Week 4 Flashcards
Attitudes
Evaluaties van mensen, voorwerpen of ideeën.
Cognitief gebaseerde attitudes
Voornamelijk gebaseerd op overtuigingen van mensen over de eigenschappen van een attitude object. Gebaseerd op relevante feiten. Mensen vergelijken de voor- en nadelen van een object om te bepalen of ze er iets mee willen of niet.
Affectieve attitude
Houding die meer gebaseerd is op gevoelens en waarden van mensen dan op hun geloof over de aard van een attitude object.
Mere exposure effect
Houdt in dat mensen een voorkeur ontwikkelen voor dingen waarmee ze vaker in aanraking komen.
Op gedrag gebaseerde attitudes
Gebaseerd op waarnemingen van hoe iemand zich tegenover een object gedraagt.
Zelfperceptietheorie
stelt dat mensen inzicht in hun eigen attitudes, emoties en overtuigingen verkrijgen door te observeren hoe ze zich gedragen, net zoals ze het gedrag van anderen zouden observeren.
Expliciete attitudes
Houdingen die wij bewust onderschrijven en gemakkelijk kunnen rapporteren.
Impliciete attitudes
Houdingen die buiten ons bewustzijn bestaan.
Attitudetoegankelijkheid (houdingstoegankelijkheid)
hoe snel en gemakkelijk een attitude (een mening, gevoel of evaluatie over iets) uit het geheugen kan worden opgeroepen.
Theorie van gepland gedrag
Stelt dat de intenties van mensen de beste voorspellers zijn van hun weloverwogen gedrag. dit word bepaald door de attitude over het gedrag, subjectieve normen en ingeschatte controle over gedrag.
Subjectieve normen
Verwijzen naar de perceptie van een individu over wat belangrijke anderen (zoals vrienden, familie, of de samenleving) van hun gedrag verwachten, en hoe sterk ze gemotiveerd zijn om aan die verwachtingen te voldoen.
Waargenomen gedragscontrole
De mate waarin iemand denkt dat hij of zij in staat is een bepaald gedrag uit te voeren, gebaseerd op beschikbare middelen, vaardigheden en mogelijke obstakels.
Persuasieve communicatie
Vorm van communicatie die bedoeld is om de attitudes, overtuigingen of het gedrag van anderen te beïnvloeden door middel van argumenten, emoties of overtuigingskracht.
Yale-benadering van attitudeverandering
De theorie stelt dat attitudeverandering afhankelijk is van wie de boodschap brengt (bron), wat er wordt gezegd (boodschap), en wie het ontvangt (publiek). Mensen zijn het meest geneigd hun attitude te veranderen in reactie op overtuigende boodschappen.
Elaboration Likelihood Model (ELM)
Verklaart 2 manieren waarop overtuigende communicatie attitudeverandering kan veroorzaken:
- Centrale weg naar overtuiging: diep ingaan op de boodschap en zorgvuldig nadenken.
- Perifere weg naar overtuiging: laten zich leiden door oppervlakkige aanwijzingen.
Angstopwekkende communicatie
Een overtuigende boodschap die de attitude van mensen probeert te veranderen door hun angsten op te wekken.
Heuristieken
Mentale snelkoppelingen die worden gebruikt om goed en snel te kunnen oordelen.
Subliminale boodschappen
Woorden/beelden die niet bewust worden waargenomen maar toch beoordelingen, attitudes en gedragingen kunnen beïnvloeden.
Inentingstechniek
Mensen immuun maken voor attitudeverandering door ze bloot te stellen aan kleine doses argumenten tegen hun standpunt.
Reactantietheorie
Wanneer mensen het gevoel hebben dat hun vrijheid om iets uit te voeren wordt bedreigd, wordt een onaangename toestand van weerstand opgewekt, die mensen kunnen verminderen door het verboden gedrag uit te voeren.
6 beïnvloeding strategieën volgens Robert Cialdini:
- Wederkerigheid
- Consistentie
- Sympathie
- Schaarste
- Autoriteit
- Sociale bewijskracht
Mimicry
Het onbewust imiteren van gedrag/houding/gebaren van anderen. ofwel nabootsing.
Informele sociale beïnvloeding
Het vertrouwen op andere mensen als informatiebron, wat leidt tot conformiteit omdat we geloven dat andermans interpretatie van een ambigue situatie juist is.
Sociale besmetting
Het proces waarbij emoties, gedrag of ideeën van de ene persoon naar de andere verspreiden, vaak zonder dat we ons daar volledig van bewust zijn.
Informationeel conformisme
Mensen accepteren innerlijk wat anderen zeggen of doen, vaak omdat ze denken dat die anderen meer kennis of inzicht hebben. Dit kan leiden tot verandering in persoonlijke overtuigingen/gedragingen.
Normatief conformisme
Publieke volgzaamheid, waarbij mensen zich aanpassen aan de groepsnormen om sociale goedkeuring te verkrijgen, zelfs als ze het daar niet mee eens zijn.
Private sociale aanvaarding
Zich conformeren aan het gedrag van anderen uit oprechte overtuiging dat wat zij doen of zeggen juist is.
Publieke conformiteit
Zich publiekelijk conformeren aan het gedrag van anderen zonder noodzakelijkerwijs te geloven wat de anderen doen of zeggen.
Sociale normen
Impliciete/expliciete regels die een groep heeft voor aanvaardbaar gedrag, waarden en overtuigingen. Groepen hebben bepaalde verwachtingen over hoe hun leden zich moeten gedragen.
Normatieve sociale invloed
Het meegaan van wat anderen doen om aardig gevonden en geaccepteerd te worden
De sociale impact theorie
Stelt dat conformeren aan sociale invloed afhangt van het belang van de groep, de onmiddellijkheid en het aantal mensen in de groep.
Idiosyncrasy credits
De tolerantie die iemand in de loop der tijd verdient door zich te conformeren aan de groepsnormen.
Minderheidsinvloed
Een minderheid van groepsleden beïnvloedt het gedrag of de opvattingen van de meerderheid.
Dwingende normen
Wat de meeste mensen in de cultuur goed- en afkeuren (verkeersregels bijv.).
Beschrijvende normen
Wat mensen feitelijk doen, ongeacht of dat gedrag door anderen wordt goedgekeurd of afgekeurd (stil zijn in de bibliotheek omdat anderen dit ook doen bijv.).
Foot-in-the-door techniek
Zorg voor instemming met een kleine gunst en vraag dan om een grotere: mensen voelen zich betrokken dus gaan ze door met het gedrag.
Door-in-the-face techniek
Doe eerst een groot verzoek dat mensen zeker zullen afwijzen en doe daarna een kleiner verzoek waarmee ze zullen instemmen.
Propaganda
Een zaak bevorderen door de attitude en het gedrag van de massa te manipuleren via misleidende of emotioneel geladen informatie.
Gehoorzaamheid
De verandering van iemands gedrag door de directe invloed van een gezagsdrager.