Kleinere penis door wegnemen prostaat en afnemen NPT
  • Teleurstelling door minder seksueel functioneren
  • Pijn door bekkenbodem hypertonie
62
Q

Wat zijn voorbeelden van seksuele klachten na colorectale chirurgie?

A
  • Ernstigere klachten na distale resectie
  • Minder ernstig dan na niet-oncologische protocolectomie
  • Ernstiger als gecombineerd met neoadjuvante (chemo) radiotherapie
  • Risicofactoren
    o Stoma
    o Peri- en post-operatieve complicaties
  • Negatief zelfbeeld
  • Angst voor afwijzing door partner
  • Verlies seksueel verlangen
  • Erectiele dysfunctie (abdominoperineale resectie APR)
  • Anorgasmie (low anterior resection)
  • Veranderde subjectieve orgasme beleving
  • Fertiliteitsklachten
63
Q

Wat zijn voorbeelden van seksuele klachten na RPLND (retroperitoneale lymfeklierdissectie)?

A
  • Beschadiging autonome zenuwen in para-aortale regio
  • Anejaculatie of retrograde ejaculatie
  • Zenuw-sparende procedure: 20% ejaculatie klachten
  • Aspermie
  • Veranderde subjectieve orgasme beleving
  • Fertiliteitsklachten
64
Q

Wat voor soorten counseling/suggesties kunnen we doen om mannen en vrouwen met seksuele dysfuncties na kankertherapie te helpen?

A
  • Lifestyle veranderingen, afvallen en fysieke activiteit
  • Medicatie bijstellen
  • Verbeteren intimiteit met partner, sensate focus oefeningen, aanpassen seksueel repertoir, orgasme gericht i.p.v. erectie gericht
  • Glijmiddel
  • Betere lokale stimulatie (eventueel met vibrator)
  • Phosphodiesterase-5 remmers
  • Intracaverneuze injecties papaverine-alprostadil-fentolamine
  • Vacuumpomp met drukring
  • Pelottes
  • Hormoontherapie (testosteron, oestrogeen)
  • Seksuologische therapie, relatietherapie
  • Erectieprothese
  • Fertiliteitspreservatie