Week 3 Flashcards

1
Q

Wat is een plasmacytoom?

A

Tumor: gelokaliseerde tumor als onderdeel van MM.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor soort antistoffen worden geproduceerd bij een multipel myeloom?

A

Monoklonale kwaltitatief slechte antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit welke cel is een MM ontstaan?

A

Plasmacel (rijpe lymfatische cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaan antistoffen, waarvoor is dit belangrijk bij MM?

A

Zware keten: IgA, IgG, IgM
Lichte keten: lamda of kappa

Belangrijk omdat er bij MM maar 1 type antistof is: vaak bijvoorbeeld IgG kappa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaan antistoffen, waarvoor is dit belangrijk bij MM?

A

Zware keten: IgA, IgG, IgM
Lichte keten: lamda of kappa

Belangrijk omdat er bij MM maar 1 type antistof is: vaak bijvoorbeeld IgG kappa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe presenteert MM zich vaak ? (lft, symptomen)

A

65-70 jaar
Pijn in skelet –> afbraak bot tgv tumor
kromme rug –> wervelinzakkingen
Anemie –> beenmergverdringing
Nierinsufficientie –> cast nefropathie (antistoffen slaan neer)_
Dorst –> hypercalciemie (botafbraak
Moeheid –> Anmeie
Infecties –> Immuundeficientie (antistoffen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zorgt een MM voor botlaesies?

A

Osteoclast aan (soort RANKL), Osteoblast uit.

OPG vang normaal weg en zet osteoblast aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is spondylodese?

A

2 wervels aan elkaar zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een mogelijke curatieve behandeling voor MM?

A

Auto-SCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kan er zonder hoog M-proteïne alsnog een probleem zin bij MM?

A

Ja!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat de behandeling van MM <70 jaar?

A

Inductie met chemo, auto-SCT, consolidatie chemo en onderhoud met lenalidomide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebruik je bij een recidief van MM?

A

Darotumomab, lenalidomide, dexamethason

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vertel iets over pneumokokken en de infecties die ze veroorzaken?

A

Diplococ bacterie met kapsel. Komt binnen via de neus en kan vervolgens echt overal naartoe verspreiden. Vaak een lobaire pneumonie met matglas afwijkingen. Je kunt ook zien: pleura-empyeem, peritonitis, meningitis, endocaritis, sinusitis enzovoort. Een paar bij elkaar is de invasieve pneumokokken ziekte (IPD).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is opsonizatie extra belangrijk voor gekapselde bacterieën?

A

Zonder opsonizatie door Ig of complement is fagocytose lastig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat geeft de beste opsonizatie?

A

Zowel complement als Ig (synergistisch). Als je er 1 moet kiezen is complement beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is de milt belangrijk in de bestrijding van een pneumokok?

A

De milt heeft een zeeffunctie voor bacteriën (met of zonder opzonizatie). Ook is er aanmaak van IgG door plasmacellen in de Milt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke aandoeningen heb je een tekort aan IgG?

A

Hypogammaglobulinemie
-CVID
-Selectieve IgG subklasse deficiëntie
-MM
-CLL
-NHL (uitrijping verstoord door uitgroei maligne cel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij welke aandoeningen/ziektes heb je te weinig complement?

A

Te weinig aanmaak:
Aangeboren/verworven –> heel zeldzaam

Teveel verbruik: een stuk vaker
-Hele ernstige infecties
-AIZ: SLE veelvoorkomend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke veelvoorkomende problemen zorgen ervoor dat je geen of minder miltfunctie hebt?

A

-Geen milt: aangeboren of na splenectomie
-Functioneel aspleen (niet functioneel) –> sikkelcelanemie –> neerslag/stolsels –> infarcten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn naast de aandoeningen van milt, complement en IgG nog meer risicofactoren voor een pneumokokken infectie?

