Week 2 Flashcards
Wat valt er allemaal onder antimicrobiële middelen?
Antibiotica (bacteriën)
Antivirale middelen
Anti-schimmel middelen (antimyotica)
Anti-parasitaire middelen (werkt soms ook tegen bacteriën!)
Wat wordt er bedoeld met het begrip spectrum?
Het werkingsgebied van een antibiotica, bijvoorbeeld: veelal op gram negatieve aerobe bacteriën.
Wat is het spectrum van penicilline?
Smal: Gram positieve –> veelal aeroob en klein beetje anaeroob
Wat is het spectrum van cotrimoxazol?
Vrij breed: Aeroob, maar zowel gram negatief als gram positief
Wat is het spectrum van meropenem/augmentin
Eigenlijk het allerrbreedst: Gram +/- en aneroob/aeroob
Op welke aangrijpingspunten kan AB werken?
-Celwandsynthese
-Eiwitsynthese
-Nucleïnezuursynthese
-Foliumzuurmetabolisme
-Overig
Wat is het verschil tussen gram +/- bacteriën en wat doet dit met aangrijpingpunten voor AB?
Gram -: 2 membranen met daarin een dunne laag peptidoglycaan
Gram +: 1 membraan met daarbovenop een dikke laag peptidoglycaan.
Een groot AB molecuul wat aan wil grijpen op de peptidoglycaan laag heeft niet genoeg aan de porines in het bovenste membraan van gram - bacteriën. Vancomycine zal bijvoorbeeld dus niet werkzaam zijn tegen gram - bacteriën.
Wat zijn voordelen van bèta lactam AB
-Relatief weinig ernstige bijwerkingen –> veilig
-Goedkoop
-Vaak beste werking (killing) van bacteriën doordat je het hoog kunt doseren zonder tox
65% van het AB gebruik!
Wat is het werkingsmechanisme van bèta lactam AB?
Peptidoglycaan is een polymeer NAG en NAM om en om in een rijtje. Aan NAM zit een staart van aminozuren. Dit geberuikt transpeptidase (pbp) om crosslinks te maken tussen de lagen peptidoglycaan (NAG/NAM). Het plakt er een stukje aan.
Wat is het werkingsmechanisme van bèta lactam AB?
Peptidoglycaan is een polymeer NAG en NAM om en om in een rijtje. Aan NAM zit een staart van aminozuren. Dit geberuikt transpeptidase (pbp) om crosslinks te maken tussen de lagen peptidoglycaan (NAG/NAM). Het plakt er een stukje aan. Er is constant vernieuwing van deze peptidoyglycaanlaag
Het AB bindt aan dit transpeptidase zodat het defect is. De celwand wordt hierdoor slap waardoor de druk in de bacterie stijgt en deze uit elkaar klapt
Welke grote groepen zitten er in de B-lactam AB en heeft alles gemeen?
Penicillinen: Penicilline, Amoxicilline, flucloxacilline
Cefalosporines: Ceftriaxon
Carbapenems: Meropenem
Hebben allemaal een B-lactam ring: cave kruisallergie
Hoe verschilt het spectrum van verschillende cefalosporinen generaties?
1: Gram +
2: Tussenin
3: Gram - (ceftriaxon)
Waarom wil je altijd een zo smal mogelijk AB gebruiken?
Resistentie tegen bredere middelen voorkomen. Zodat wanneer je dit echt nodig hebt het ook werkzaam is
Welke Resistentie mechanisme zijn er?
-Binnengaan blokkeren: enkele mutaties –> porines
-Wegpompen: enkele mutaties –> porines
-Aangrijpingspunt veranderen –> verandering pbp (MRSA!), vaak heel gen uit omgeving
-Kapot maken: Bèta-lactamase (vaak specifiek voor een AB: eenvoudige is voor amoxi): vaak heel gen uit omgeving
Wat doet clavulaanzuur?
