Week 3 Flashcards
Welke twee hoeken maakt het femur?
- De inclinatiehoek: De hoek die de hals (collum femoris) met het femur maakt in het frontale vlak.
- De anteversiehoek: De hoek die de hals van bovenaf naar links en rechts maakt in het transversale vlak.
Wat is de achterliggende pathofysiologie van artrose?
Artrose is een aandoening van het gewricht waarbij er sprake is van verlies van gewrichtskraakbeen. Vervolgens is er ombouw van het onder kraakbeen liggend (subchondraal) bot en ontsteking van de synoviale membraan (synovitis). Dit leidt tot gewrichtspijn na belasting, stijfheid en bewegingsbeperking. Er is verminderde belastbaarheid en pijn. Bij artrose is er dus schade aan het hyalien kraakbeen en falende reparatiemechanismen, wat leidt tot subchondrale botveranderingen.
Met welke klachten presenteren patiënten met artrose zich meestal?
- Pijn
- Stijfheid bij het opstaan (korter dan 30 minuten). Deze stijfheid verdwijnt soms met bewegen.
- Toename van de gewrichtsomvang (bot, gewrichtskapsel, synovium)
- Ontsteking (warmte, roodheid, gevoeligheid)
- Standsafwijking van het gewricht
- Kraken
- Bewegingsbeperkingen
Waaruit bestaat kraakbeen?
Kraakbeen bestaat uit suikerketens (GAG’s) met hiertussen collageen, chondrocyten en water. Bij artrose is er een afname van de hoeveelheid GAG’s in het kraakbeen.
Wat zijn risicofactoren voor artrose?
Niet modificeerbare risicofactoren:
- Leeftijd
- Genetisch: Collageen type II, HLA-B27
- Geslacht: Artrose komt meer bij vrouwen voor
Modificeerbare risicofactoren:
- Overgewicht
- Trauma
- Sportbelasting
- Infectie
- Beroep
Roken is geen risicofactor voor artrose, wel voor de operatie en de wondgenezing.
Bij welke 3 symptomen moet je denken aan artrose?
- Leeftijd van 45 jaar of ouder
- Aan activiteiten gerelateerde kniepijn
- Geen of kortdurende ochtendstijfheid (< 30 minuten)
Op welke plekken in het lichaam komt artrose vooral voor?
- Handen (vooral de vingers)
- Heupen
- Knieën
- Lage rug
- Cervicaal
Waaruit bestaat de Kellgren en Lawrence classificatie voor artrose?
- Graad 0: Geen artrose
- Graad 1: Mogelijk gewrichtsspleetversmalling en osteofyt vorming
- Graad 2: Zeker gewrichtsspleetversmalling, osteofyten en matige sclerose (vanaf hier is er sprake van artrose)
- Graad 3: Duidelijke gewrichtsspleetversmalling, osteofyten, enige sclerose, cystevorming en deformiteit
- Graad 4: Ernstige gewrichtsspleetversmalling, sclerose, cysten, duidelijke deformiteiten en grote osteofyten
Waarmee kun je artrose behandelen?
- Niet farmacologisch: Voorlichting, afvallen, aanpassen belasting, fysiotherapie, trainingsprogramma, hulpmiddelen
- Farmacologisch: Paracetamol, NSAID’s, COX-2 remmers, tramadol
- Injecties: Pijnstiller, corticosteroïden, hyaluronzuurinjectie (enkel voor de lange termijn)
- Operaties
- Osteotomie: Standscorrectie, waardoor het belastingsoppervlak wordt vergroot
- Arthrodese: Verstijven van het gewricht
- Resectie artroplastiek: Verwijderen van het gewricht
- Prothese: Vervanging van het gewricht
Wat is coxartrose?
Artrose van het heupgewricht
Wat zijn de meest voorkomende symptomen van coxartrose?
- Pijn in de lies en het bovenbeen
- Bewegingsbeperking
- Beperkte loopafstand
- Mank lopen (door spierzwakte van de m. gluteus medius)
Welke operaties kun je uitvoeren bij coxartrose?
- Girdlestone: Verwijderen van de heupkop en -collum, bijvoorbeeld bij niet-lopers of ernstige spastische patiënten. Bij onvoldonde bot of infectie kan het ook worden uitgevoerd.
- Osteotomie: Van de proximale femur of acetabulum -> de stand van het gewricht wordt aangepast, zodat de belasting beter wordt. Het wordt uitgevoerd bij corrigeerbare anatomische afwijkingen en jonge patiënten. Met een osteotomie verandert men de vorm of stand van de kom, zodat deze gunstiger gaat staan ten opzichte van de kop.
- Artroscopie: Herstellen heupvorm, kom-kop overgang
- Totale heupprothese (THP): Dit kan zowel gecementeerd als ongecementeerd als hybride
- Artrodese: Dit is het vastzetten van het heupgewricht. Het kan bij jonge patiënten (< 30 jaar) worden overwogen. Het wordt eigenlijk niet meer toegepast. Het gaat namelijk vaak gepaard met atrofie van de m. gluteus maximus.
Wat is het primaire doel van een totale heupprothese (THP)?
Pijnreductie en secundair het herstel van de biomechanica van de heup.
Wat is aseptische/mechanische loslating van een heupprotese?
Aseptische loslating kan veroorzaakt worden door slijtage van partikels van het polyethyleen uit de protese. Hierop kan een onstekingsreactie in gang gezet worden. Dit leidt tot botverlies rondom de prothese/botcement, wat kan leiden tot loslating/inzakking en een dreigende fractuur tot gevolg kan hebben. De behandeling van aseptische loslating is een revisie.