A

HIV
Corticosteroïden
Systeemziekten (DM, levercirrose, lage GFR)
Leefstijl –> roken, ondervouding, alcoholisme, drugs
Influenza
Ouderdom
Chronisch respiratoire aandoening
DC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe behandel je pneumokokken infecties en waar moet je op letten?

A

Penicilline, let op resistentie, in NL weinig maar in spanje bijvoorbeeld veel –> oudjes die met een longontsteking terugkomen van het overwinteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat kun je doen voor de preventie van pneumokokkeninfecties?

A

-Profylactisch peniclline/amoxicilline
-AB op zak als het begint –> Amoxicilline, claritromycine
-Pneumookokken vaccinatie: zowel T-cel afh en T-cel onafh –> geheugen en niet
-Ig toedinen (IVIG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het verschil tussen een primaire en secundaire immuundeficiëntie?

A

Primair: aangeboren, dan ook veelal een vroege presentatie (PID)
Secundair: verworven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke soorten primaire immunodeficiënties zijn er, op volgorde van prevalentie?

A

Antistof PID, well defined PIDS (syndromaal), T-cel disorders, fagocyt disorders.

En weinig voorkomend: complement, auto-inflammatoir, Auto-immuun+immuun dysregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat kenmerkt een PID?

A

Oorzaak ligt bij immuunsysteem zelf (secundair niet altijd), genetisch defect, zeldzaam en er is vaak één specifiek deel van het immuunsysteem aangedaan (geeft inzicht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat voor soort Immuundeficiëntie veroorzaakt een mutatie in RAG?

A

B/T combines: de VDJ recombinatie is defect en daarmee het BCR/TCR repetoir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waartoe leidt een mutatie in de IFN genen?

A

Minder T-cel/macrofaag crosstalk waardoor minder functie van de macrofaag en ook minder IL-12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat kenmerkt een secundaire immunodeficiëntie?

A

Oorzaak ligt buiten het immuunsysteem, veelal verworven, vrij frequent en het immuunsysteem is vaak diffuus aangedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn symptomen van immunodeficiënties?

A

Infecties
Tumoren (veelal lymfomen/leukemieën)
Auto-reactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe diagnosticeer je een PID?

A

-Klinische presentatie –> Flowcytometrische analyse (+ Ig spiegels) –> Genetische analyse

Soms wordt voor tijdswinst de flocytometrische analyse overgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar moet je op letten bij de kliniek van PID’s?

A

-Failure to thrive
- >2 pneumonieën in 1 jaar
- >2 maanden AB zonder effect
- >4 oorinfecties binnen een jaar
- >2 ernstige sinus infecties in een jaar
- Recidiverende diepe huid/orgaan abcessen
-Persisterende aanslag in mond en fungale infectie huid
-Noodzaak tot IV AB
-FA+
- 2+ diepe infecties als sepsis

Algemeen –> >4 bacteriële infecties per jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn minder specifieke dingen om op te letten in de kliniek van PID?

A

-Bronchieectasie
-Therapieresistent astma
-Ongebruikelijke verwekkers/infectieplekken
-Ernstiger en langduriger beloop
-Recidiverende infecties van zelfde verwekker
-Uiterlijke kenmerken
-Consanguiniteit
-AIZ
-Vaccinatie complicaties
-Hepatosplenomegalie
-Chronische diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de rol van Flowcytometrie in PID diagnostiek?

A

-Analyse aantal lymfocyten (T/B/NK)
-Analyse eiwitexpressie (CD)
-Analyse perifere B-celsubsets/differentiatie B-cellen in BM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar moet je op letten bij de interpreatie van absolute aantallen lymfocyten?

A

Leeftijd!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe kun je kijken naar de B-cel ontwikkeling in het BM? Waar moet je opnieuw rekening mee houden?

A

Door een combinatie van verschillende markers (CD) en te kijken wat tot expressie komt. Rekening houden met lft! (relatieve samenstellingen verschillende precursors!)

