week 3 Flashcards
1
Q
vulva
A
- alle organen samen worden zo genoemd
2
Q
vulva bestaat uit
A
- clitoris
- schaambeen
- binnenste lippen
-buitenste lippen - vaginale opening
3
Q
clitoris
A
- gevoelig orgaan, belangrijk voor het vrouwelijke seksuele respons
- bestaat uit schacht en crura
4
Q
shaft/schacht
A
- bestaan uit 2 corpora cavernosa
5
Q
cura
A
- twee lange sponsachtige lichaampjes die in het lichaam zitten, zitten aan allebei de kanten van de vagina
6
Q
Mons pubis
A
- laag van vet onder het schaamhaar
7
Q
buitenste lippen
A
- vetweefsel aan beide kan van vaginale opening, zit haar op
8
Q
binnenste lippen
A
- stukjes huid tussen de buitenste lippen en de vaginale opening, zit geen haar
9
Q
bartholin glands
A
- 2 kliertjes aan allebei de kanten van de vaginale opening
10
Q
perineum
A
- huid tussen de vaginale opening en de anus
11
Q
introitus
A
- vaginale opening
12
Q
urethra
A
- buisje waardoor urine passeert vanuit de blaas naar uit het lichaam
13
Q
Hymen
A
- dun membraan, bedekt deels de vaginale opening
- voor gynaecologen definieert dit de lijn tussen in het lichaam en buiten het lichaam
14
Q
interne organen vrouw
A
- vagina
- interne vertakking van de clitoris
- skene’s kliertjes
- eierstokken
- eileiders
15
Q
pubococcygeus muscle
A
- spier rondom de vaginale opening
16
Q
vestibular/clitoral bulbs
A
- erectile weefsel onder de binnenste lippen
17
Q
skene’s gland
A
- klier aan het begin van de vaginale wand die uitmonden in de urethra
18
Q
uterus/baarmoeder
A
- orgaan waarin de foetus ontwikkeld
19
Q
cervix/barmoederhals
A
- onderste gedeelte baarmoeder, opent naar de vagina
20
Q
drie lagen in de baarmoeder
A
- endometrium
- myometrium
- perimetrium
21
Q
endometrium
A
- breekt af tijdens menstruatie
22
Q
myometrium
A
- een spier maar erg elastisch, middelste laag en creeert de weeen tijdens geboorte en orgasmes
23
Q
perimetrium
A
- externe dekking
24
Q
eileiders
A
- buisjes van baarmoeder naar de eierstokken
- eindigt in fimbriae
25
Q
eierstokken
A
- bevatten de eitjes
- maken seks hormonen oestrogeen en progesteron aan
- hebben meerdere follikels, elke capsule zit om een onontwikkeld eitje
26
Q
de borsten
A
- elke borst heeft 15-20 clusters mammary glands-borstklieren
27
Q
hormonen
A
- chemische substanties gemaakt in endocriene klieren
- in bloedstroom afgegeven
28
Q
wanneer vind ovulatie plaats
A
- dag 14 van de menstruatie cyclus
29
Q
zona pellucida
A
- laagje om het eitje heen
30
Q
hyaluronidase
A
- enzym wat de spermacel vrijlaat
- lost op in zona pellucida, zorgt ervoor dat een spermacel kan penetreren
31
Q
verhogen kansen op bevruchting
A
- seksuele gemeenschap tijdens ovulatie of binnen 5 dagen erna
- vrouw op haar rug
- douches of glijmiddels kunnen sperma cellen doden
32
Q
preventie ovulatie
A
- anticonceptie pil
33
Q
preventie bevruchting
A
- condooms, steriliseren van de man of vrouw
34
Q
preventie nestelen
A
- spiraaltje