Week 4 Flashcards

1
Q

Wat is een (N)STEMI? Wat is het verschil met instabiele angina pectoris?

A

(Non) ST-elevation myocaridal infarction; (geen) ST-elevaties op ECG
bij NSTEMI verhoogde troponines, bij instabiele angina pectoris geen cardiale markers/enzymen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke medicatie kan bij coronair lijden en angina pectoris gegeven worden?

A
  • b-blokkers
  • ACE remmers
  • Cholesterolverlagers(statine): bijwerking spierpijn
    • PCSK9-remmers: remt afbraak LDL-receptor lever
  • Metformine: diabetes type 2
  • Trombocyten aggregatie remmer: clopidogrel, ascal
  • Nitroglyceride spray: vasodilatatie coronairen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke klachten horen bij angina pectoris? Hoe word bepaald wat voor type POB iemand heeft?

A
  • drukkende pijn borst / nek, kaak, schouder of arm
  • Na fysieke inspanning, kou of emotie
  • Beter d rust/nitraten(5 min)

Hvlh klachten
Typisch: 3
Atypisch: 2
Niet anginale POB: 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe word de diagnose coronair vaatlijden gesteld? Welke aanvullende diagnostiek is er? Hoe werken deze? Wat is de agatsonscore?

A

D PTB bep m score tabel risicofactoren.
Als hoge kans meteen invasief; hartkatheterisatie m stent en shockwave pomp
Lage kans: coronaire CT, anatomisch dus geen info fysiologie/klinische relevantie
Agatsonscore= maat hvlh calcium / verkalking coronair
Intermediair: fysiologische, non-invasieve tests
- Stress ECG/fietsproef: dynamische ECG
- MIBI SPECT: nucleaire stof m tracer ingespoten, relatieve opname bij rust/inspanning(minder als vernauwing)
- Dobutamine stress test: contractiliteit en HF +
- Stress MRI: contractiliteit en doorbloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is celintegriteit? Hoe vind ATP-synthese en verbruik plaats?

A

Handhaven ATP-niveau en turnover.
- (an)aerobe(cytosol/mitochondrion) glyco(geno)lyse
- vetzuuroxydatie mitochondrion: b-oxidatie waarbij acetyl-CoA en e- aan 7NAD+/FADH2

In cytosol:
- actomyosine ATP-ase acitviteit
- Iontransport
- Biosynthese RNA/eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Door wat wordt de meeste ATP-synthese mogelijk gemaakt in rust/inspanning? Wat gebeurt er bij inspanning? Wat is het verschil tussen (an)aerobe glycolyse?

A

meeste vetzuuroxydatie, rest glyco(geno)lyse
daling ATP -> activatie CPK, daling creatinefosfaat -> anaerobe glyco(geno)lyse, lactaatprod -> vetzuur-/glucoseoxydatie versnelling
Anaeroob is sneller maar heeft een lagere ATP-opbrengst en leidt tot de vorming van lactaat en dus verzuring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de glycolyse? Hoe kan NAD+ naar het mitochondriale binnenmembraan?

A

Reductie NAD+, oxidatie glucose -> pyruvaat -PDH-> acetyl-CoA, in citroenzuurcyclus e- op elektrontransporters.
- malaat aspertaat shuttle(hart, lever)
- glycerol-3-fosfaat shuttle(skeletspier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt de koppeling van oxidatie en fosforylatie in het mitochondrion? Wat is de snelheidsbepalende factor? Wat is de proton motive force?

A

Oxidatie van NADH en FADH2, fosforylering ATP.
als geen fosforylering ook geen oxydatie:
ATP-verbruik -> delta uH omlaag -> H+ n binnen -> complex H+ n buiten -> oxydatie NADH
ATP-verbruik, dus ADP-aanbod
Gesloten mitochondriale binnenmembraan, dus protonengradiënt
Potentiële energie: binnenzijde sterk - -> bep d Vm
Drijvende kracht = delta uH= -21,5 kJ/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij ischemie? Waarom is de anaerboe glycogenolyse gunstiger dan glycolyse?