Verhindert werking Bèta-lactamase –> inactivatie
Wat wordt bedoeld met mutatie en selectie?
In een grote bacterie populatie zit altijd wel een resistentie bacterie voor een bepaald middel. Door AB te geven groeit deze resistente bacterie uit.
Wat wordt bedoeld met mutatie en selectie?
In een grote bacterie populatie zit altijd wel een resistentie bacterie voor een bepaald middel. Door AB te geven groeit deze resistente bacterie uit.
Hoe voorkomt je resistentie?
Optimale dosering en behandelsduur. Ook ruimt je lichaam de restjes op
Hoe kan er overdracht zijn van genetisch materiaal tussen bacteriën?
Overdragen via plasmides door gedeelte fusie of een soort brug vorming
conjugatie
Waarom groeien resistentie bacteriën zonder AB niet uit?
Door resistentie mutaties lever je meestal op fitness is. Je fitness tov de rest stijgt
Waarom meer resistentie bij breder behandelen?
Je behandeld meer bacteriën dan eigenlijk nodig en werkt zo bij meerdere bacteriesoorten mutatie selectie in de hand.
Wat is het beloop van behandeling bij een infectie?
Empirisch behandelen (rekening houdend met meest waarschijnlijke verwekker: niet persé breed). Na de kweek ga je stroomlijnen. (adhv gevoeligheidsuitslagen).
Hoe wordt de gevoeligheid gemeten?
Reeks met bepaalde concentraties antibioticum:
Stop visuele groei: MIC (minimaal remmend)
Geen bac aanwezig (op plaat): MBC (dodend: bactericide)
Er wordt bijgehouden bij welke MIC (hoe lager hoe beter) elk AB nog gevoelig is voor een bepaalde bacterie. Boven een bepaald breekpunt is het MO resistent. Dit is specifiek voor elke AB/MO combinatie. Dit ook obv PK/PD data –> hoeveel kan er uberhaupt in het bloed terecht komen en is dit te halen?
Wat wordt bedoeld met de PK van AB? Waartoe leidt de PK?
Processen die plaatsvinden met het AB in het lichaam na toediening.
Dit leidt tot het concentratieprofiel in serum en andere weefsels –> ADME! (E: klaring)
Wat is de absorptie lag time?
Het deel waar je geen concentraties meet na toediening doordat er nog geen absorptie geweest is
Wat is de biologische beschikbaarheid en waar is deze van afhankelijk?
Fractie van dosis die onveranderd in algemene circulatie komt:
-Oplosbaarheid
-Afbraak maagzuur/darmbacteriën
-Vrijkomen uit toedieningsvorm
-First-pass effect
Wat zijn belangrijke componenten van de distrubutie?
Sommige compartimenten lastig te bereiken: Centraal zenuwstelsel, slecht doorbloed weefsel (bot, necrotisch weefsel)
–> Verdeling over lichaam afh van fysisch-chemische eigenschappen: oplosbaarheid in vet en vinding aan plasma-eiwitten/weefselcomponenten
Wat bepaalt de keuze voor een empirisch AB?
-Focus infectie
-Meest voorkomende verwekkers (om niet persé breed in te zetten)
-Oude kweekuitslagen (bij nieuwe kweekuitslag opnieuw stroomlijnen!)
-Beste toedieningsweg en dosering
-(relatieve) Contra-indicaties
-Kosten
Wat bepaalt de focus van de infectie?
Hoe ver is de uitbreiding –> lokaal/systemisch –> belangrijk voor middel en toedieningswijze
Wat zijn voorwaarden voor genezing van infectie bij antimicrobiële middelen?
-Moet in voldoende mate de ontstekingshaard bereiken (PK/PD)
-MO moet voldoende gevoelig zijn om gedood te worden/geremd
Welke gastheerfactoren zijn belangrijk voor de distributie van een AB?
Vascularisatie weefsel
Natuurlijke barrières (BBB :O)
Mate van onsteking
Hoe moet je behandelen bij een abces?
