Week 1 Flashcards
Wat zijn de functies van transport van bloed en lymfe?
- communicatie(hormonen)
- stofwisseling(O2 en voedingsstoffen)
- ontsteking(leukocyten, antilichamen)
Welke vaattypen zijn er vanaf het hart? Wat is het verschil tussen arteriën en venen?
Elastische arteriën -> musculeuze arteriën -> kleine arteriën -> arteriolen -> capillairen -> postcapillaire venulen -> musculeuze venulen -> middelgrote venen -> grote venen
- grote/kleine diameter lumen
- dikke/dunne tunica media
- geplooid/weinig geplooid endotheel
- niet/sterk geplooide wand
- veel/weinig elastine
Waaruit bestaat de opbouw van de vaatwand?
- tunica intima: endotheelcellen, subendotheliale laag en lamina elastica interna
- tunica media: circulair gladde spiercel, elastische vezels, geen fibroblasten en lamina elastica externa
- tunica externa/adventitia: losmazig collageen bindweefsel, vasa vorum(grote vaten) en nervi vascularis
Welke type arteriën zijn er? Wat is de hoeveelheid elastine en tunica media?
- elastische: groot, veel elastine(in adventitia) en grote tunica media
- musculeuze: middelgroot, duidelijk zichtbare lamina elastica, minder elastine
- arteriolen: klein, tunica media 1-3 spierlagen dik, minder elastine, dunne lamina elastica interna zichtbaar
Lumen en wanddikte worden steeds kleiner.
Wat is de opbouw van een capillair? Wat voor soort capillairen zijn er waar? Zijn een capillair en lymfevat onderscheidbaar?
Een endotheellaag met pericyten(steuncellen), geen tunica en lumen is grootte erytrocyt
- gefenstreerd(gaatjes): nieren, galblaas en darmen
- continue: hersenen
- sinusoiden(fenestrae zonder diafragma): lever, milt en beenmerg
Er is geen histologsich/morfologisch verschil. Als een erytrocyt zichtbaar is, dan is het altijd een capillair.
Wat zijn de belangrijkste eigenschap van venen tov lumen, wanddikte, zichtbaarheid en opbouw?
Ze hebben een groot lumen en oppervlak tov de vaatwanddikte. Lamina elastica interna moeilijk zichtbaar, externa niet. Postcapillaire venulen lijken op capillairen, medium-sized venen hebben wel een tunica media.
Wat is arteriosclerose? Welke vormen zijn er?
Een verharding van de vaatwand waarbij vaatverdikking optreedt en verlies van elasticiteit.
- excentrisch: atherosclerose, lokale ophoping van cholesterol aan subendotheliale laag met fibreuze kap(gladde spiercellen uit tunica media), waardoor tunica media verstijfd en lumen vernauwt. Door sheer stress scheurtje in endotheel, waardoor vet in contact met bloed en stolsels vormen. Deze kan losschieten waardoor een hartinfarct/ischemie ontstaat.
- concentrisch
- Monckebergse media sclerose: verkalking van de tunica media, vooral in musculeuze arterie
- arteriolosclerose: arteriolen, hyperplastisch(plaque) of hyalien(afzetting glycoproteinen)
Wat is een aneurysma? En een dissectie?
Een verwijding van de vaatwand, waarbij de tunica media verzwakt en uitzet. Dit kan een dissectie of ruptuur veroorzaken.
een scheur in de tunica intima die uitscheurt in de tunica media, waardoor bloed tussen de lagen komt. Er is risico op ruptuur.
Hoe is het membraanpotentiaal in rust? Waardoor wordt deze veroorzaakt? Waarvan is deze afhankelijk?
De binnenkant van de cel is negatief geladen(door anionen en meer K+), de buitenkant positief(door meer Na+, Cl- en Ca2+). Door dit ladingsverschil ontstaat de rustmembraanpotentiaal, waarbij netto geen ladingstransport plaatsvind.
De evenwichtspotentialen van de ionen. Pk ligt het dichtste bij, deze bepaald Vm omdat de kanalen een hoge permeabiliteit hebben.
Welke soorten iontransport zijn er? Waardoor worden deze gedreven en wat zijn de eigenschappen?
Passief(downhill): met gradient mee, potentiële energie van gradiënt
- porien: langdurig open, diffusie vele moleculen enweinig selectief
- kanaal: open en gesloten toestand, asl open veel moleculen en ion-selectief
- carriers: confirmatie verandert beurtelings, diffusie 1/meer moleculen en selectief
Actief(uphill): tegen gradiënt in, extra energie input
- pomp: confirmatie verandert beurtelings, transport 1/meer moleculen en selectief
Hoe kan extra energie worden toegevoegd bij actief transport?
- direct(primair): ATP-hydrolase
- indirect(secundair): downhill symport/antiport ander ion of molecuul
Wat is de potentiële energie? Wat gebeurt er met X+ als delta ux >, < of = 0?
Optelsom van concentratiegradient en potentiaalverschil, recht evenredig met het verschil tussen membraan- en evenwichtspotentiaal.
Binnen -> buiten
Buiten -> binnen
Geen netto transport
Hoe kunnen de grote energie van Na en Ca gradiënten gebruikt worden?