A

Meer ATP-verbruik dan aanbod.
- Evenwicht creatinefosfaat n rechts(kortdurend)
- Adenyl cyclase zet ADP om in AMP -> trigger PFK en GP -> versnelling anaerobe glyco(geno)lyse + vetzuuroxydatie
- AMP -> adenosine, vasodilatatie -> meer O2 aanvoer en zuur afvoer
- NADH ATP-synthese via lactaat -> zuur
glycogeen gunstiger, meer ATP per lactaat -> minder verzuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke geneesmiddelen zijn er voor angina pectoris mbt celintegriteit?

A
  • Vetzuuroxidatie remmers: trimetazidine, ranolazine, etoxomir
    Stimulatie glucose oxidatie, meer ATP per O2 dan vetzuur
  • Mitochondriale vetzuuropname remmers: etoxomir, perhexilline, MDI
  • Dichlooracetaat: activatie PDH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke oorzaken van celschade zijn er? Waarvan hangt de schade af?

A
  • langdurig O2-gebrek
  • Mechanisch
  • Ioniserende straling, warm/koud, stroomstoot
  • Chemicaliën, toxische stoffen
  • Genetische defecten(bv stapelingsziekte)
  • ernst bep d mate stress: duur, intensiteit, aard
  • soort celtype bep overgangspunt naar irreversibele schade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt het proces van celschade? Wat is de point-of-no-return?

A
  1. Reversibel: membraanschade en cytoskelet schade, veroorzaakt meer membraanschade -> blebs, klontering DNA
    -> processen verstoord, kan herstellen
    -> DNA schade -> eiwitten stapelen -> apoptose
  2. Irreversibel: membraanschade geeft schade
    • PM: celinhoud weg
    • Mitochondriën: minder ATP
    • Lysosymen verteren celcomponenten
      -> Necrose -> cel valt uit elkaar
      Massale Ca-influx agv ATP tekort en beschadiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten necrose zijn er en wat zijn de kenmerken?

A
  • liquefactie/colliquatie/vervloeiings= visceuze massa, hersenen(infarct), longen en hart(MDMA), infectie(bacterieel/schimmel) -> locale hydrolyse, cyste vorming, gevuld m pus(dode leukocyten)
    • Autolyse(eiwitafbraak), ontstekingscellen heterolyse mbv enzymen
    • Fagocytose cel debris d naburige cellen -> littekenweefsel behoud structuur
  • Coagulatie= structuur intact, dode cel -> hartspier post infarct
    • Vochtophoping oedeem, eiwit denaturatie, verlies cellulaire morfologie, weefselstructuur behouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt apoptose? Welke pathways zijn er?

A

Apoptose= Geprogrammeerde celdood, (patho)fysiologisch ->
- embryogenese(morfogense, ontw neuronaal netweerk), volwassenen(menstruatie, afsterven huidcellen)
- DNA schade d ioniserende straling, zuurstofradicalen, ophoping fout gevouwen eiwitten, gemedieerde celdood bij infecties
Condensatie celkern, veel blebs
Apoptotic bodies= stofjes in membraan verpakt en afgegeven -> geen ontstekingsreactie, gefagocyteerd
Pathways
- death receptor(extrensiek): via receptor-ligand interactie
- Mitochondriale(intrinsieke): tekort groeifactoren, veel DNA schade en verkeerd opvouwen eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt ischemie v/d hartspier mbt celdood? Welke markers zijn er en waardoor wordt het verschil in snelheid veroorzaakt?

A

Minder OXPHOS -> minder ATP
- Na-pomp werkt niet -> ion-gradiënt minder
- Zwellen ER/cel, ribosomen los -> minder eiwitsynthese
- Beschadiging PM
- Beschadiging intracellulair membraan
——— point of no return
- Massale Ca-influx(Ca/O2-paradox)
- Contractieband necrose, inflammatie
DNA schade: d laag pH klontering

  • CK-MB: 2-48h
  • Troponine: langzaam(2-7d), blijft langer hoog -> aantonen reversibele schade
  • HFABP(hart specifiek) en myoglobine -> acute fase, niet klinisch gebruikt
    Sneller weglekken als kleiner molecuul
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke determinanten van ischemie zijn er? Hoe vind aanpassing na een hartinfarct plaats?