Je kijkt in feite of cellen blijven hangen. Dit kun je ook perifeer bekijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat doet de FDC?

A

Affiniteitscheck

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de rol van genetische diagnostiek bij PID?

A

-Exacte diagnose
-Basis voor behandeling en prognose
-Draagt bij aan therapietrouw/genetic counseling
-Vereiste voor gentherapie
-Mogelijkheid tot preventie: voorkomen complicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe gaat de genetische diagnostiek in zijn werk?

A

-PCR: forward en backward primers
-Sequencen
-Vergelijken met control en eventuele carrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke types mutaties kun je zoal vinden?

A

-Puntmutaties
/Silent: geen AA verandering
/Missense mutatie: AA verandering
/Nonsense mutatie: ontstaan van stopcodon
-Splice site mutaties: grensgebied exon/intron –> zorgen voor een extra intron of een verdwenen exon
-Kleine inserties deletie: verandering van hele AA-volgorde
-Grote deleties: evt aantonen met PCR/southern blot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat houdt het ziektebeeld X-gebonden agammaglobulinemie in? (XLA)

A

Mutatie in het BTK gen op het X-chromosoom. Dit belemmert de uitrijping van B-cellen waardoor de concentraties Ig sterk verlaagd zijn en er amper B-cellen in het bloed zitten. In lymfeklieren nauwelijks follikels en nauwelijks plasmacellen. De cellulaire immuniteit is intact.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de functie van het BTK gen?

A

Zorgt voor intracellulaire signalling zodat er B-cel differentiatie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat houdt SCID in?

A

Severe combines immunodeficiency! Een defect/geen T-cel compartiment (+NK) eventueel in combinatie met een gestoord B-cel compartiment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat kan een mutatie in een IL-receptor teweeg brengen?

A

Een SCID!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat kan een curatieve behandeling zijn voor PID’s?

A

-Allo-SCT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Kan 1 PID meerdere kandidaatgenen hebben?

A

Ja! –> ook andersom, 1 kandidaatgen kan meerdere PID’s veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is belangrijk voor de overleving van SCID patiënten, hoe bewerkstelligen we dit?

A

Vroege diagnose!

Neonatale screening! (hielprik) –> TRECS aantonen als maat voor aanwezigheid T-cellen (uit VDJ recombinatie). Geen TRECs kan op SCID wijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn TREC’s?

A

Uniek bijproduct van elke VDJ recombinatie. Dit Extra-chromosomaal en circulair. Het is stabiel maar repliceert niet. Hierdoor is er verdunning bij celdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke cellen vormen de overlap tussen innate en adaptieve immuunrespons?

A

NK-cellen, gamma/delta-T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat is een auto-inflammatoir syndroom?

A

Ziekte met een abnormale innate immuunrespons zonder betrokkenheid van auto-antistoffen of auto-reactieve T-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is de definitie van een AIZ?

A

Auto-antistoffen en/of autoreactieve T-cellen tegen lichaamseigen componenten die leiden tot structurele of functionele schade aan orgaanweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Hoe krijg je zoals secundaire immunodeficiënties?

A

Chemo
Nierinsufficiëntie
Lever dysfunctie
DM
Leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waar kan het fout gaan in de granulocyten functie?

A

Productie
Adhesie aan vaatwand
Chemotaxis (Job: IL17 productie)
Killing (CGD, IFN-gamma defect, IL12 defect)

52
Q

Wat houdt het ziektebeeld CGD in?

A

Chronic granulomatous disease:
-1: 250.000
- Granulomen
-Presentatie vaak <2 jaar
-Recidiverende infecties waarbij fagocytose essentieel is: bacterieel, fungi

53
Q

Welke infecties worden bij CGD vaak gezien en wat zijn de verwekkers?

