Week 4 Flashcards

1
Q

Goederenrecht

A

Goederenrecht is de relatie tussen persoon en goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verbintenissenrecht

A

Verbintenissenrecht is de relatie tussen persoon en persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vermogen

A

Vermogen bestaat uit alle bezittingen en schulden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goederen

A

Goederen zijn zaken en vermogensrechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zaken

A

Zaken zijn stoffelijke voorwerpen die voor menselijke beheersing vatbaar zijn, dit kunnen onroerende en roerende zaken zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onroerende zaken

A

Onroerende zaken zijn grond, delfstoffen in de grond, met de grond verenigde beplanting, gebouwen en werken die duurzaam, direct of indirect met de grond verenigd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Roerende zaken

A

Roerende zaken zijn alles wat niet onroerend is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vermogensrechten

A

Rechten die overdraagbaar zijn of rechten die strekken om stoffelijk voordeel te verschaffen. Alleen hoogstpersoonlijke rechten zijn niet overdraagbaar, je naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Afhankelijke rechten

A

Niet zelfstandige overdraagbaar, alleen samen met het hoofdrecht. Gaat teniet als hoofdrecht tenietgaat. Voorbeeld hypotheek, er kan geen hypotheek zijn zonder huis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beperkte rechten

A

Afgeleid van meer omvattend recht. Ontstaan net als het hoofdrecht: door overdracht of verjaring. Gaan teniet door opzegging, afstand doen en vermenging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Absolute rechten

A

Kunnen tegen iedereen gehandhaafd worden. Eigendom, beperkte rechten, intellectueel eigendom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Relatieve rechten

A

Kunnen alleen tegen bepaald persoon gehandhaafd worden. Rechten tussen contractpartijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Registergoederen

A

Kunnen overdracht hiervan alleen via notariële akte en inschrijving in openbaar register. Onroerende zaken, geregistreerde/ grote schepen en vliegtuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Goede trouw

A

Als je niet wist en ook niet hoefde te weten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Redelijkheid en billijkheid

A

Altijd rekening houden met algemeen erkende rechtsbeginselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verbod misbruik bevoegdheden

A

Willens en wetens beschadigen van andermans belang. Bevoegdheid gebruiken voor ander doel dan waar het voor gegeven is.

17
Q

Verbod hinder

A

Niet anderen hinderen met jouw eigendom.

18
Q

Eenzijdige rechtshandeling + gericht

A

1 persoon veroorzaakt juridisch gevolgen voor bepaald persoon: schenken

19
Q

Eenzijdige rechtshandeling + ongericht

A

1 persoon veroorzaakt juridisch gevolgen voor willekeurig publiek: advertentie/testament

20
Q

Meerzijdige rechtshandeling

A

2 of meer personen maken meerdere rechtsgevolgen over en weer.

21
Q

Totstandkoming van de rechtshandeling

A

Wil en verklaring moeten overeenkomen. Vertrouwensleer; als wederpartij er terecht op vertrouwt dat bedoeld werd wat verklaard werd, komt de rechtshandeling tot stand.

22
Q

Verklaringen

A

Vormvrij: kan mondeling/schriftelijk/ uit gedrag blijken.

22
Q

Verklaringen

A

Vormvrij: kan mondeling/schriftelijk/ uit gedrag blijken.

23
Q

Ontvangsttheorie

A

Verklaring heeft pas effect als die de wederpartij bereikt heeft. Tot dat moment kan verklaring ingetrokken worden.
Verbod op strijd met de wet/goede zeden/openbare orde

24
Q

Ontbreken wilsgebreken

A
De wil is er wél, maar is onjuist tot stand gekomen. Dat kan bijvoorbeeld door; 
•	Bedreiging
•	Bedrog
•	Misbruik omstandigheden
•	Dwaling
25
Q

Paulianeus

A

Paulianeus handelen is willens en wetens rechtshandeling verrichten om de schuldeisers te benadelen. In het zicht van faillissement.

26
Q

Nietigheid

A

Rechtshandeling heeft nooit bestaan.
• In verband met vorm
• In verband met inhoud of strekking
• In verband met handelingsonbevoegd persoon