A
  • volledige vs partiële obstructie
  • Alternatieve bloedtoevoer(preconditionering= inductie d tijdelijke ischemie, angiogense= vorming collateralen) -> cirkel v Willis
  • Acute vs geleidelijke obstructie(adaptie, minder beweging en O2 vraag hybernatie, tijdelijke verlamming als acuut is stunning)
  • duur O2 tekort
  • Gevoeligheid O2 tekort: skeletspier -> hart -> hersenen, temp(als kouder minder schade)
  • acute vs geleidelijke reperfusie
  • hypertrofie= cellen groter, myocyten aan rand gebied harder werken, verdikking
  • Hyperplasie: geen toename d proliferatie myocytencardiac stem cells, wel proliferatie fibroblasten -> verbindweefsellaag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is NETose?

A

Nutrophile enxtracellulair traps= in neutrofielen en eosinofiele leukocuten: vermenging DNA m celinhoud, bedekt m bactericide stoffen en vWF), uitspugen -> vangen bacterie verderweg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe verschillen necrose en apoptose?

A

SUMO
Size, uptake, membrane , organelles

19
Q

Wat is hemostase? Wat is ervoor nodig? Waaruit bestaat het?

A

Stoppen van bloeding na vaatwandschade, ookwel bloedstolling.

  • bloedcomponentenn: cellen en eiwitten
  • bloedflow
  • vaatwand; endotheel
  • primaire hemostase: vormen plug met VWF en trombocyten
  • secundaire hemostase: stabiliseren plug met fibrine
  • fibrinolyse
20
Q

Waaruit bestaat de primaire hemostase? Wat is het effect van NSAID’s en clopidogrel?

A

Vaatwandschade: bloeding -> vasoconstrictie -> kleiner diameter
AAA= cascade v adhesie, activatie & aggregratie -> bloedplaatjes plug
- vWF
In Weibel-Palade bodies endotheelcellen, plakkerige draden vormen netwerk, adhesie trombocten
Stimulus aan edotheecel -> 2nd messenger (cAMP/DMG/Ca2+) -> weibel-palade bodies exocytose -> stijging VWF en FVIII
- Bloedplaatjes
Activatie: als thrombine, ADP, epinephrine of thromboxaan bind aan receptor
Collageen en vWF kunnen ook binden -> aggregratie

Interferen met de ADP-receptor, remmen activatie bloedplaatjes

21
Q

Wat is de ziekte van Von Willebrand? Wat is de behandeling?

A

Meest voorkomende bloedingsziekte: slijmvliesbloedingen, blauwe plekken, tandvlees, extreem bloedverlies bevalling/menstruatie
* type 1: verminderd VWF
* Type 2: niet goed werkend
* Type 3: geen
afhv type: concentraat VWF/FVIII, DDAVP(afgifte factor uit bodies) en tranexaminezuur intraveneus

22
Q

Hoe werkt de secundaire hemostase? Hoe worden enzymen geactiveerd? Wat doen vitamine K antagonisten?

A

Bloedplaaatjes plug is instabiel -> vorming fibrinedraden, genoeg trombine nodig v vorming fibrine
Tissue factor uit subendotheel: FVIIa(geactiveerd) -> FXa + FVa -> trombine actief -> fibrine productie
- Actief trombine stimuleert vliegwiel: XIa -> IXa + VIIIa -> Xa —> meer trombine -> meer fibrine

omzetting inactief zymogeen in actief enzym d co-factor en celmembraan endotheel/bloedplaatje m fosoflipide en Ca2+
Vit K: activeert vers factoren, anatgonisten zijn bloedverdunners

23
Q

Wat is hemofilie? Wat is de behandeling?

A

x-gebonden tekort FVIII/FIX waardoor geen FX: gewrichts-/spierbloeding -> ijzer veroorzaakt arthrose, vers ernstigheid afhv hvlh in bloed
* Hemofilie A: tekort FVIII
* Hemofilie B: tekort FIX
Behandeling: concentraat factor(ernstig), DDAVP(mild, beide intraveneus), tranexaminezuur(remt fibrolyse=afbraak fibirnogeen), emicizumab(subcutan, co-factorfunctie), gentherapie

24
Q

Wat is fibrinolyse? Wat doet tranexaminezuur?