A

Infecties (op volgorde):
-Pneumonie
-Lymfadenitis
-Cutane abcessen
-Perirectale abcessen
-Leverabcessen
-Osteomyolitis

–> S. Aureus, Salmonella, Aspergillus (katalase positief)

54
Q

Leg de pathogenese van CGD uit en waarom je dan juist gevoelig bent voor katalase + MO.

A

Geen NADPH oxidatie wat zuurstofradicalen produceert (uit water en zuurstof) waaruit H2O2 gemaakt wordt. Bij katalase - MO kun je bevruik maken van hun O2- radicalen en H2O2 maar katalase+ MO hebben dit niet!

55
Q

Hoe diagnosticeer je CGD?

A

Flowcytometrie
DNA diagnostiek

56
Q

Wat is de behandeling van CGD?

A

-Profylactisch AB en anti-schimmel medicijnen: Cotrimoxazol, itraconazol
-BM transplantatie
-IFN gamma
-Chirurgie voor abcessen
-Steroiden voor granuloomvorming
-Gen therapie??

57
Q

Wat bepaalt de prognose van CGD patiënten?

A

-X linked?
-Leeftijd bij presentatie

20 jaars overleving: 20-50%

Aspergillus is vaak lethaal

58
Q

Wat houdt cyclische neutropenie in?

A

Autosomaal dominante aandoening in het elastase gen van neutrofielen (na uitrijping dood) waardoor er dysfunctie is. Pt is gevoelig voor oppurtunistische infecties tijdens de neutropenie laatste 3-6 dagen van cyclus van 21 dagen

59
Q

Wat zie je klinisch bij cyclische neutropenie?

A

Aften
Gingivitis
Stomatitis (mondslijmvlies)
Cellulitis (bindweefselontsteking)

60
Q

Waardoor kun je zoal neutropenie krijgeN?

A

-Congenitaal
-Aplatische anemie
-Leukemie
-MDS (pancytopenie
-Auto-immuun
-Cyclisch
-Infecties (Malaria, sepsis, CMV)
-Intoxicaties

61
Q

Wat houdt een hyper IgE syndroom in?

A

Autosomaal dominante mutatie in STAT3. Hierdoor is er een verminderde werking van IL-6 waardoor Th17 niet aangezet wordt en geen IL17 produceert. Hierdoor is de chemotaxis van granulocyten verstoord.

62
Q

Hoe zien patiënten met IgE syndroom er uit? Hoe komt dit?

A

Acromegalie beeld: brede neusbasis, forse kin –> STAT zit ook onder de GH-receptor. Deze wordt in hogere mate gestimuleerd door ontbreken STAT

63
Q

Voor welke verwekkers ben je gevoelig bij een hyper IgE syndroom?

A

Stafylokokken, aspergillus en cadida

64
Q

Hoe ziet een leukocyten adhesie defect eruit en wat veroorzaakt dit?

A

Aggregatie en adhesie van veelal leukocyten is defect door een mutatie in CD18 –> Periodontitis (soort gingivitis), recidiverende infecties van Gastro-intestinale, urogenitale en respiratoire systeem.

Bacteriën en fungi!!

65
Q

Hoe zit een IL12 en IFN-gamma defect eruit? Welk MO zorgt bij dit ziektebeeld vaak voor infecties?

A

De crosstalk tussen Macrofagen en T-cellen is gestoord. Hierdoor zal de IL12 productie ook stagneren. Hier zie je veel infecties met myobacterieën.

66
Q

Wanneer denken aan een PID?

A

> 8 oorontstekinggen in een jaar
2 maanden AB zonder effect
Hardnekkige schimmelinfecties
Hardnekkige terugkerende darminfecties
2 longontstekingen binnen een jaar
Failure to thrive tgv malabsorptie
FA+
2 ernstige infecties (meningitis, sepsis)
2 ernstige kaakholte/sinus infectie in 1 jaar
Terugkerende diepe abcessen in huid of organen

67
Q

Waarin verschillen antistofdefecten sterk en hoe komt dit?

