Week 2 Flashcards

1
Q

Wat is de kans op spontane zwangerschap binnen 1 jaar bij gezonde, jonge paren?

A

80-95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Hoeveel paren voldoen aan de definitie subfertiliteit?

A

1 op de 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan het verklaard worden dat de kans op een miskraam toeneemt met de leeftijd van de vrouw?

A

De eicellen worden continue blootgesteld aan omgevingsfactoren, zoals alcohol, medicatie, etc. Hierdoor neemt het aantal mutaties in de eicellen toe, wat een toename geeft in de kans op een miskraam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan het verklaard worden dat 1 follikel uitgroeit bij de ovulatie, terwijl er meerdere follikels groeien wegens het FSH?

A

Als het FSH een bepaalde drempelwaarde overschrijdt, wordt een groep follikels gevoelig voor met name FSH. Dit noemen we het FSH window concept. Het concept van meerdere follikels die gaan groeien, noemen we cyclische recruitment. Hieruit wordt 1 follikel geselecteerd op dominantie, dus een follikel die het verste is gegroeid.
Wanneer de dominante follikels de negatieve feedback regelen, neemt de stimulatie van de overige follikels af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke anamnese zou je willen afnemen bij een vrouw met een onvervulde kinderwens?

A

Vrouw:
- Primaire of secundaire subfertiliteit
o Secundaire subfertiliteit  er is iets verworven
- Duur van de subfertiliteit
- Leeftijd
- Cyclus
- SOA’s, systemische ziekten
- (Buik)operaties
- Coïtus, expositie, kennis fertiele periode
- Intoxicaties/omgevingsfactoren
- Anticonceptiegebruik (IUD/OAC)
- Familieanamnese

Man:
- Primaire of secundaire subfertiliteit
- Leeftijd
- Coïtus/ejaculatie
- SOA/infecties
- Trauma/operaties
- Intoxicaties
- Beroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wil je als eerste van de man testen?

A

Semenanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar wordt op gelet bij het lichamelijk onderzoek bij de vrouw met een onvervulde kinderwens?

A
  • Gewicht
  • Lengte
  • Habitus (Tanner)
  • Beharingspatroon
  • Genitalia externa
  • Speculum en vaginaal toucher
  • Echoscopie (transvaginaal)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk aanvullend onderzoek kan worden gedaan bij een paar met een onvervulde kinderwens?

A
  • Semenanalyse
  • Mid-luteaal progesteron
  • Chlamydia antistof titer in serum (CAT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op welke 4 manieren kan de menstruele cyclus gemonitord worden?

A
  • LH detectie in urine
  • Echo monitoring follikelgroei/ovulatie
  • Progesteron in luteale fase
  • Endometrium beoordeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het nadeel en voordeel van ovulatietesten die beschikbaar zijn bij drogisterijen?

A

Ovulatietesten hebben een hoge sensitiviteit: als de ovulatie heeft plaatsgevonden, dan is de test meestal positief. Verder hebben ze een lage specificiteit: als de test negatief is, is er vaak toch een ovulatie geweest. Ovulatietesten kunnen dus niet gebruikt worden om de ovulatie te meten, maar het kan wel gebruikt worden voor de timing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn indicaties voor tubadiagnostiek? Wanneer doe je tubadiagnostiek en wat moet preventief gedaan worden?

A
  • CAT positief
  • PID in de anamnese
  • Verdenking endometriose
    Eerst moet een actieve infectie worden uitgesloten. Tubadiagnostiek doen we in de folliculaire fase.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tot welke 3 complicaties kan chlamydia trachomatis leiden?

A
  • Afsluiting/verlittekening
  • Periovariele/peritubaire adhesies
  • Intraluminale functiestoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe groot is de kans op subfertiliteit na een chlamydia trachomatis infectie?

A

1-15%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan de doorgankelijkheid van de eileiders worden getest? En wat is de gouden standaard?