A

Afbraak van fibrine d plasmine waarbij FDP(D-dimeer) ontstaat. Plasmine wordt uit plasminogeen d plasminogeen activator omgezet.
Remt de fibrinolyse d voorkomen vorming plasmine.

25
Welk controle systeem zit er op de hemostase? Waarvoor is dit nodig?
- APC(activator protein C) en protein S: remmen FIXa/VIIIa en FVa - TFPI(van FXa/Va): remt TF en FVIIIa - antithrombine: remt thrombine - TAFI: remt fibrinolyse Bewaren hemostatische balans t fibrinolyse(bloeding) en stolling(trombose) agv flow, plaatjes, vaatwand- & plasmaeiwitten
26
Welke tests bestaan er voor stoornissen in de hemostase?
Primaire - VWF - Bloedplaatjes Secundair - leverfunctie - Vit K - Fibrinevorming d stollingsfactoren: PT= protrombinetijd en aPTT= geactiveerde partiële tromboplastinetijd, hoe goed vliegwiel accelereren stolling
27
Welke stoornissen bestaan er in de primaire en secundaire hemostase?
Primair - trombocytopathie/trombocytopenie - ziekte v Von Willebrand Secundair - medicatie, vit K tekort, leverfalen - hemofilie
28
Welke soorten plaques zijn er?
- stabiele: weinig vet, dikke cap en veel bindweefsel -> scheurt minder makkelijk, wel klachten als >70% vernauwing bij inspanning - Instabiele: ACS, veel vet en ontstekingcellen in macrofagen, continue vetophoping, dunne fibreuze cap -> als scheur inhoud vrij, contact m bloed -> stolsel -> occlusie bloedvat
29
Wat is het verschil tussen de vormen van ACS? Wat is verschil i behandeling t stabiele AP en ACS?
- instabiele AP: geen cardiale enzymen - NSTEMI: wel cardiale enzymen, gedeeltelijke afsluiting, geen ST-elevaties -> minder acute behandeling - STEMI: wel cardiale enzymen, gehele afsluiting, ST elevaties Bij ACS meteen revascularisatie en later lifestyle managment, bij stabiele AP andersom(revascularisatie als blijvende klachten)
30
Wat is de hoofdstam? En drievatslijden? ? Hoe kan je zien op de ECG dat er sprake is van een onderwand/ voorwand infarct? En ischemie?
Stuk van de R/LCA voor afsplitsing takken. Vernauwing in de RCA, RCx en LDA. II, III & aVF: ST-elevaties, als ischemie depressies. Het QRS-complex is verstoord in V1,4 en 3.
31
Welke coronairarterien voorzien welke deel van het hart van bloed? Waar lopen deze en welke takken geven ze af? Waneer is een systeem lnks/rechts dominant?
- linker coronair arterie LAD= left anterior descending: anterior, apicale gedeeltes, anterior 2/3 septum en antolaterale papillairspier - Sulcus interventricularis anterior: Septale en diagonale takken Ramus circumflexus(RCx): laterale/posterior gedeelte, antolaterale papillairpsier - sulcus coronarius: MO tak en soms ramus descendens posterior(gevende bloedvat dominant, d RCA rechts of circumflex links dominant) Rechter coronair arterie: RV, posterior 1/3 septum, inferior gedeelte LV, posteromediale papillairpier en geleidingssysteem - sulcus coronarius: RDP + ramus posterolateralis
32
Wat is de grooste doodsoorzaak bij sterfte snel/lang na een MI? Wat is ventrikel tachycardie/fibrilleren?
Snel: nieuwe ciruclatiestilstand agv VF of VT Lang: verminderde hartfunctie agv hartfalen VF= geen output -> re enting, circuit om litteken activeren VT= snel gaan(>220-240 dodelijk), gem 80, 60-100 normaal -> litteken
33
Wat is een totale AV-blok? Hoe zie je dit op de ECG?
ECG: geen P-top in sinusritme, varieerende afstand t P en QRS -> geen geleiding vanuit SA-knoop Geen relatie ventrikels en boezems Onderwandinfarct, elevaties in II, III & aVF(vectoren n beneden)
34
Wat is cardiogene shock?