A

Het gaat van levensbedreigend (XLA) naar vrijwel asymptomatisch (selectieve IgA deficiëntie). Dit heeft veelal te maken in wat voor soort cel de defecten zitten: vroeg/laat.

68
Q

Wat zie je bij CVID?

A

-Recidiverende infectie
-Hypogammaglobulinemie: verlaagd IgG icm verlaagd IgA en/of IgM

Daarnaast: andere oorzaken uitgesloten, >4 jaar, afwezige of slechte vaccinatierespons OF verlaagde switches memory-B cellen

Het B-cel aantal is vaak normaal, memory dus laag
Soms is er ook een verlaagde T-cel functie (veelal intact)
Soms genetische risicofactoren

Is een PID!!

69
Q

Wat zijn de meest voorkomende symptomen van CVID bij kinderen

A

Bronchitis, pneumonie, sinusitis en otitis media

Diagnose vaak laat gesteld ondanks vroeg begin klachten

70
Q

Wat zijn belangrijke complicaties van CVID?

A

Veelal niet-infectieuze complicaties:
-Granulomen
-Auto-immuun endocrinopathie/leverziekten
-Splenomegalie
-Lymfadenopathie
-Cytopenie
-Neuropathie

Immuundysregulatie (AIZ) en bronchiectasieën zijn geassocieerd met een slechtere survival. Ook bij Lymfomen, chronische longziekte of GI ziekte.

Overleving bij enkel infectieuze complicaties is excellent.

71
Q

Wat zijn lichamelijke gevolgen van CVID?

A

Meer infecties
Meer Auto-immuun fenomen
Allergie
Lymfoproliferatie en granulomen
Groeiachterstand
Vermoeidheid

72
Q

Wat is de behandeling van CVID en op welke manieren kan dit?

A

Toedienen van immunoglobulinen:
-IVIG: IV: schommelende spiegels, reacties
-f-SCIG: Subcutaan facilitated: SCIG met Hyaluronidase: verbindingen tussen cellen worden losser –> versnelt doordringen medicijn in het lichaam
-SCIG: subcutaan: stabielere spiegels en minder reacties (huid wel)

Vaak 1x per 3-4 weken
SCIG –> elke week maar wel meest stabiele spiegels

73
Q

Wat doet een STAT3 mutatie met het oog?

A

Dysfunctie. STAT is een TF voor genen voor de visus en komt in hoge mate tot expressie in de retina

74
Q

Wat gebeurt er bij een STAT3 mutatie die inactiveert?

A

Hyper IgE syndroom: recurrent infections, osteoporose en eczeem

75
Q

Wat gebrut er bij een STAT3 mutatie die activeert?

A

Laag IgG: recurrent infections, auot-immuniteit, darminfecties met poliepen, groeiachterstond, hormonale problemen (thyroid), leverdysfunctie, Uveïtis, pulmonale hypertensie, immuun longziekten

76
Q

Wat gebeurt er met naïve T-cellen bij het ouder worden en wat is het gevolg hiervan?

A

Minder naïve T-cellen –» lastig om nieuwe dingen t herkennen

77
Q

Wat kan je zien aan de kleur van sputum?

A

Bruin: pneumokokken
Puruelent: bacterie
Minder purelent: viraal (influenza)

78
Q

Welke verwekkers komen voornamelijk op bij gestoord immunoglobulinen?

UWI doet nooit mee (vrijwel)

A

H. Influenza
S. pneumoniae
Entero viridae
Giardia lamblia

79
Q

Welke verwekkers komen op bij complement stoornissen?

A

C2-C3: H. influenza, S. pneumoniae
C6-C9: N. meningitidis

80
Q

Welke verwekkers komen op bij Fagocyten defect?

A

S. aureus, K. pneumoniae (klebsiella), candida, aspergillus

81
Q

Welke verwekkers komen op bij defecte T-lymfocyten?