A

Via een hysterosalpingografie (HSG) of hysterosalpingo foam sonografie (HyFoSy). De gouden standaard is een laparoscopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het doel van een klinisch geneticus?

A

De patiënt kan komen tot een weloverwogen, goedgeïnformeerde, eigen beslissing op het juiste moment in het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn 5 redenen voor erfelijkheidsadvies in het algemeen?

A
  1. Ouders met gehandicapt kind vragen naar herhalingsrisico
  2. In de familie van adviesvrager(s) komt een (mogelijk) erfelijke aandoening voor
  3. Een der adviesvragers heeft zelf een aandoening met mogelijk risico voor het nageslacht
  4. Bloedverwantschap tussen de adviesvragers
  5. Risico’s in verband met schadelijke externe factoren
    * Straling, geneesmiddelen, giftige stoffen, infecties, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn 4 redenen voor oncogenetische counseling?

A
  1. Een der adviesvragers heeft zelf kanker (gehad)
  2. Relatief veel mensen met kanker in 1 familie
  3. Ongewoon jonge leeftijd ontstaan van de kanker
  4. Presymptomatisch onderzoek
    * Iemand zonder klachten die wil weten of zij/hij drager is van een mutatie die we al kennen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk onderzoek kan worden gedaan bij klinische genetica?

A
  • Stamboom
  • Bestudering onderzoek
  • Eventueel bloedafname voor DNA-onderzoek of chromosoom onderzoek
    o Whole genome sequencing (WGS)  ook al het DNA tussen de genen
    o Whole exome sequencing (WES)  alle genen die we hebben sequencen
  • Urineonderzoek
  • Metabool onderzoek
  • Onderzoek door andere specialisten
  • Bestuderen van jeugdfoto’s
  • Bij sommige familieleden moet hetzelfde onderzoek plaatsvinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn opties voor ouders met genetische afwijkingen en een kinderwens?

A
  • Afzien van verdere kinderen
  • Risico accepteren
  • Prenataal onderzoek, mogelijk gevolgd door selectieve abortus
  • KID (eventueel na screenen van de donor op dragerschap)
  • Adoptie
  • Pre-implantatie genetische test (PGT)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke prenatale diagnostiek kan er worden gedaan voor ouders met genetische afwijkingen en een kinderwens?

A
  • Cytogenetisch
  • Moleculair genetisch
  • Biochemisch
  • Echografisch
  • Maternale serum bepalen  NIPT, voor trisomieën 13, 18 en 23
    o Er wordt gekeken naar placentair DNA in maternaal bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de 4 grootste uitdagingen van de moderne genetica?

A
  • Variants of unknown significance (VUS)
  • Bijvangst bij panels, WES en WGS
    o We screenen onco panels en sequencen niet het hele genoom, omdat we dan niet kunnen focussen op 1 aandoening waar we op screenen. We zouden dan kunnen achterhalen dat iemand een aandoening gaat krijgen, wat diegene niet zou willen weten -> bijvangst.
  • Identificeren van regulatoire elementen in het niet-coderende genoom
  • Het begrijpen van proteonomics, de functionele genetica in plaats van de genomics
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

In welke 4 situaties kan een prenatale vaderschapsbepaling worden gedaan?

A
  • Na verkrachtingen
  • Bij meerdere potentiële vaders
  • Alleen na bereidheid van een gynaecoloog
  • Op vlokken/vruchtwater
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welk gen zorgt voor het ontwikkelen van de testis? Wanneer ontwikkelen de foetale testis zich?

A

Het sex determining region (SRY), na 7-12 weken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat wordt in de foetale periode geproduceerd door de sertoli- en leydigcellen?

A

De leydigcellen produceren testosteron.
De sertolicellen produceren anti-Müllers hormoon (AMH).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke 3 structuren worden gevormd bij het ontwikkelen van de gangen van Wolff?

A
  • Epididymis
  • Vas deferens
  • Vesciculae seminales
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waar wordt het grootste gedeelte van het ejaculaat gevormd?