Hypotensie(sys BP <90 >30 min of inotropine voor BP>90 houden) Verlaging cardiac index Verminderde orgaan perufsie en hogere eindssystolische druk
35
Welke mechanische complicaties van ACS zijn er?
- Papillairspier ruptuur : acute mitralisklepinsufficientie, systolische souffle - Ventrikelseptum ruptuur : continue souffle, L>R shunt - Vrije wand ruptuur -> tamponade - LV thrombus: apicaal bij LAD occlusie
36
Welke pericardiale complicaties zijn er van ACS?
- peri-infarct(rondom) pericarditis: Vaak pericardwrijven(d sneeuw lopen), ~1%, meestal geen effusie - Post MI/Dessler syndroom(laat, irritatie hartzakje): weken-maanden na, wel effusie
37
Hoe ontstaan schuimcellen?
Geoxideerd LDL in de subendotheliale laag word d scavenger-recptoren van macrofagen herkent en opgeruimd. Geen regulatie, waardoor ophoping cholesterylesters. Hierdoor sterven macrofagen en vorming schuimcellen, als dood veel cholesterol vrij.
38
Waardoor stijgt de glycolyse-snelheid abrupt bij O2-tekort?
1. Daling [CrP] 2. Stijging [AMP] 3. Activatie PFK 4. Versnelling glycolyse 5. Meer cytosolair NADH vorming 6. Meer lactaat productie(reductie pyruvaat) -> verzuring
39
Hoe werkt ATP-synthase? Waarom is er in de christae weinig ruimte?
ATP synthase Proton influx -> confirmatieverandering, zie filmpje - F0: membraan, draait - F1: cristae, 3 stadia/dimeren roteert 120 -> per heel rondje 3 ATP In cristae weinig ruimte: weinig H+ v protongradient
40
Waarom zitten allosterische enzymen op sleutelposities in metabole paden? Hoe werkt eindproductremming via een allosterisch sleutelenzym?
Door modulatie v/d enzymactiviteit kunnen de metabole paden zelf gereguleerd worden. PFK heeft relatief lage activiteit, als deze actiever d meer AMP hele glycolyse ook -> meer productie ATP. De enzymactiviteit bep snelheid metabool pad. Eindproducten van het pad remmen de enzymactiviteit(weer naar T-vorm), negatieve terugkoppeling, reguleren zo snelheid pad en concentratie(bv AMP en ATP).
41
Waardoor komt het vers in kinetiek tussen MM en allosterisch enzym? Wat betekenen Km en Vmax?
Bij MM-enzymen verlopen reacties dichtbij evenwicht(eerste en nulde-orde deel), netto reactie afhv concentratie(dichter bij Vmax) en hvlh enzym(Km recht evenredig). Allosterische enzymen hebben sigmoidaal verband. Eerst in T(tense)-vorm, inactief en dus platte curve. Als activator(bv AMP) bindt actief, affiniteit substraat neemt toe als subunits geboden. Einde R(relaxed)-vorm, meetse enzymen actief en afvlakking. Concentratie waarbij 1/2Vmax. Maximale initiële snelheid eerste-orde deel, hoe dichter substraatconcentratie bij Km des te dichter bij Vmax.
42
Hoe kun je op de ECG zien dat er sprake is van een septum, voorwand zijwnad, onderwand of achterwand infarct?
Onderdeel Afleiding Soort infarct Septum V1,2 Anteroseptaal Voorwand V3-5 Anterior Zijwand I, V6 & aVL Anterolateraal Onderwand II, III & aVF Inferior Achterwand V1-3(spiegelbeeld; ST-depressies) Posterior
43
Hoe kun je op ECG zien of er sprake is van R/LA overbelasting of R/LV hypertrofie? Waneer is een P/Q-top pathologisch?
RAO: P-top in V1 hoog, II spits LAO: P-top M-vorm I/II, V1 bifasisch LVH: S-top V1/2 & R top V4/5 >35 mm, ST-depressie en T-top in V4-6 - RVH: R’ in V1, R/S>1 in V1, kleiner R/S in V2/3, (T-top - in V1/2 Als deze meer dan 1 mm hoog/breed is. 0,04s breed, >1/3h QRS-complex
44
Waaruit bestaan de golden five van secundaire preventie van ACS?
- aspirine - P2Y12 inhibitor - ACE-remmer - B-blokker - statine