Draineren! Door weinig O2 en lage pH in het abces kan AB niet goed doordringen.
Wat is het verschil in werkzame momenten tussen verschillende AB?
-Percentage van de tijd boven de MIC
-Afhankelijk van Cmax boven MIC
-Afh van AUC boven de MIC
Waar let je op bij toedieningsweg en dosering?
PK/PD parameters
Beschikbaarheid
Nier/leverfunctie
Gewicht (hogere dosis nodig bij lipofiel AB)
Liefst oraal!!
Ernstig ziek –> IV –> zsm switch: klinisch beter, geen malabsorptie, resistentie onwaarschijnlijk
War probeer je te bereiken met combineren van antimicrobiële middelen?
-Verbreden spectrum
-Synergie (1+1=3 –> let op antagonisme)
-Beperken/voorkomen selectie van resistentie
Wat is een bijwerking van antimicrobiële middelen als algemeen bergrip?
Ongewenst effect van geneesmiddel –> de selectieve toxiciteit op de prokaryoot is echter groter dan de toxiciteit op de gastheercel.
Is het doel dan
Wat zijn veel voorkomende bijwerkingen van antimicrobiële therapie?
Insulten
Leuko/trombopenie
Diarree (direct: clavulaanzuur of indirect door veranderde darmflora: C. difficile groeit over)
Hepatorenale toxiciteit
Ototoxiciteit (tot aan vertigo: draaiduizeligheid)
Hoe zorgt C. difficile voor diarre, waar moet je op letten?
Door productie van toxinen –> ontsteking van darm met pseudomembraan vorming (pseudomembraneuze colitis –> waterige diarree met bloed/koorts).
Kan evolueren (zelden) tot toxisch megacolon.
Wat zijn synoniemen voor congenitale?
Intra-uteriene en prenatale
Wat wordt bedoeld met perinatale en neonatale?
Eerste 4 levensweken
Wat is het verschil in infectie moment bij congenitaal, perinataal en postnatale infectie?
Congenitaal –> inta-utreien gebeurd
Perinataal –> net voor geboorte (intra-uterien) of door passage door het vaginakanaal
Postnataal –> na geboorte: persoon-persoon of via moedermelk
Welke symptomen geeft een congenitale infectie voor het kind?
-Groeiretardatie
-Congenitale malformaties
-Doodgeboorte
-Neurologische complicaties
Wat zijn de meest voorkomende congenitale infecties (virus)?
Per duizend levend geborenen
CMV: 2,5
Parvovirus B19: 0,4
Varicella: 0.02-0.7
Rubella, HSV, HIV amper nog
Wat zijn de meest voorkomende Perinatale infecties (virus)?
Per duizend levens geborenen
Enterovirus: 0.13
HSV: 0.03
Amper nog Varicella, HIV, HBV, HCV
Wat zijn de meest voorkomende congenitale infecties (bacterie/parasiet)?
Toxoplasmose (zeldzaam: grond/aarde/kattenpoep)
Lues (<0.01 per 1000 levens geborenen)
Wat zijn de meest voorkomende Perinatale infecties (bacterie/parasiet)?
Groep B streptokokken (1:1000)
Amper nog Listeriose, Chlamydia
Waar worden vrouwen bij 12 weken op gescreened (omdat: ernstig infecties die te voorkomen zijn bij de neonaat: pasgeborenen)
HIV, HbsAg (HBV), Syfillis
Wat zijn de TORCHES
Zowat alle congenitale infecties waar veelal weinig aan te doen is: vaak gedaan als er bijvoorbeeld groeiretardatie is wat niet begrepen wordt. Na/in zwangerschap (MOEDER EN KIND)
Toxoplasmose, VZV, parvovirus B19, Rubella, CMV, HSV, Syfillis.
