Week 3 Flashcards
Wat zijn de functies van het bloedvatenstelsel?
- Transport van voedingsstoffen en afbraakproducten.
- Warmtetransport
- Doorgeven van krachten/druk
- Snelle chemische signalering- hormonen en neurotransmitters.
Wat zijn fysische kenmerken van het circulatiesysteem?
- Gesloten systeem, pompt in rust 5 L/min en bij inspanning 25 L/min.
- Druk van 80-120 mmHg
- Bloedvolume: 6 liter -> ong 65% in het veneuze systeem.
Wat is de vloeistofdruk?
Kracht dat per oppervlakte-eenheid op een object in de vloeistof wordt uitgeoefend.
Hoe is het bloeddrukverschil in het lichaam?
Als je ligt is er geen groot bloeddrukverschil in je hart (95 mmHG), hoofd (90 mmHg) en voeten (90 mmHg).
Als je staat is er wel een groot verschil in je hart (53 mmHg), hoofd (95 mmHg) en voeten (185 mmHg).
Wat is de flow?
Een maat voor de hoeveelheid bloed per tijdseenheid in M3/s.
Het verband tussen flow en snelheid is: F = v*A.
Wat houdt de continuïteitsvergelijking in?
Er wordt uitgegaan van een gesloten systeem zonder verliezen. Dus de hoeveelheid die er aan de ene kant instroom, stroomt er aan de andere kant uit.
F1 = F2
Hoe verhoudt zich de oppervlakte van een vat tot de snelheid?
Als het oppervlakte van de doorsnede van het vat toeneemt, dan daalt de snelheid en dus de flow.
Als het oppervlakte van de doorsnede van het vat afneemt, dan is de snelheid van de flow hoog.
Wat is te verklaren met de wet van Bernoulli?
Een hogere hartfrequentie leidt tot een hogere flow. Een hogere flow leidt tot een grotere snelheidsverandering en dus een grotere drukdaling. Heet weefsel om de kransslagader oefent druk uit op de kransslagader. Bij een te lage druk kan de kransslagader worden dichtgedrukt, wat leidt tot ischemie.
Wat is de laminaire flow?
Bloed in het centrum van het vat stroomt het snelst. Bloed dat langs de vaatwand stroomt, zal door viscositeit blijven plakken en langzamer stromen. Naarmate bloed verder naar binnen gelegen is in een vat, stroomt het sneller.
Wat is viscositeit?
Weerstand tegen glijden wanneer lagen vloeistof tegen elkaar schuiven.
Waar bevinden zich de meeste erytrocyten?
In het centrum van het vat, en relatief weinig in vertakkingen. Dit is het plasma-skimming effect.
Wat is turbulentie?
Bloed dat door een vernauwing wordt geperst en er aan de andere kant uitspuit en zo een werveling veroorzaakt.
Wat is waarneembaar bij consequentie turbulentie?
- Optreden vaatgeruis
- Vaattrilling voelbaar
- Energieverlies -> hart moet harder pompen
- Beschadiging vaatwand, bloedplaatjes
- Trombosevorming
Door wat wordt de gemiddelde druk bepaald?
De cardiac output (hart-minuut volume) en de perifere weerstand.
Waar is het drukverval het grootst?
In de arteriolen.
Wat is de compliantie?
De eenheid van elasticiteit van het vat.
Wat is de pulsdruk?
De drukvariatie tussen systole en diastole.
Wat gebeurt er als een orgaan meer bloedtoevoer nodig heeft?
De vaten dilateren, waardoor de vaatweerstand van dat orgaan verlaagt.
Wat doen de baroreceptoren?
ZItten in de aortaboog en meten de bloeddruk. Als de bloeddruk daalt, vuren ze minder. De remmende invloed van het brein neemt af, waardoor de sympathicus wordt ingeschakeld.
Wat is het RAAS?
Renine angiotensine aldosteron systeem, een systeem in de nier wat vloeistof vasthoudt.
Welke oorzaken heeft pompfalen?
Primair: aandoening van het myocard
- myocarditis
- myocardinfarct
Secundair: overbelasting van de hartspier
- Drukbelasting door hoge bloeddruk
- Volume belasting door lekkende mitralisklep
Wat gebeurt er na een hartinfarct?