A

Intracellulaire bacteriën. Myobacteria, slamonellosis

Candida, aspergillus, cryptococcus, pneumocystis, toxoplasma, virussen

82
Q

Wat is een criteria voor XLA diagnose?

A

Mannelijke patiënt met minder dan 2% CD19+ B-cellen en een BTK mutatie

83
Q

Is de prognose van XLA of CVID beter?

A

XLA –> geen auto-immuun fenomenen

84
Q

Wanneer piekt de incidentie van CVID en hoevaak is er familiaire clustering?

A

3de decenium (20-30)
20% familiaire clustering

85
Q

Wat werkt gastro-intestinale infecties in de hand bij CVID?

A

Weefselschade

86
Q

Wat zie je in het bloed bij CVID en waar heb je groter risico op?

A

B-cel precursors in perifeer bloed (ook T-cel dysfunctie in lab in 40%). Meer risico op lymfoom (7.7%) en gastric carcinoma (adhv atrofische gastritis)

87
Q

Hoe ziet de granulomateuze ziekte eruit bij CVID?

A

8-20%, vaak met splenomegalie en lymfadenopathie
Granulomen zijn niet verkazend, er is associatie met TNF-alfa allel
Steroid therapie als er granulomen in vitale organen zijn

Bij granulomen slechtere prognose!

88
Q

Hoe ziet de auto-immuniteit eruit bij CVID?

A

Vrouw>man
-Idiopatische trombocytopenie purpura (ITP)
-Auto-immuun hemolytische anemie
-RA
-JIA

Vaak cytopenieën dus

89
Q

Wat zie je bij een IgA deficiëntie? Waar moet je op letten

A

Pt >4 jaar met een IgA lager dan 0.07 g/L maar normaal IgG en IgM

Andere oorzaken uitgesloten en normale IgG vaccinatierespons

Reactie tegen bloedtransufsie (door anti-IgA antistoffen)

90
Q

Wat zie je bij IgG subklasse deficiëntie?

A

<10% van normale of belemmerde vaccinatierespons
Kan ontwikkelen tot CVID
IgG1 deficiëntie –> ook andere subklasses deficient soms
IgG2 deficiëntie –> gerelateerd aan IgA deficiëntie

IgG4 deficiëntie is geen immunodeficiëntie! (remmend namelijk)

91
Q

Wat is SADNI?

A

Selectieve antistof deficiëntie with normal immunoglobins.

Er worden soms geen antistoffen na specifieke verwekkers/vaccinaties gevormd. Er is meer risico op pulmonale infecties en bronchiectasiën.

92
Q

Wat is X-linked Hyper IgM?

A

Veelal recidiverende bacteriële en opportunistische infecties
-Pneumocystis carinii
- >50% chronisch of intermitterend neutropenie met orale ulcera
-Serum IgG <0.2
-IgM normaal of verhoogd

Komt vaak door effect in SMH en class switching (CD40)

93
Q

DD van hypogammaglobulinemie

A

-Maligniteit (Thymoma, B-cel maligniteit)
-Drug indiced (Glucocorticoid, carbamazepine)
-Systemisch( immunodeficiëntie of excessive loss: diarree, brandwonden, nephrotisch syndroom)

94
Q

Wat moet je absoluut niet geven bij immunodeficiëntie patiënten?

A

Levende vaccinaties: rota, oraal poli, Mazelen, rubella, varicella, BCG

95
Q

Waaraan zie je dat het effect van een chronische HIV/HBV/CMV infectie verschilt tussen jong en oud?

A

Snelheid progressie, mortaliteit, long-term non-progressors

96
Q

Hoe ontwikkelen de B-lymfocyten zich na de geboorte?

A

Groeien tot een hoogtepunt rond de 2-5 maanden waarna het daalt en in de volwassenheid stabiel wordt

97
Q

Wat is het verloop van het antistof beloop van een jong kind?