Vertel wat over congenitale Rubella
Risico voor ongevaccineerde jonge vrouwen. In 50% subklinisch bij moeder. Verder bij moeder:
Prodromaal: Malaise, lymfadenopathie, keelpijn, hoest, conjunctivitis
Vervolgens: huiduitslag in gezicht wat verspreid: Fijnvlekkig exantheem
Complicaties: artritis vingers/polsen/knieën
Wat zijn mogelijke gevolgen voor de neonaat na congenitale rubella? Waardoor wordt dit bepaald?
-Abortus
-Niks
-Infectie foetus –> overlijden, niks, congenitaal rubella syndroom.
Bepaald door moment van infectie:
0-12 W: 100% risico op infectie, 20% spontante abortus
13-16 W: doofheid en retinopathie: 15%
>16 weken: kleine risico’s
Ook steeds minder purprua/echymosen
Wat is de kliniek van het kind bij congenitale rubella?
-Spontane abortus
-Congenitale rubella syndroom (CRS): huiduitslag, trombocytopenie, hepatosplenomegalie, meningo-encefalitis, botafwijkingen
Later: Oogafwijkingen (cataract), doofheid, cardiovasculaire afwijkingen (ook veelal ontwikkelingsstoornissen en DM)
Wat is de diagnostiek bij Rubella?
Bij moeder aantonen:
-IgM/IgG
-Keeluistrijk voor kweek/PCR van rubellavirus
Kind:
-Overweeg vruchtwaterpunctie bij <20 W
-Postnataal: moeder en kind: IgM bepaling, Rubella PCR/Viruskweek
Hoe kan een congenitale CMV infectie zoal verlopen?
90% asymptomatisch –> 15% alsnog blijvende gehoorschade
10% symptomatisch –> veelal blijvende schade (50%) of overlijden (5%)
Kans op congenitale CMV infectie hoger bij primo-infectie dan reactivatie
Hoe ziet congenitale CMV er klinisch uit?
-Groeiterardatie
-Microcefalie
-Chorioretinitis
-Hepatosplenomegalie
-Doofheid
-Petechiën, purpura, icterus
Hoe behandel je een congenitale CMV infectie?
(Val)ganciclovir (ook slechthorendheid vertragen: val!)
Welke presentaties kan HSV geven?
Congenitaal: Rash arm/hand geen blaasjes
Peripartum (85%): full blown herpes (blaasjes) en oogafwijkingen
Postnataal
Wat is de seroprevalentie van HSV onder zwnagere en wat is het merendeel herpes neonatorum voor types?
60-75%. (beschermend)
Meeste herpes neonatorum is HSV-1
Hoe presenteert de kliniek van een perinataele infectie zich bij het kind (herpes)?
-Gelocaliseerd huid/oog/mond
-CZC infectie: slecht drinken, geprikkeld, suf, slap
-Gedissemineerde infectie: visceraal
Op welke manier is er transmissie van herpes –> zodat herpes neonatorum ontstaat
-Perinataal (genitaal) –> bij een vaginale bevalling bij primaire herpes genitalis (50% transmissie)
-Postnataal (koortslip): direct contact
Hoe zien de huidafwijkingen bij herpes neonatorum eruit?
Gegroepeerde blaasjes met lineaire distributie op de ledematen
Hoe ziet de diagnostiek van herpes neonatorum eruit?
Moeder: HSV kweek/PCR bij verdachte laesies zonder voorgeschiedenis herpes genitalis (geen antistoffen)
Kind: 1-2 dagen na bevaling: breed bemonsteren met HSV kweek/PCR
0-4 weken post partum bij ontstaan huidbeeld, sepsis of insulten
In welke stadia kan lues zich bevinden?
Primair: ulcus op genitalis
Secundair: exantheem, gewrichtspijn, koorts, malaise, lymfadenopathie
Latent: subklinisch
Tertiair: Chronische ontstekingshaarden huid, slijmvliezen, botten, organen. (evt neurosyfillis)