A

In de vesciculae seminales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat wordt geproduceerd in de tubuli seminefiri?

A

De spermatozoa en 2-5% van het ejaculaatvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waardoor worden de leydig- en sertolicellen aangestuurd?

A
  • LH stimuleert de Leydigcellen
  • FSH stimuleert de Sertolicellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de functies van de epididymis?

A
  • Transport, opslag en rijping van de spermatozoa.
  • Het vormt 2-5% van het ejaculaatvolume, met voornamelijk zaadcellen.
  • Het zorgt voor een toename van het fertiliserend vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat produceert de prostaat?

A
  • 20-30% van het ejaculaatvolume
  • Geen zaadcellen
  • PSA, wat zorgt voor het vervloeien van zaad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is de pH van prostaatvocht?

A

< 5

31
Q

Wat produceert de vesicula seminales?

A
  • 65-70% van het ejaculaatvolume
  • Semenogelin -> zorgt voor gelvorming na ejaculatie
  • Fructose -> energiebron voor de spermatozoa
32
Q

Welke metingen worden gedaan om de functie van de testis te meten?

A
  • Bloed
    o LH
    o FSH
    o Testosteron in de ochtend
  • Semenanalyse
  • Echografie testis (eventueel ook prostaat en vesicula seminalis)
33
Q

Welke structuren zijn betrokken bij de ejaculatie?

A
  • Cauda epididymis
  • Vas deferens
  • Vesicula
  • Prostaat
  • UP
  • Blaashals
34
Q

Hoe gebeurt de emissie en de expulsie van het ejaculaat?

A
  • Emissie
    o Sluiten blaashals en sphincter urethrae o.i.v. sympathisch T10-L2
    o Depositie vloeistof in urethra prostatica (UP)
  • Expulsie
    o Contractie m. bulbocavernosus, ischiecavernosus en bekkenbodem
    o Openen sphincter urethrae
35
Q

Hoelang overleven spermatozoa en een oocyt?

A

Spermatozoa overleven 3 dagen en een oocyt overleeft 24 uur.

36
Q

Welke 3 processen zijn betrokken bij de bevruchting?

A
  • Capacitatie
    o De kop van de zaadcel versmelt met de wand van de eicel
  • Chemoattractie
    o Attractie van de zaadcel voor de eicel
  • Acrosoomreactie
    o Versmeltingsreactie
37
Q

Wat wordt gedaan bij een fertiliteitsanalyse van een man?

A
  • Anamnese en lichamelijk onderzoek
  • Endocrinologisch onderzoek: serum LH, FSH, testosteron
  • Echo scrotum
  • Semen analyse volgens WHO-criteria
  • Genetisch onderzoek
  • Testis biopt gecombineerd met TESE
38
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van mannelijke infertiliteit?

A
  • Testiculaire insufficiëntie
  • Endocriene afwijkingen
  • Obstructie tractus genitalis
  • Sperma antilichamen
  • Medicatie, milieu, ziekte, stress
  • Varicocele -> spataderen in testis
  • Erectie, ejaculatie of orgasme stoornis
  • Idiopathisch
39
Q

Wat zijn gevolgen die varicocele kunnen hebben voor de testis?

A

o Weke testis
o Verminderde spermatogenese
o Hypogonadisme
o Verstoorde temperatuursregulatie
o Verhoogde ROS (vrije radicalen)
o Verhoogde DNA schade spermatozoa

40
Q

Aan welke kant komen varicocele vaker voor en waarom?

A

80% aan de linker kant, want de v. testicularis loopt daar loodrecht in de v. renalis

41
Q

Wat moet gedaan worden bij een torsio testis?

A

Een echografie van het testisparenchym om te vascularisatie te beoordelen en binnen 6 uur moet er een operatieve detorsie worden uitgevoerd.

42
Q

Wat zijn congenitale en verworven oorzaken van hypergonadotroop hypogonadisme bij mannen?