A

Het allerhoogste IgG gehalte heb je bij de geboorte (moederlijk). Dit zal geleidelijk afnemen waarna de eigen antistofproductie op gang komt:
-IgM: Begint vrijwel direct en is na ongeveer 9 maanden al op een maximum
-IgA: Begint na ongeveer 5 maanden, pas in pubertijd op serum volwassenen
-IgG: begint na 3 maanden en na ongeveer 4-8 op een veel hoger maximum (niveau volwassenen_. Groeit ook een stuk langer snel door

98
Q

Wat is de transiente hypogammaglobulinemie?

A

De dalspiegel van IgG van ongeveer 2g/L rond de 6 maanden (lage productie en deel van moeder al vergaan)

99
Q

Wanneer begint de Ig productie tegen T-cel afhankelijke Ag (CD4?)

A

4e maand zwangerschap

100
Q

Wat zie je bij pre-natale infecties met rubella of CMV?

A

Hoge concentraties IgM in navelstrengbloed! (samen met IgG enige productie voor geboorte)

101
Q

Hoe is het beloop van T-cellen met de leeftijd?

A

Groeiend vanaf geboorte tot een maximum op ongeveer 2 maanden (1w-2 maanden) waarna het daalt.

De CD4, CD8 laten hetzelfde patroon zien. De ratio blijft vrij stabiel maar je ziet bij de CD4+ T-lymfocyten toch duidelijker de piek op 1w-2 maanden, CD8 later (tot 2 jaar!)

102
Q

Wat is er dus anders aan het immuunsysteem an kinderen?

A

Kwalitatief en kwantitatief verschillend dan dat van volwassenen –> wil niet altijd zeggen slechter, soms zelfs sterker.

103
Q

Wat gebeurt er met de leeftijd met de verdeling van de subsets

A

Steeds minder naïve, steeds meer geheugen

104
Q

Wat kan een jong immuunsysteem goed en wat minder?

A

-Veel Treg: immuun regulatie
-Veel Th2 en Th17 differentiatie: goede clearance extracellulaire pathogenen
-Meer: IL1B, IL6, IL23

-Minder Th1 differentiatie, minder type 1 IFN, minder immuniteit tegen intracellulaire pathogenen, minder polyklonaliteit, minder IFN-gamma, IL12

105
Q

Waardoor is er bij jonge kinderen trage clearance van bijvoorbeeld een HIV-infectie?

A

-Tolerogeen milieu (veel IL10 en Treg)
-Minder type 1 IFN productie
-Weinig CD8+ celllen met een nauw repetoir. Viral escape mutations dus al snel
-Matige CD4+ respons

106
Q

Wat is immune aging?

A

Aanpassing/remodeling van het immuunsysteem door blootstelling aan interne/externe agentia gedurende tientallen jaren

107
Q

Wat is immune senescence?

A

Geleidelijke aftakeling immuunsysteem met schadelijke gevolgen voor afweer

108
Q

Wat is Inflammaging?

A

-Continue Ag druk door niet opruimen triggers voor immuunsysteem
-Veel pro-inflammatoire cytokinen
-Low-grade chronische ontstekingen waardoor schade (DM2, Atherosclerose, Alzheimer)

109
Q

Waar moet je op letten bij immune aging qua leeftijd?

A

Biologische leeftijd komt niet overeen met kalenderleeftijd. Sommige 100+’ers hebben nog steeds een goede balans van pro-inflammatoire cytokinen (IL1, TNF) en anti-inflammatoire (IL10, TGF-bèta)

110
Q

Wat houdt de immune senescence in voor de innate cellen?

A

Integratie met adaptieve respons slechter
Activiteit neutrofielen en NK cellen minder
TLR dysregulatie monocyten en macrofagen –> hyperrespons op virussen en minder vaccinatierespons

111
Q

Wat houdt de immune senescence in voor B-cellen?

A

Minder pro-B/pre-B small cellen en minder productie van naieve B-cellen. Er komen minder folliculaire B-cellen en MZ B-cellen blijven gelijk.