De contractiliteit is afgenomen, waardoor het slagvolume, de cardiac output en de bloeddruk afnemen.
De baroreceptoren laten de preload, hartfrequentie en perifere weerstand stijgen door stimulatie sympathicus.
Venoconstrictie neemt toe om preload vast te houden.
RAAS systeem wordt geactiveerd.
Stijging van hartfrequentie.
Activatie van B1-receptoren om contractiliteit te verhogen.
Wat is excentrische remodellering?
Als het hart niet meer goed kan samentrekken, neemt de diameter van het hart toe. Om de stress gelijk te houden, neemt ook de dikte van de wand toe.
Wat is de afterload?
De nabelasting, ofwel de druk waartegen het hart moet pompen om het bloed in de circulatie te duwen.
Wat is de preload?
De hoeveelheid bloed die het hart ontvangt en klaarmaakt om te pompen tijdens de volgende samentrekking.
Wat is de contractiliteit?
De kracht waarmee het hart samentrekt.
Wat doet de Beta1-receptor?
Is verantwoordelijk voor de contractie.
Waarvoor is de sympathicus verantwoordelijk?
Voor de contractiliteit.
Wat doet de alfa1-receptor?
Veneuze constrictie.
Wat doet noradrenaline?
Grijpt aan op a1 en a2-receptoren en verzorgt vasoconstrictie in het perifere stelsel, waardoor de weerstand groter wordt.
Hoe gaat het van compensatie naar decompensatie?
Neurohumorale activatie: is niet bestemd om lang geactiveerd te zijn, Receptoren verliezen hun gevoeligheid en dichtheid.
Inflammatie: cytokines en celdood
Remodellering: afwijkingen ontstaan.
Wat is het verschil tussen systolisch en diastolisch hartfalen?
Systolisch: het myocard heeft moeite om voldoende bloed uit de ventrikel te pompen.
Diastolisch: de atria hebben moeite de ventrikels voldoende te vullen, waardoor niet voldoende bloed uit de ventrikels gepompt kan worden.
Wat is de bedoeling van de perifere circulatie?
Om de perifere weefsels van stoffen te voorzien er om er voor te zorgen dat de afvalstoffen worden afgevoerd.
Wat is de cardiac output in rust en bij inspanning?
5 en 25 liter per minuut.
Wat zijn pericyten?
Bevinden zich rondom capillairen en reguleren de bloedtoevoer in de capillairen.
Op welke twee niveaus vindt de regulatie van de bloedflow plaats?
Neuraal: constrictie naarmate de sympathicus wordt geactiveerd.
Lokaal: rek leidt tot vasoconstrictie, grotere behoefte leidt tot vasodilatatie, etc
In welke vaten heeft de sympathicus effect?
Arteriën: vasoconstrictie
Arteriolen: heel veel vasoconstrictie -> toename perifere weerstand
Venen: venoconstrictie
Welke weefsels hebben vasoconstrictie tot gevolg door stimulatie van de parasympathicus?
Veel: de huid
Gemiddeld: de nieren en de spieren
Bijna niet: de hersenen en het hart
Via welke mechanismen krijgen de spieren die metabool actief zijn veel bloed?
Metabole mechanisme: zit heel dicht tegen het capillaire netwerk aan, bij de sphincters en kleinste arteriolen.
Myogeen mechanisme: zit tussen de grote en kleine arteriolen.
Endotheel gemedieerd mechanisme: zit in de grote vaten, de arteriën.
Waar heeft de sympathicus vooral invloed?
Op de grote arteriolen.
Waar hebben de arteriolen de grootste bijdrage?
Aan de totale vasculaire weerstand.
Waar treedt atherosclerose voornamelijk op?
In proximale geleidingsvaten.
Wanneer heeft atherosclerose weinig effect op de bloedflow?
In het begin, als de arteriolen kunnen compenseren met dilatatie.
Wanneer treedt ischemie op bij atherosclerose?
Als de vasodilatatie capaciteit maximaal benut is en de bloedflow in rust nog wel voldoende kan zijn, maar tijdens inspanning niet meer.
Hoe kun je extra bloedflow krijgen bij inspanning?
Dit is het resultaat van de autoregulerende capaciteit tot vasodilatatie van de arteriolen in respons op een toename in O2-behoefte.