A

Congenitaal
- Klinefelter syndroom
- Anorchie
- Enzymdefecten androgeen synthese
- Cryptorchisme

Verworven
- Orchitis
- Torsio testis
- Bilaterale orchidectomie
- Cytotoxische therapie

43
Q

Welke 2 congenitale oorzaken van obstructieve azoöspermie kennen we? En verworven redenen?

A

Congenitaal
- Congenitale bilaterale agenesie vas deferens (CBAVD)
- Mullerse prostaatcyste

Verworven
- Infectie
- Iatrogeen
- Lies of scrotale chirurgie

44
Q

Hoe ontstaat CBAVD en wat is er aan de hand?

A

CBAVD komt voor bij een mutatie op het CFTR-gen (op chromosoom 7) en is autosomaal recessief. Er zijn dan ook geen vesiculae seminales en het distale deel van de epididymis is ook niet aangelegd. Deze mensen hebben dus een laag ejaculaatvolume en een lage pH. Het komt altijd voor bij mensen met CF.

45
Q

Waarmee gaat een seksuele dysfunctie van de man gepaard? Wat zijn mogelijke oorzaken?

A
  • Erectieklachten
  • Ejaculatieklachten

Oorzaken
- MS
- DM
- Dwarslaesie
- Antidepressiva
- Prostatectomie
- Retroperitoneale chirurgie

46
Q

Wanneer wordt genetische onderzoek gedaan bij een man?

A

Alleen gedaan bij azoöspermie

47
Q

Wat wordt er vaak gevonden bij genetisch onderzoek bij mannen met azoöspermie?

A
  • In 10% van de gevallen wordt het Klinefelter syndroom gevonden (47XXY, testes < 5cc). Deze mensen hebben allemaal kleine testis.
  • In 15% van de gevallen is er een Y-deletie, dit heeft een invloed op de zaadcelaanmaak (omdat de AZF-regio de zaadcelaanmaak bepaalt).
  • Verder kan een CFTR-mutatie worden gevonden die kan wijzen richting CBAVD.
48
Q

Wat zijn behandelingsmogelijkheden van infertiliteit bij een man?

A
  • Leefstijladviezen en voorlichting (marihuana, anabole steroïden, verhoogde scrotale temperatuur, medicatie, overgewicht)
  • Hormonale therapie
  • Varicocelectomie
  • Blaasspoeling of elektro-ejaculatie
  • Chirurgische sperma extractie
  • Geassisteerde voortplanting met zaadcellen
49
Q

Wat zijn 2 vormen van hypogonadisme? En wat zijn de behandelingen?

A
  • Primair: testis dysfunctie
    o LH en FSH verhoogd, testosteron verlaagd
    o Geen therapie
  • Secundair: hypothalamus of hypofyse dysfunctie
    o LH en FSH verlaagd, testosteron verlaagd
    o Therapie bij kinderwens: pregnyl (= LH) eventueel gecombineerd met puregon (=FSH)
    o Therapie bij geen kinderwens: testosteron replacement therapie (TRT)
50
Q

Welke 3 vormen van aspermie kennen we? En hoe kunnen we het ejaculaat alsnog opvangen?

A
  • Anorgasmie
    o Bij nachtelijke ejaculaties kan het in een condoom opgevangen worden
  • Retrograde ejaculatie
    o Opvangen in de blaas a.d.h.v. een katheter
  • Anejaculatie
    o Elektro-ejaculator rectaal -> onder narcose
51
Q

Welke 3 vormen van azoospermie kennen we? En wat zijn hier voorbeelden van?

A
  • Pre-testiculair: hypothalamus-hypofyse falen, suppressie van HHAG-as
    o Kallmansyndroom
    o Hypofyse
    o Anabole steroïden gebruik
    o Verhoogd oestrogeen
    o Adipeus weefsel
  • Testiculair: spermatogeen falen
    o Testiculaire dysgenesie
    o Cryptorchidisme
    o Klinefeltersyndroom
    o Bof orchitis
    o Radiotherapie, chemotherapie
  • Post-testiculair: obstructie rete testis, epididymis, vas deferens, ductus ejaculatorius
    o Vasectomie
    o Iatrogeen
    o Postinfectieus
    o Congenitaal bilateraal agenesis vas deferens (CBAVD)
52
Q

Wat zijn de behandelingen van de soorten azoospermiën?

