week 1 Flashcards

1
Q

sex

A

seksuele anatomie en seksueel gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

gender

A

man, vrouw of non-binair zijn, wat je je voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

seksueel gedrag/sexual behavior

A

produceert arousal en verhoogt kans op orgasme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Signmund Freud

A
  • arts
  • ontdekker psychoanalyse
  • seksualiteit is de primaire drijfveer in de motivatie van alle mensenlijke gedragingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Henry Havelock Ellis

A
  • arts
  • studies is the psychology of sex (boek)
  • voorloper seksonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ideeen Ellis

A
  • vrouwen zijn net zoals mannen seksuele wezens
  • masturbatie is normaal
  • fysieke en psychologische factoren spelen een rol in seksuele problemen
  • seksuele deviaties van de norm zijn vaak onschuldig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Richard von Krafft-Ebing

A
  • psychiater
  • psychopathia sexualis: eine klinisch-forensische studie
  • beschreef seksuele stoornissen gebaseerd op de ervaringen van de patienten
  • sadisme, masochisme, pedofilie, homoseksualiteit en heteroseksualiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Magnus Hrischfeld

A
  • eerste seksuele institutie
  • introduceerde de term travestiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Alfred Kinsey

A
  • meten seksuele orientatie op een 7 punt schaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Masters & Johnson

A
  • seksuele observatie onderzoek
  • bestudeerde de fysiologie van seksuele respons en seksuele stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cultivation

A
  • de opvatting die mensen laat denken dat wat ze in de media zien ook alleen maar echt gebeurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

agenda setting/framing theory

A
  • het idee dat de media definieert wat belangrijk is en wat niet gebaseerd op welke verhalen ze laten zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sociale cognitieve theorie

A
  • het idee dat de media rol modellen creeert die we imiteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

selectivity

A
  • het idee dat mensen een specifiek soort media selecteren en daarop focussen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

reinforcing spiral theory

A
  • iemand sociale identiteit voorspeld iemands media gebruik en visa versa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

differential susceptibility model

A
  • niet iedereen reageert hetzelfde op media content
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Etnocentrisme

A
  • je eigen cultuur als superieur beschouwen
  • je eigen overtuigingen zijn de standaard in het oordelen over andere
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

incest taboos

A
  • seksuele interactie tussen bloed gerelateerde mensen zijn universeel afgekeurd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

samenlevingen reageren anders op

A
  • seksuele technieken
  • masturbatie
  • seks voor het huwelijk
  • seks na het huwelijk
  • seks met zelfde gender
  • aantrekkelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

verschillen in technieken van seks onderzoek

A
  • hoe seksualiteit gemeten wordt
  • hoe groot de groep is
  • in het lab of in het “field”
  • gedrag van nature of gemanipuleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

verschillende niet-experimentele studies

A
  • surveys (zelf-rapportage)
  • meten van gedrag (observatie, oog tracken)
  • case reports
  • implicite metingen
  • biologische metingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

self-reports

A
  • op papier
  • interview
  • online
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

voorbeelden van self-report

A
  • Golombok-Rust Inventory of Sexual Satisfaction
  • International Index of Erectile Function
24
Q

eye tracking

A
  • gingen kijken naar waar op het plaatje ze het langst en meest naar keken
25
Q

implicit association test

A
  • meet hoe snel iemand een associatie kan leggen tussen verschillende concepten
  • reactie tijd is gemeten in miliseconden
26
Q

directe observatie: Masters en Johnson

A
  • na seksuele activiteit werden participanten geinterviewd
  • controversieel en werd als porno gezien
27
Q

biologische metingen

A
  • penile strain gauge
  • vaginal photoplethysmograph
  • pupil dilation
  • functional MRI
28
Q

penil strain gauge

A
  • meet de omtrek van de penis
29
Q

Vaginal photoplethysmograph

A
  • meet veranderingen in de vagina qua bloed en volume
30
Q

pupil dilation

A
  • pupillen worden groter als mensen kijken naar iets interessants of opwindends
31
Q

Functional MRI

A
  • kijkt naar hersenactiviteit door meten van de bloedstroom
32
Q

kwalitatieve methodes

A
  • interviews
  • focus groepen
  • media content analyse
33
Q

3 fases van sampling

A
  • identificeren van populatie
  • methode om sample te vinden
  • mensen in sample worden gecontacteerd en gevraagd om mee te doen
34
Q

random sample

A
  • iedereen heeft evengrote kan om mee te doen
35
Q

probability sample

A
  • iedere persoon behorend tot de populatie heeft een bekende kan om in de sample te zitten
36
Q

convenience sample

A
  • een sample gekozen in een willekeurige manier relatief tot de populatie
37
Q

snowball sampling

A
  • bestaande participanten suggereren mensen die ook mee kunnen doen aan de studie
38
Q

purposeful distortion

A
  • expres self-reports geven die niet werkelijk zijn
39
Q

sommige studies met ethische problemen

A
  • tearoom trade study
  • tuskegee syphilis study
  • stanley Milgram’s study
  • stanford prison experiment
40
Q

ethische eisen

A
  • protection from harm including anonymity
  • informed consent
  • justice principle
  • cost-benefit approach
  • freedom to withdraw
  • debriefing
41
Q

evolutionaire persepctieve; sociobiologie

A

siociobiologie; evolutionaire biologische om sociaal gedrag te begrijpen van mensen en dieren

42
Q

evolutie

A
  • theorie dat mensen hun huidige vorm nu zo hebben door graduele veranderingen door genetische succes generaties
43
Q

natural selection

A
  • Een proces in de natuur dat leidt tot hogere overlevingskansen voor de planten en dieren die het beste zijn aangepast aan hun omgeving.
44
Q

in het oog van evolutie kijken mensen bij reproduceren naar

A
  • gezondheid
  • vorige verkeringen
  • familie structuur
45
Q

parental investment

A
  • de tijd, energie en middelen die een ouder besteedt aan het grootbrengen van zijn nakomelingen, met als doel hun overlevingskansen en voortplantingssucces te vergroten
46
Q

sexual selection

A
  • specifieke soort selectie dan verschillen laat zien tussen mannen en vrouwen
47
Q

2 processen seksuele selectie

A
  • strijd tussen 1 van de genders om te paren
  • partner selection
48
Q

seksuele strategien

A
  • paren is niet random
48
Q

evolutie psychologie

A
  • kijkt naar psychologische mechanismes die door evolutie komen
48
Q

gender-neutral evolutionary theory

A
  • gezien de grote verscheidenheid aan omgevingen waarin mensen leven, niet nuttig of “adaptief” (bevorderlijk voor overleving en succes) is voor mensen om vaststaande gedragingen of vaststaande genderverschillen in gedrag te vertonen die volledig door evolutie bepaald zijn.
49
Q

psychoanalytische theorie

A
  • Freud
  • 3 componenten persoonlijkheid
50
Q

mensen worden gedreven door

A
  • seks energie (libido) en de dood (thanatos)
51
Q

3 componenten persoonlijkheid

A
  • id
  • ego
  • superego
52
Q

id

A
  • plezier principe, libido bv
53
Q

ego

A
  • realiteit, houdt id in bedwang
54
Q
A