Welke heupafwijkingen komen frequent voor bij kinderen?
- Dysplastische heupontwikkeling:
- Synoniem: Developmental dysplasia of the hip
(DDH) - Vroeger: Congenitale heupdysplasie
- Synoniem: Developmental dysplasia of the hip
- Coxitis fugax (voorbijgaande heupontsteking)
- M. Perthes
- Epifysiolysis capitis femoris (heupkop glijdt van het bovenbeen)
Wat zijn 2 belangrijke testen om de instabiliteit van de heup bij pasgeborenen te testen?
- Test van Ortolani: Bij een geluxeerde heup wordt een opwaartse beweging gemaakt (het kind ligt op de rug) met de vingers ter hoogte van het trochanter major. Er is een soort zware klik te horen als de kop terug komt in de kom. De test is dan positief.
- Test van Barlow: Omgekeerde test van Ortolani. Hierbij wordt door een tegengestelde beweging de kop weer uit de kom getrokken.
Wat zijn cogitis fugax en de ziekte van Perthes?
Deze twee ziektebeelden hebben dezelfde initiële presentatie met een functiebeperking van de heup, pijn, manken en niet willen lopen. Het betreft vaak jongens tussen de 3 en 10 jaar. Bij lichamelijk onderzoek is er beperkte abductie en endorotatie mogelijk. Op de echo is er hydrops van de heup te zien. Als dit na een paar dagen vanzelf overgaat is er sprake van cogitis fugax. Anders is er sprake van de ziekte van Perthes.
Wat is er aan de hand bij epifysiolysis capitis femoris?
Het wordt ook wel slipped capital femoris epiphysis (SCFE) genoemd. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de stabiele en instabiele vorm. Bij de stabiele vorm is het gewricht belastbaar. Het treedt op bij oudere kinderen (leeftijd variërend van 10-17 jaar) en kent een acute en een chronische vorm. De acute vorm presenteert zich hetzelfde als een collumfractuur bij volwassenen. Er kunnen ook intermitterend klachten zijn. Het zijn vaak jongens met extreem overgewicht en vertraagde puberteitsontwikkeling.
Wat zijn vaak de symptomen van een patiënt met epifysiololysis capitis femoris?
De kinderen kunnen niet meer op het been staan en het been staat in exorotatiestand. Het teken van Drehmann is positief -> Bij passieve flexie wil het been in abductie en exorotatie.
Hoe wordt epifysiolysis capitis femoris behandeld?
Fixatie met een schroef
Welke stand is vaak te zien bij een heupfractuur?
Exorotatie en verkorting
Welke 4 dingen zijn vaak op een X-bekken te zien bij een heupfractuur?
- Verlies van hoogte collum
- Trochanter minor staat hoger
- Verlies van de boog
- Dubbel contour
Wat zijn de prognostische factoren voor het herstel van een heupfractuur?
- Leeftijd
- Comorbiditeit
- Medicatie
- Leefstijl (roken)
- Mate van dislocatie (intracapsulair)
- Mate van instabiliteit (extracapsulair)
In welke 3 categoriën kun je pijn onderverdelen?
- Nociceptief gedeelte (weefselbeschadiging)
- Neuropathisch gedeelte (zeunuwstelsel)
- Cognitieve factoren, gedragsmechanismen en omgevingsfactoren
Welke 2 soorten perifere gevoelszenuwen zijn er?
- A-delta gevoelszenuwen: Dit zijn gemyeliniseerde vezels met een kleine diameter. Ze geven directe, scherpe en prikkende pijn.
- C-vezels: Dit zijn ongemyeliniseerde vezels met een kleine diameter. Ze geven langdurige, diepe en doffe pijn.
Wat zijn de 4 stappen in de behandeling van pijn?
- Stap 1a: Paracetamol
- Stap 1b: NSAID
- Stap 1c: Paracetamol met NSAID
- Stap 2: Overstappen op of toevoegen van een zwak werkend opoïde (bijvoorbeeld tramadol)
- Stap 3: Overstappen op of toevoegen van een sterk werkend opioïde
- Stap 4: Parenterale toediening van een opioïde
Waarvan is sprake bij fibromyalgie?
Er is sprake van overgevoeligheid voor pijn
Wat doe je bij lichamelijk onderzoek bij verdenking op fibromyalgie?
Er kan druk gegeven worden op 18 specifieke drukpunten (tenderpoints). Indien er bij meer dan 12 van deze drukpunten, verspreid over het lichaam, een pijnsensatie gevoeld wordt, wordt gesproken van fibromyalgie.
Welke 3 soorten middelen worden toegepast als pijnstilling?
- Opioïden: Dit zijn de meest krachtige pijnstillers (bijvoorbeeld morfine) en hebben daardoor ook veel bijwerkingen.
- Corticosteroïden: Worden in principe gegeven bij inflammatoire aandoeningen, maar werken ook pijnstillend. Echter hebben deze middelen ook veel bijwerkingen.
- NSAID’s: Dit zijn prostaglandine synthetase remmers. Dit zijn geen steroïden, maar ze werken wel anti-inflammatoir en pijnonderdrukkend. Prostaglandines zijn belangrijke stoffen die de pijn moduleren. Hier zijn vele typen van, zoals PGE1 of-2. De COX-enzymen zijn de enzymen waar NSAID’s op ingrijpen. Deze enzymen zijn verantwoordelijk voor omzetting van arachidonzuur in prostaglandinen.
Wat zetten de COX-enzymen om?
Ze zetten arachidonzuur om in prostaglandinen