A
  • Pre-testiculair
    o Recombinant human chorionic gonadotrophin (r-HCG) plus recombinant FSH (r-FSH)
  • Testiculair
    o Testiculaire sperma extractive (TESE)
  • Post-testiculair
    o Microchirurgische vasostomie vasoepididymostomie
    o Percutane sperma aspiratie, microchirurgische epididymale sperma aspiratie (MESA)
53
Q

Welke 2 soorten chromosomale afwijkingen kennen we? En wat zijn voorbeelden hiervan?

A
  • Geslachtschromosomale afwijkingen
    o Klinefelter syndroom (47, XXY)
    o Turner syndroom (45, X)
  • Structurele afwijkingen
    o Reciproke translocaties -> 2 chromosomen wisselen een stuk met elkaar uit, wat niet hoort (chromosoom 1 wisselt uit met chromosoom 7)
    o Robertsoniaanse translocaties
    o Inversies, deleties
54
Q

Wat kunnen risico’s zijn van een vroege idiopathische menopauze?

A

Een vroege idiopathische menopauze is geassocieerd met een hoger risico op mortaliteit. Een chirurgische menopauze is weer een ander verhaal. Als iemand een langer reproductive lifespan heeft (dus langer menstrueert) is er namelijk langer oestrogeenproductie.

55
Q

Wat voor effect heeft een vervroegde menopauze op de botdichtheid?

A

Tot iemands 30e bouwt het bot op in sterkte. Hierna stabiliseert het en rond de 40e neemt het af. Rondom de menopauze is er een acuut te kort in oestrogeen, dit leidt tot een enorme daling in de botdichtheid. Als een vrouw dus op bijvoorbeeld haar 25e in menopauze gaat, is de piek botdichtheid nooit bereikt.

56
Q

Aan welke criteria moet een vrouw met PCOS voldoen?

A

Minimaal 2 van de 3:
1. Oligo/anovulatie
2. Hyperandrogenisme en/of hirsutisme
3. Polycysteuze ovariële morfologie -> >20 follikels in 1 of beiden ovaria of >10 mL volume in 1 of beiden ovaria

57
Q

Wat is het mechanisme bij PCOS?

A

Bij PCOS is een probleem in de pulsativiteit van de GnRH. Er is dan in verhouding iets meer LH dan FSH, waardoor er een folliculair arrest ontstaat. Er komen dan veel follikels op de eierstokken. Doordat er veel follikels zijn, is het aantal androgenen verhoogd. Dit heeft weer een negatief effect op de pulsativiteit.

58
Q

Wat is het effect van PCOS op het risico van cardiovasculaire hartziekten?

A

Vrouwen met PCOS zijn vaak later met de menopauze. Er is hierdoor een langere oestrogeenexpositie, waardoor het risico op cardiovasculaire ziekten weer daalt.

59
Q

Waarmee is een late menopauze geassocieerd?

A

De meeste genetische varianten zijn gerelateerd aan een DNA-repair mechanisme. Hoe beter het DNA-repair mechanisme, hoe later iemand in de menopauze terecht komt.

60
Q

In welke fase is het grootste rendement van preventie van aandoeningen van het kind te behalen?

A

Het grootste rendement van preventie van aandoeningen van het kind is te behalen in de prenatale fase. Hierdoor worden moeders gestimuleerd om hun levensstijl aan te passen voordat ze zwanger worden.

61
Q

Wat wordt er besproken in het consult over preconceptioneel advies?

A
  • Leefstijlrisicofactoren
  • Medische risicofactoren
  • Obstetrische risicofactoren
  • Medicatie
  • Sociale risicofactoren
62
Q

Wat het beleid wanneer er een afwijkende semenanalyse is bij de man?