- opening Na/Ca-kanalen: actiepotentiaal in zenuw- en spiercel/pacemakercel
- na-gekoppeld transport
- glucose transport darmcel
- Na/Ca exchange cardiomyocyt
Hoe werkt de Na/K-pomp? Wat doet digitalis?
Pompt tegen de concentratiegradiënt in 3 Na naar buiten en 2 K naar binnen.
In de E1 confirmatie is de opening aan de binnenzijde en bindt Na.
Fosforylatie aspertaat mbv ATP, waardoor naar E2, met de opening aan de cytosolaire zijde.
Hier wordt Na afgegeven en bindt K.
Defosforylering, waardoor terug naar E1. Hier vind afgifte K plaats en binding Na.
Digitalis bindt aan de K-bindingsplek en blokkeert deze, waardoor hij de Na/K-pomp remt en de K-gradiënt afneemt. Hierdoor neemt de Ca-influx toe waardoor het hart sterker contraheert.
Waar staan de onderdelen van de ECG voor?
P-top: depolarisatie atrium
Delay(P-Q): prikkeloverdracht via AV-knoop
QRS-complex: depolarisatie ventrikels/septum
- R-top: depolarisatie ventriculaire hartspiercel
T-top: repolarisatie ventrikel/ventriculaire hartspiercel
Wat voor soorten actiepotentialen zijn er in cellen?
- pacemakercellen(SA/AV-knoop): 0(L-type Ca-kanaal), 3(K-kanaal) en 4e(If en T-type Ca-kanaal) fase
- hartspiercel/Purkinjevezel: Ca2+ -> plateau
- zenuw/skeletspiercel: spike, snelle influx Na en K
Waar bestaan kanaaleiwitten uit? Wat gebeurt er tijdens depolarisatie en als Vm?
Uit 24 transmembraan alfa helices die 4 setjes van 6 vormen met middenin een positief geladen voltage-sensor.
Tijdens Vm/depolarisatie naar intra/extracellulaire zijde(opent), sluiten met een segment dat inactiveert.
Wat gebeurt er bij hypo/hyperkalemie en als de K-kanalen geopend/gesloten? Hoe kun je Vm moduleren?
Er is dan weinig/veel kalium extracellulair, waardoor spierzwakte, hartritmestoornis/hartritmestoornis, spiertetanus en hartslistand ontstaan.
EDHD- gemedieerde vasodilatie/glucose-gemedieerde insuline afgifte(daling/stijging Ca-influx)
Door de extracellulaire kaliumconcentratie te verhogen of de kaliumkanalen te sluiten.
Wat zijn de stappen van de depolarisatie van het hart?
- Boezemcontractie: als prikkel via de SA naar de AV-knoop
- Depolarisatie septum vlnr
- Prikkel naar apex
- Depolarisatie ventrikels
- Depolarisatie basale deel laterale wand v/d linker ventrikel
Wat is verschil tussen een actiepotentiaal in myocard en geleidingsweefsel?
- fase 0 steiler/snelle upstroke in myocard(weefsel moet geleiden), langzaamer in geledingsweefsel
- rsutpotentiaal myocard is horzinotale lijn, geledingsweefsel niet(depolariseert spontaan)
Wat is het depolarisatiefront?
Myocardcellen zijn met gap-junctions verbonden. Asl cel A depolariseert, depolariseert cel B iets later ook. Deze heeft een richting(vector) die je kunt meten, als je een negatieve elektrode aan het begin plaatst en een positieve aan het einde.
Wat meet je bij een ECG? Wanneer is een uitslag positief, negatief of neutraal? Waar is de uitslag van afhankelijk?
Je meet het effect van het geledingssyteem, namelijk de elektrische activiteit van de myocard.
- als positief front richting de positieve elektrode
- als positief front richting negatieve elektrode
- als vector loodrecht op de afleiding staat
- hoe groter de hoek, des te kleiner de geprojecteerde vector
- draaiing richting over tijd: als loodrecht op afleiding van positief naar negatieve uitslag
Welke afleidingen heb je? Hoe bepaal je de hartas?
I: ra -, la +
II: ra -, lb +
III: la -, lb +
Goldberger: gem 2 extremiteiten -, losse +
- aVF: la en ra -, lb +
Laatste 6: centraal -, + op huid
- grootste bep richting loodrechte lijn, laagste bep richting vector
- 2 haakse afleidingen: I en aVF vormen x en y as, als beide positief naar rechtsonder
LET OP: als I + en aVF - gebruik II(loodrecht op aVL) normaal -30 tot 90
Wat is het troponine-complex? Wat is de functie? Hoe ontstaat rigor mortis?
Troponine-complex zit aan tropomyosine om de actinefilamenten en bestaat uit TnT, TnI en TnC die binden aan tropomyosine, actine en Ca2+.
Ca2+ bindt aan TnC, waardoor TnI confromatieverandering, tropomyosine wegtrekt en myosinebindingsplek vrij komt. Dit triggert de cross bridge cycle.
Om te ontspannen moet ATP aan myosine binden, waardoor deze actine loslaat. Ook moet Ca2+ uit het cytosol gepompt worden. Bij rigor mortis is er geen ATP meer.