week 4 Flashcards
hoe definieren de ESPGHAN en de WHO diarree
ESPGHAN: afname van de consistentie van ontlasting wat leidt tot dunne en vloeibare ontlasting en/of toename in frequentie tot 3 of meer keer per dag
WHO: dunne ontalasting meer dan 3 x per dag
ziekteverwekkers van diarree
meestal viraal:
1. viraal: acute diarree zonder koorts of bloedverlies. belangrijksten zijn rotavirus, norovirus, adenovirus, astrovirus
2. bacterieel: acute diarree met koorts en bloedverlies. E. coli, Salmonella, Campylobacter. Het kan ook een toxische infectie waarbij de diarree wordt veroorzaakt door de toxinen uitgescheiden door bacterien: Shigella, Clostridium, Vibrio
3. parasitair: langzaam beloop met bloedverlies. Giardia Lamblia en Entamoeba histolytica
Risicofactoren diarree
- veranderde darm flora; na AB gebruik
- verhoogde pH van de darm: maagzuurremmers
- verminderde motiliteit van de darm: morfinepreparaten
- slechte hygiene/ onveilig dirnkwater
- tekort aan antlichamen (IgG en IgA)
- intrinsieke ziekte van darmepitheel
borstvoeding verkleint het risico op diarree doordat het vol zit met IgA antistoffen van moeder
DD van diarree
Anatomisch - short bowel, ziekte van hirschsprung
Allergie - koemelk of soja
Immunologisch - coeliakie
Inflammatie - IBD
Intolerantie - lactose intolerantie
Endocrien - hyperthyreoidie
Maligniteit - neuroblastoom
Metabool - CF
aanvullende diagnostiek bij diarree
alleen op indicatie van intraveneuze rehydratie. het is dan belangrijk om elektrolytenbalans te bepalen. Natrium is vooral belangrijk:
- isotone dehydratie: evenveel zout als waterverlies (normaal natrium)
- hypotone dehydratie: meer zout dan waterverlies (laag natrium)
- hypertone dehydratie: meer water dan zout verlies (hoog natrium)
bij hypertone dehydratie mag de rehydratie niet te snel gaan, er bestaat dan risico op hersenoedeem, bloeding en overlijden
behandeling van diarree
ORS altijd de voorkeur. Bij indicatie (> 10% dehydratie of falen orale therapie) intraveneuze rehydratie
niet geindiceerd zijn: diarree remmers (opiaten verminderen de darmmotiliteit), probiotica of toxine absorptie met norit
waar uit bestaat ORS en hoe werkt het
bestaat uit glucose, natrium, water, chloor, kleine hoeveelheid K
werkt middels de SGLT waarbij Na en glucose worden opgenomen vanuit de darm en water passief mee diffundeert
hoezo kan ORS bij hypertone dehydratie
de hoge Na komt door tekort aan vocht, dit wordt gesuppleerd door ORS. ORS zal niet zorgen voor een (grote) stijging in Na
gevaar van K+ suppletie bij ORS
hyperkaliemie kan ontstaan, dit kan een ritmestoornis veroorzaken
waar uit bestaat de rehydratie therapie bij diarree
onderhoudsvocht wordt toegediend op basis van gewicht, hierbij moet rekening gehouden worden met koorts en extra vocht toegediend worden per graad temperatuurverhoging
de deficit wordt daarnaast nog toegediend op basis van mate van dehydratie.
Er moet compensatie plaatsvinden voor verliezen zoals braken en blijvende diarree.