A

Wanneer er een afwijkende semenanalyse is, moet er na 2-3 maanden opnieuw een semenanalyse worden gedaan. Wanneer deze afwijkend is, moet er verder andrologisch onderzoek worden gedaan.

63
Q
A
64
Q

Wat is het beleid voor aanvullend onderzoek bij een afwijkende cyclus bij de vrouw?

A
  • CAT
  • Wanneer er dan een positieve chlamydia antistoffen titer (CAT) is, wordt er een echo gemaakt met contrast (HSG).
  • Wanneer deze afwijkend is, moet er een laproscopie met tubatesten worden gedaan.
  • Wanneer er aanwijzingen zijn voor ernstige endometriose/hydrosalpingen of een gecompliceerde abdominale OK in de voorgeschiedenis, moet er ook een laparoscopie worden verricht.
65
Q

Wat kunnen we doen bij een onbegrepen subfertiliteit?

A

Bij onbegrepen subfertiliteit zonder een cyclusstoornis, verdenking op tubapathologie of normospermie, kan de HUNAULT-score worden berekend.
- Leeftijd van de vrouw
- Duur onvruchtbaarheid in jaren
- Bent u al eerder spontaan zwanger geweest?
- Verwezen door
- Hoeveel % van het zaad is goed beweeglijk?

66
Q

Wat zijn de behandelingsmogelijkheden bij subfertiliteit?

A
  • Fertiliteitschirurgie
  • Ovulatie inductie
  • IUI
  • IVF
  • ICSI, PESA, TESE
  • Chirurgie man
67
Q

Wat is het doel, indicaties en contra-indicaties van ovulatie inductie?

A

o Doel: regelmatige cyclus creëren
o Indicatie: cyclusstoornissen
 WHO-1 classificatie
 WHO-2 PCOS
 Hyperprolactinemie
o Contra-indicaties
 Dubbelzijde tubapatholofie
 Ernstige OAT < 1 miljoen zaadcellen
 WHO 3

68
Q

Wat zijn indicaties van IUI?

A

 Onbegrepen subfertiliteit (Hunault < 30%)
 Matige OAT
 Cyclusstoornis in combinatie met

69
Q

Wat zijn indicaties en risico’s van IVF?

A

o Indicaties
 Absolute tubapathologie
 Vaak bij hooggradige endometriose
 Onbegrepen subfertiliteit en na IUI of IUI-MOH behandeling
 Leeftijd in combinatie met duur subfertiliteit
 Cyclusstoornissen en niet zwanger na ovulatie inductie
o Risico’s
 Infectie
 Bloeding
 OHSS – overstimulatie
 Aangeboren afwijkingen 4,5% -> bevolkingsrisico 3%

70
Q

Wat zijn risico’s en indicaties van ICSI?

A

o Indicaties
 Ernstige OAT
 Total fertilization failure bij IVF
o Risico’s
 Idem als voor IVF
 Iets meer chromosomale afwijkingen 0,6% versus 1,2%

71
Q

Wat zijn indicaties voor chirurgie bij de man?

A

 Refertilisatie
 Varicocele
 Chirurgisch verkregen zaadcellen

72
Q

Welke 3 vormen van fertiliteitschirurgie kennen we?

A
  • Therapeutische hysteroscopie
  • Therapeutische laparoscopie
  • Myoommenucleatie, -tomie, -scopie
73
Q

Met welke klachten presenteren vrouwen met vleesbomen zich?

A
  • Drukkend gevoel in de onderbuik
  • Vaker urineren
  • Verandering ontlastingspatroon
  • Ruim bloedverlies bij menstruaties
  • Pijn bij geslachtsgemeenschap
74
Q

Wat zijn contra-indicaties voor fertiliteitschirurgie?

A
  • Zeer ernstige tubapathologie
  • Ernstige OAT (slechte zaadkwaliteit)
  • Anovulatie
  • Gevorderde leeftijd
  • Afweging IVF versus tuba chirurgie