week 3 Flashcards

1
Q

koning tijdens kabinetsformatie

A

treedt persoonlijk en alleen op. neemt beslissingen die neit onder ministeriele verantwoordelijkheid vallen. –> problematische periode. nog geen oplossing voor. in strijd met art 2 Gw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

begin kabinetsformatie

A

wanneer zittende kabinet ontslag heeft aangeboden. (op dag van TK kamer verkiezingen). = demissionair kabinet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

samenstelling kabinet, benoeming informateur/formateur

A

koning nodigt ter advies uit; voorzitters EK en TK, vice-president RvS, alle fractievoorzitters uit TK.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

oude procedure samenstelling

A

informateur bekijkt de opties van mogelijk kabinet. formateur stelt het samen. koning geeft hen een taakomschrijving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nieuwe procedure samenstelling

A

week na installatie nieuwe TK: plenaire zitting over verkiezingsuitslag. –> wijzen formateur en informateur aan. informateur onderzoekt mogelijkheden voor een te vormen kabinet. formateur vormt het kabinet. ze krijgen een taakomschrijving van de TK (art 139 a RvOTK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

drie verschillen interpellatie en vragenuur

A
  1. interpellatie –> bijzonder verlof
  2. interpellatie –> debat, vragenuur alleen aanvullende vragen
  3. interpellatie —> moties indienen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

motie indienen

A

doet de TK als ze de beantwoording van een minister niet voldoende vindt. in de motie staat waarom en wat ze wel willen zien. regering kan dit naast zich neerleggen maar dan bestaat er kans op motie van wantrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

recht van onderzoek

A
  1. recht van enquête

2. recht van parlementair onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

rijksbegroting

A

bestaat uit: begrotingsstaat en een toelichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

niet-tijdige begrotingswet

A

art 23 Comptabiliteitswet. Begrotingswet niet voor 1 jan in werking getreden –> ministers kunnen tot een maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Minister van Financiën

A

comptabiliteitswet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wijziging begroting

A

suppletoire begrotingswetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

EU en begroting

A

voor de stabliteit van de euro mogen EU-landen geen te groot tekort hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoge Colleges van de Staat

A

Algemene Rekenkamer en Raad van State.
Raad van State –> college geeft regering advies.
Algemene Rekenkamer –> orgaan oefent financiele controle uit (meer ten dienste van parlement dan voor regering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doelmatigheidscontrole

A

Algemene Rekenkamer moet doeltreffendheid en doelmatigheid controleren.
doeltreffendheid –> kan het beoogde resultaat behaald worden met dit beleid?
doelmatigheid –> wordt de juiste hoeveelheid geld ingezet om het doel te bereiken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

initiatiefrecht TK

A

sinds 1848 in grondwet. (regering en S-G mogen wetsvoorstellen indienen)

17
Q

totstandkoming van wet

A
  1. indienen bij ministerraad. (via reglement van orde voor ministerraad)
  2. Raad van State brengt advies uit (eerst aan koning machtiging vragen om aanhangig te maken)
  3. advies RvS naar Koning –> ministerraad. (minister kan MvT maken afh van advies). ministerraad –> koning –> (KB) TK.
  4. TK –> onderzoek vaste of algemene commissie. –> verslag TK en minister. (minister kan nota van wijziging maken).
  5. openbare behandeling in plenaire kamer. (amendementen)
  6. EK. aanvaarden of verwerpen. geen amendementsrecht. (bij verwerpen: - nieuw wetsvoorstel bij TK indienen met wijziging óf novelle)
  7. bekrachtiging Koning (als aangenomen door EK)
18
Q

amendementen niet aannemen op grond van:

A
  1. onaanvaardbaarheidverklaring

2. ontoelaatbaarheidsverklaring

19
Q

initiatiefvoorstel

A

leden van TK kunnen indienen bij de kamer. zij zijn dan verantwoordelijk. mogen niet deelnemen aan onderzoek.

Na bekrachtiging EK –> TK Afdeling Advisering van RvS. TK bekrachtigt –> regering hoort Afdeling Advisering RvS.
bekendmaking

20
Q

Raad van State

A

koning is voorzitter (formeel). werkelijke leiding ligt bij vice-president. 2 afdelingen:

  1. Afdeling advisering
  2. Afdeling bestuursrechtspraak

beperkte ontslagmogelijkheden
onafhankelijke positie tegenover regering

21
Q

Grondwet

A

geen garantie voor stabiliteit: wereld kent nogsteeds revoluties en staatsgrepen. maar toch een factor van regelmatig functioneren. Moet wel te wijzigen zijn want moet mee gaan met levensbeschouwelijke visies en ethische opvattingen. ‘rigid constitution’ –> eis = bijzondere procedure, vb: aanneming met gekwalificeerde meerderheid.

22
Q

eerste lezing

A

voorstel aan de grondwetgever. hierna kamerontbinding. als wetsvoorstel tot herziening grondwet is aangenomen en bekendgemaakt –> TK ontbinding. bekendmaking van wet kan wachten, gebeurt vaak tijdens Kamerontbinding.

23
Q

tweede lezing

A

regering verplicht het tot in de eerste lezing tot stand gekomen wet in te dienen als wetsvoorstel bij de TK.

24
Q

uitzonderingen totstandkoming grondwetsherziening

A
  1. geen recht van amendement
  2. de regering mag het wetsvoorstel niet wijzigen
  3. aanneming gebeurt met ten minste 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen
25
Q

splitsingsrecht

A

in eerste en tweede lezing. in tweede lezing 2/3 meerderheid stemmen nodig. zo wordt een deel van wetsvoorstel tot grondwetsherziening gered.

26
Q

beperkte aanpassing

A

art 138 GW. beperkte tekstwijzigingen zodat er geen incongruentie optreedt.

27
Q

wijzigingen van statuut

A

makkelijker te maken dan wijzigingen van GW

28
Q

overgangsrecht

A

art 140 GW.

29
Q

AMvB

A

Hoge Raad 1879 Meerenberg-arrest: ‘zelfstandige’ AMvB is onverbindend. –> grondwetsherziening 1887 maakte dit ongedaan. nu art 89 GW

30
Q

‘bij of krachtens AMvB’

A

AMvB mag uitwerken maar mag ook subdelegeren aan bijv ministeriele regeling / gemeentelijke verordening.

31
Q

gedecentraliseerde wetgeving

A
  1. algemene decentralisatie = attributie

2. specifieke decentralisatie –> houdt regeling met plaatselijke omstandigheden

32
Q

attributie / delegatie

A

delegatie : orgaan draagt eigen bevoegdheid over

attributie : creëert nieuwe bevoegdheid

33
Q

verantwoordelijkheid mandaat / delegatie / attributie

A

mandaat: onder naam + verantwoordelijkheid van een ander

delegatie / attributie: eigen gezag + verantwoordelijkheid

34
Q

vormvoorschrift AMvB

A
  1. altijd afdeling advisering RvS gehoord worden

2. AMvB bekendmaking in Staatsblad

35
Q

art 79 lid 1 onder b wet RO

A

beleidsregels door jurisprudentie belangrijker geworden.