opname indicatie bij kind met diarree
vitale bedreiging, bewustzijnsstoornissen, falen ORS, sociale indicatie
AB indicatie bij diarree
niet geindiceerd behalve bij specifiek ziektebeeld:
- salmonelly typhi of parathypi
- bij overige salmonellosen niet geindiceerd behalve < 3 maanden, immuungecompromitteerd, sepsis
- bij campylobacter en shigella verkort behaneling ziekteduur maar niet nodig voor milde gevallen zonder risicofactoren
rotavirus vaccinatie
verminderd 50% van diarree < 5 jaar, 98% van ziekenhuisopnames en 90% van doktersbezoeken
is een oraal levend verzwakt vaccin dat meerdere keren gegeven moet worden maar niet aan kinderen met immuundeficienties
acute rhinitis
meest voorkomende BLI met snot, niezen en verstopping
zuigelingen kunnen dyspnoe klachten ervaren door voorkeursademhaling door de neus: ze stoppen dan ook met drinken
verwekkers zijn 95% viraal
acute sinusitis
ontsteking van neusbijholtes met kloppende hoofdpijn, erger bij bukken, koorts, malaise, nalase spraak
* leeftijdsafhankelijk (sinus frontalis > 12 jaar, sinus maxillaris > 5 jaar)
–> verwekker meestal viraal maar kan ook bacterieel door stilstaand slijm
Behandeling: neusspoelen en evt AB, niet stomen
acute tonsillitis
acute tonsilitis met keelpijn, hoesten, slikpijn, koorts, malaise, belemmering van ademhaling, lymfeklierzwelling cervicaal
verwekkers zijn rhinovirus, adenovirus, streptokokken A (met roodvonk)
geen behandeling behalve peniciline bij streptokokken
chronische tonsillitis (of tonsilhypertrofie)
tonsillen groeien tot 6e levensjaar en worden daarna kleiner. Bij chronische infectie kunnen ze vergroot zijn. Er is alleen indicatie voor tonsillectomie bij slaap apneu-syndroom of klachten bij slikken en eten
adenoiditis
met neusverstopping, post nasale drip, openstaande mond, otitis of doofheid, slikproblemen, snurken, cervicale lymfekliervergroting
*leeftijdsafhankelijk (groeit tot 6e jaar en wordt daarna kleiner)
verwekkers zijn bacterieel (streptokokken en H. influenza) en behandeling is AB of operatie adenectomie (met hoge recidiefkans)
laryngitis subglottica
vaak bij kinderen 1-4 jaar na verkoudheid met hese stem, zeehondenblaf hoesten, progressieve inspiratoire stridor en subfebriele temperatuur
behandeling vaak niet nodig, belangrijkste is rust. kind kan benauwd worden en ouders paniekeren waardoor het allemaal erger wordt.
verwekker is parainfluenza virus
epiglottitis
acuut ziek kind, koorts, snel progressieve inspiratoire stridor, kwijlen, slikklachten, geen hoesten, geen heesheid, zit rustig rechtop
kind zal verstikken zonder AB
beleid: niet in keel kijken met spatel, kweek afnemen keel, rustig houden
therapie is intuberen onder narcose en AB
risicofactoren voor OMA
- passief roken
- creche bezoek
- afwijkende anatomie
- obstructie KNO gebied (adenoid verdrukt buis van eustachius)
- erfelijk (er bestaat een erfelijkheidspatroon)
andere: CF, ciliaire dyskinesie, immuundeficientie
OMA verwekkers
meestasl viraal maar kunnen ook bacterieel zijn
OMA behandeling
- symptomatisch: paracetamol
- watchful waiting:
- kind > 6 maanden
- geen dubbelzijdige OMA
- geen loop oor - AB
- ernstig ziek kind, steeds zieker worden
- hoger risico op complicaties (syndroom van down, < 6 maanden, < 2 jaar + dubbelzijdige OMA, status na operatie, na 3 dagen geen verbetering) - chirurgische behandeling bij > 3 x OMA in half jaar
intra en extracraniale complicaties van OMA
intracraciaal: hersenabces, sinustrombose, meningitis
extracraniaal: mastoiditis, labyrinthtis, n. facialis parese, syndroom van gradenigo
toon audiogram
wordt gebruikt bij de diagnostiek voor OME
er wordt gemeten wat er netto wordt gehoord en wat het slakkenhuis hoort. het verschil is wat er fout gaat in het middenoor
incidentie OME
piek incidentie tussen 6 maanden en 4 jaar. 90% van kinderen heeft een OME doorgemaakt voordat ze naar de basisschool gaan. Herstel is meestal binnen een paar weken
risicofactoren van OME
de buis van eustachius hoort het slijm af te voeren, als dit niet goed werkt ontstaat er een OME
- syndroom van down
- primaire ciliaire dyskinesie
- CF (taai slijm)
- andere: meeroken, allergie, obstructie, infectie
behandeling van OME
de behandeling van OME is door de oorzaak weg te nemen
er kunnen trommelvliesbuisjes geplaatst worden (als langer dan 3 maanden aanhoudt, spraak ontwikkeling, meer dan 25 dB gehoorverlies) maar dit heeft geen lange termijn effect
ander alternatief zijn gehoorapparaten