Dit zorgt voor een verschuiving in BCR repetoir (oa meer auto-antistoffen)

112
Q

Wat gebeurt er met de thymus bij ouder worden?

A

Thymus involutie –> cortex en medulla worden overgenomen door vetweefsel. Hierdoor rond 30-50 al echt nog maar een fractie van wat het was.

113
Q

Wat heeft een minder werkende thymus tot gevolg?

A

Minder aanvoer van naïve T-cellen waardoor deze pool minder wordt en de memory T-cel pool wordt groter (langer leven)

114
Q

Wat is dus het gevolg van immuno senescence voor T-cellen?

A

Minder naïve T-cellen
Meer geheugencellen
Meer effectorcellen (CD4/CD8 ratio <1)

Door uitputting ook in functie achteruit en replicatieve senescence (proliferatie dalend)

Ook is er verminderde signalling waardoor er minder IL productie en proliferatie is

115
Q

Wat is de impact van een chronische infectie op het immuunsysteem?

A

Buiten de acute fase van de infectie zal de hoeveelheid CD8/CD4 cellen blijven stijgen in de vorm van geheugencellen. Ze krijgen de overhand waardoor andere immuuncellen weggedrukt worden en je dus een nauwer repetoir krijgt

116
Q

Wat zijn moleculaire kenmerken van T-cel aging?

A

Kortere telomeren
Minder TREC’s
Vernauwing TCR repetoir door klonale uitgroei

117
Q

Waardoor wordt het succes van vaccinaties bij ouderen belemmerd?

A

-Vertraagde immuunrespons (Th functie minder)
-Verlaagde Ab titers
-Snelle afname Ab titers
-Slechte serumconversie (klasse switch)

118
Q

Wat kan naast leeftijd nog meer invloed hebben op de immune fitness?

A

Voeding en fitheid

119
Q

Wat is een immunodysregulatiesyndroom?

A

Combinatie van immuundeficiëntie met auto-immuniteit of auto-inflammatie

120
Q

Wat veroorzaakt een DOCK8 mutatie?

A

Ook een hyperIgE syndroom! Dit met een hoog LDH. Er is een heterozygote mutatie met een grote deletie waardoor er verlies van functie is (bijna geen eiwit). Ook meer stretch in eiwit

Er zijn defecten in CD8, NK, B, DC cellen. Meer virale infecties en maligniteiten. Ook is er vaak eczeem en allergie. Vaak is ook het gebit niet goed aangelegd.

121
Q

Wat zijn de functies van DOCK8?

A

-Adhesie : immuunsynaps formatie
-T reg functie –> dus AIZ!
-STAT3 fosforylatie
-Cel beweging (T)
-Cytoskelet
-Cytolyitische granula release

122
Q

Hoe kun je STAT6 remmen?

A

Dupilumab: IL4/13 antagonist: geen STAT6 activatie

123
Q

Waar kan een PI3K mutatie voor zorgen?

A

Immuundysregulatiesyndroom –> CD8 dysfunctie en slechte controle van EBV/CMV

124
Q

Wat doet Leniolisib?

A

milt/lymfeklieren verkleinen, mogelijk autisme weg

125
Q

Wat zijn complicaties van antistoffen toedienen?

A

Aspetische meningitis (hyperosmolair), nierfalen (veel sucrose), viceus bloed (IgG), trombo-embolie (X1 activatie, veel Na, hyperosmolair), hemolyse (anti A/B/D)

126
Q

Wat zijn de functies van de FcRn?

A

Langere t1/2 IgG
Transport over weefsels
Antigeenpresentatie en fagocytose een rol

127
Q

Is de neonatale FcR een therapietarget ?

A

JA! IVIG toedoenen zorgt voor competitie van auto-antistoffen met de FcR waardoor de auto-antistoffen een kortere t1/2 krijgen. IVIG kan ook zoiezo de antistoffen wegvangen als ze complementair zijn